Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Het jaar in vogelvlucht

2022 was een keerpunt in het ECB-beleid. Twee schokken die de economie tegelijkertijd troffen veroorzaakten een abrupte verandering van de inflatievooruitzichten. Ten eerste werd het eurogebied geraakt door een ongekende reeks negatieve aanbodschokken, die werden veroorzaakt door verstoringen in de toeleveringsketens als gevolg van de pandemie, de ongerechtvaardigde invasie van Rusland in Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energiecrisis. Dit leidde in alle sectoren van de economie tot aanzienlijk hogere productiekosten. Ten tweede deed zich een vraagschok voor doordat de economie na de pandemie weer op gang kwam. Hierdoor konden bedrijven hun stijgende kosten veel sneller en verder in de prijzen doorberekenen dan in het verleden.

We hadden eind 2021 al aangekondigd dat we de nettoaankopen van activa in het kader van ons programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme – APP) geleidelijk zouden verminderen en die in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme – PEPP) eind maart 2022 zouden beëindigen. Maar onze algemene beleidskoers bleef in hoge mate accommoderend, aangezien deze was toegesneden op het klimaat van zeer lage inflatie van het afgelopen decennium en op de deflatoire risico’s van het begin van de pandemie. We hebben daarom een aantal stappen gezet om onze beleidskoers te normaliseren en snel te reageren op de uitdaging van toenemende inflatie.

We hebben de afbouw van de nettoaankopen in het kader van het APP in maart versneld en in april aangegeven dat we verwachten in het derde kwartaal met deze aankopen te stoppen. Vervolgens hebben we in juli voor het eerst in elf jaar de basisrentetarieven verhoogd en in de daaropvolgende beleidsvergaderingen opnieuw verhogingen doorgevoerd, in een reeks grote stappen. Het tempo van deze aanpassing was een belangrijk signaal aan het publiek dat we vastberaden zijn de inflatie terug te dringen. Dat hielp de inflatieverwachtingen te verankeren, zelfs toen de inflatie sterker begon op te lopen.

Tegelijkertijd hebben we twee belangrijke maatregelen genomen om te waarborgen dat de doorwerking van onze beleidskoers via de financiële markten tijdens deze normalisering van het monetair beleid in heel het eurogebied soepel zou blijven verlopen. Ten eerste besloten we tot flexibiliteit bij het herbeleggen van effecten die in het kader van het PEPP zijn aangekocht en die de vervaldatum hebben bereikt, om risico’s voor het transmissiemechanisme van het monetair beleid als gevolg van de pandemie tegen te gaan. Ten tweede hebben we een nieuw transmissiebeschermingsinstrument geïntroduceerd.

Uit de ontwikkeling van de inflatievooruitzichten werd echter duidelijk dat het bereiken van een min of meer neutrale monetairbeleidskoers alleen niet zou volstaan. De inflatie zou naar verwachting te lang te ver boven onze doelstelling van 2% voor de middellange termijn blijven. We zagen bovendien tekenen dat de inflatie hardnekkiger werd, met een verbreding van de prijsdruk en een verhoging van de onderliggende inflatie. In deze context waren een krapper rentebeleid en tempering van de vraag geboden.

Daarom hebben we in december, na onze laatste beleidsvergadering van het jaar, aangekondigd dat een verdere gestage maar aanzienlijke rentestijging nodig zou zijn, tot dusdanig restrictieve niveaus dat ons inflatiedoel tijdig weer zou worden bereikt. Bij die gelegenheid hebben we eveneens aangekondigd dat de basisrentetarieven weliswaar onze belangrijkste beleidsinstrumenten waren, maar dat we vanaf maart 2023 ook zouden beginnen met het in een gelijkmatig en voorspelbaar tempo afbouwen van de APP-effectenportefeuille. Dit volgde op een in oktober genomen besluit om de voorwaarden van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties aan te passen en zo een belemmering voor vrijwillige vervroegde aflossing van uitstaande middelen weg te nemen. De monetairbeleidsactiva op onze balans daalden tussen eind juni (toen de netto activa-aankopen werden beëindigd) en eind december met ongeveer € 830 miljard, wat bijdroeg tot de normalisering van onze balans.

We hebben echter niet alleen maatregelen ter bestrijding van de hoge inflatie genomen, maar ook het onderzoek en de aanpak van de bredere bedreigingen voor ons mandaat als gevolg van een veranderend klimaat voortgezet. In 2022 hebben we verdere maatregelen genomen om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij onze monetairbeleidstransacties. Zo werd onder meer een eerste klimaatstresstest uitgevoerd op een aantal van de risicoposities op onze balans en is voortgang geboekt met het beter incorporeren van de effecten van klimaatverandering in onze macro-economische modellen. Vanaf oktober zijn we begonnen de aangehouden bedrijfsobligaties in onze monetairbeleidsportefeuilles koolstofvrij te maken door een verschuiving in de richting van emittenten met betere klimaatprestaties door te voeren. We hebben ook besloten dat tegenpartijen van leningen van het Eurosysteem in het vervolg een kleiner aandeel activa van niet-financiële bedrijven met een hoge CO2-voetafdruk in onderpand mogen geven.

Ook in 2022 hebben we ons ingespannen om voorop te blijven lopen bij de technologische ontwikkelingen in betalingssystemen en marktinfrastructuren. Daarvoor hebben we voorbereidingen getroffen voor de overgang van TARGET2 naar een nieuw, gemoderniseerd real-time bruto-vereveningssysteem, en diverse maatregelen om de pan-Europese bereikbaarheid van betalingsdienstaanbieders in het TARGET Instant Payment Settlement (TIPS) systeem te waarborgen. Het aantal instantbetalingen via TIPS is in 2022 verzeventienvoudigd ten opzichte van 2021.

In 2022 was het ook twintig jaar geleden dat de eurobankbiljetten en euromunten werden ingevoerd, een mijlpaal in de Europese geschiedenis en een tastbaar symbool van de Europese integratie. Contant geld is nog altijd het meest gebruikte betaalmiddel onder Europeanen, goed voor bijna 60% van de betalingen, en het lijdt geen twijfel dat het een belangrijke rol zal blijven spelen. Maar de economie wordt steeds digitaler en we moeten ervoor zorgen dat Europeanen ook toegang hebben tot veilige, efficiënte en gemakkelijke digitale betaalmethoden. Daarom onderzoekt het Eurosysteem de mogelijkheid om een digitale euro uit te geven. In het kader van de lopende onderzoeksfase heeft het Eurosysteem in 2022 overeenstemming bereikt over de belangrijkste toepassingen en diverse belangrijke ontwerpkwesties van een digitale euro.

Het jaar was nog niet voorbij of het eurogebied werd opnieuw groter doordat Kroatië op 1 januari 2023 als lid toetrad. Daaruit blijkt dat de euro nog altijd een aantrekkelijke munt is, die de eurolanden stabiliteit brengt.

Dit alles zou niet mogelijk zijn geweest zonder de toewijding van de ECB-medewerkers en hun vastberaden inzet om gezamenlijk de Europeanen te dienen.

Frankfurt am Main, mei 2023

Christine Lagarde

President

Het jaar in cijfers

1 Hoge inflatie te midden van toenemende onzekerheid en vertragende economische groei

In 2022 vertraagde de mondiale groei. De inval van Rusland in Oekraïne, de hoge inflatie en de krappere financieringsvoorwaarden drukten op zowel de ontwikkelde als de opkomende markteconomieën. De wereldwijde inflatiedruk steeg significant, onder invloed van hoge en volatiele grondstoffenprijzen, mondiale aanbodknelpunten en krappe arbeidsmarkten. De euro verzwakte ten opzichte van de Amerikaanse dollar, maar steeg ten opzichte van veel andere valuta’s en was daardoor in nominaal-effectief opzicht stabieler.

In het eurogebied steeg de inflatie van 2,6% in 2021 naar 8,4% in 2022. Deze stijging weerspiegelde vooral de hogere energie- en voedselprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. In het verleden ontstane aanbodknelpunten en enige inhaalvraag als gevolg van de coronapandemie (COVID-19) verhoogden, in combinatie met hoge inputkosten in de productie als gevolg van de stijging van de energieprijzen, de prijsdruk in vele sectoren van de economie. Na een sterke eerste helft van het jaar, toen met name de dienstensector profiteerde van de opheffing van pandemiegerelateerde beperkingen, vertraagde de groei in het eurogebied, grotendeels vanwege de gevolgen van de oorlog in Oekraïne.

1.1 Vertragende economische bedrijvigheid in ontwikkelde en opkomende markteconomieën

De Russische oorlog in Oekraïne drukte op de wereldwijde economische groei doordat de onzekerheid en de inflatie toenamen

De wereldwijde economische groei daalde van 6,4% in 2021 naar 3,4% in 2022, omdat de Russische oorlog in Oekraïne en andere geopolitieke factoren voor onzekerheid zorgden, de inflatie toenam en de financieringsvoorwaarden krapper werden. De vertraging had een brede basis in zowel de ontwikkelde als de opkomende markteconomieën (Grafiek 1.1, paneel a). Dit volgde op een sterk herstel in 2021, voornamelijk dankzij de versoepeling van de pandemiegerelateerde beperkingen en een daaropvolgende stijging van de wereldwijde vraag. Begin 2022 veroorzaakte de oorlog in Oekraïne een nieuwe grote schok voor de wereldeconomie. Deze leidde tot een sterke stijging en zeer grote volatiliteit van de grondstoffenprijzen en ondermijnde de voedselzekerheid, vooral voor de opkomende markteconomieën. Door de stijgende energie- en voedselprijzen nam de inflatiedruk wereldwijd toe, waardoor het reëel beschikbare inkomen van huishoudens daalde en de centrale banken hun monetaire beleid snel verkrapten. In een klimaat van stijgende rente, dalende beurswaarderingen en verhoogde risicoaversie zijn de wereldwijde financieringsvoorwaarden aanzienlijk verkrapt.

Grafiek 1.1

Ontwikkelingen van het mondiale bbp en de wereldhandel

(veranderingen in procenten per jaar)

Bronnen: Haver Analytics, nationale bronnen en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Paneel a): De aggregaten zijn berekend op basis van het bbp, gewogen ten opzichte van de koopkrachtpariteiten. De gekleurde staven geven gegevens aan. De onderbroken lijnen geven de langjarig gemiddelden aan (tussen 1999 en 2022). De meest recente waarnemingen betreffen 2022 zoals geactualiseerd op 18 april 2023. Paneel b): De groei van de wereldhandel wordt gedefinieerd als de groei van de wereldwijde invoer, met inbegrip van het eurogebied. De gekleurde staven geven gegevens aan. De onderbroken lijnen geven de langjarig gemiddelden aan (tussen 1999 en 2022). De meest recente waarnemingen betreffen 2022 zoals geactualiseerd op 18 april 2023.

De groei van de wereldhandel vertraagde in 2022

De groei van de wereldhandel daalde in 2022, maar bleef boven het historisch gemiddelde (Grafiek 1.1, paneel b). De daling was vooral toe te schrijven aan de zwakke bedrijvigheid van de verwerkende industrie. In de eerste helft van het jaar was de wereldhandel nog relatief veerkrachtig, omdat de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en de aanhoudende mondiale aanbodknelpunten deels werden gecompenseerd door het herstel van reis- en vervoersdiensten doordat de pandemiegerelateerde beperkingen werden versoepeld. In de tweede helft van het jaar vertraagde de handel echter significant, met name als gevolg van de lagere invoer vanuit de opkomende markteconomieën. Terwijl de integratie van de mondiale waardeketens sinds de wereldwijde financiële crisis is gestagneerd, hebben de pandemie en de geopolitieke ontwikkelingen de prikkels voor bedrijven om hun productie weer binnenlands te laten plaatsvinden en hun leveranciers te diversifiëren vergroot, wat in de toekomst zou kunnen leiden tot een versnippering van de mondiale waardeketens.

Zowel de totale inflatie als de inflatie ongerekend energie en voedingsmiddelen stegen aanzienlijk

De wereldwijde inflatiedruk – zoals die tot uiting komt in zowel de totale inflatie als de inflatie ongerekend energie en voedingsmiddelen – is in 2022 aanzienlijk toegenomen (Grafiek 1.2). De inflatiedruk werd aangewakkerd door hoge en volatiele grondstoffenprijzen, mondiale aanbodknelpunten, langdurige heropeningseffecten van de pandemie en krappe arbeidsmarkten. In de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) piekte de totale inflatie in oktober met 10,7% (aggregaat) en begon daarna te dalen. De inflatie ongerekend energie en voedingsmiddelen bereikte in diezelfde maand een piek van 7,8%. In de meeste landen was de snelle stijging van de inflatie in de eerste helft van het jaar vooral het gevolg van hogere grondstoffenprijzen. De stijging van de inflatie ongerekend energie en voedingsmiddelen later in het jaar wees erop dat de inflatiedruk een steeds bredere basis had gekregen, zowel in de ontwikkelde als in de opkomende markteconomieën. De onderliggende inflatiedruk werd ook opgedreven door toenemende loondruk, aangezien de arbeidsmarkten in de belangrijkste ontwikkelde economieën krap bleven ondanks de vertraging van de mondiale economische bedrijvigheid.

Grafiek 1.2

Inflatie in het OESO-gebied

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bron: OESO.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2022 zoals geactualiseerd op 18 april 2023.

De energieprijzen stegen na de inval van Rusland in Oekraïne, maar daalden enigszins toen de vraag naar energie daalde en de invoer van LNG toenam

De energieprijzen zijn in 2022 sterk gestegen, maar tegen het einde van het jaar weer enigszins gedaald. De olieprijzen stegen met 6% als gevolg van verstoringen in het aanbod, voornamelijk door de inval van Rusland in Oekraïne, die in het voorjaar een piek in de olieprijzen veroorzaakte. De verstoringen van het aanbod werden deels gecompenseerd door een lagere vraag als gevolg van de wereldwijde economische vertraging en de lockdowns in China. De inval in Oekraïne en verminderde gasleveringen aan Europa leidden daarnaast tot ongekende pieken in de Europese gasprijzen, die in de onmiddellijke nasleep van de Russische inval met meer dan 240% stegen ten opzichte van het begin van het jaar. De sterke stijging van de gasprijzen heeft een zware stempel gedrukt op de Europese energieprijzen in het algemeen, aangezien deze ook heeft geleid tot een stijging van de groothandelsprijzen voor elektriciteit. De gasprijzen matigden in het laatste kwartaal, doordat de toegenomen invoer van vloeibaar aardgas (LNG) en de maatregelen om gas te besparen ervoor zorgden dat de EU aan het begin van het stookseizoen over hoge gasopslagniveaus beschikte, waardoor de gasprijzen eind 2022 grotendeels vergelijkbaar waren met die van vóór de invasie, maar toch nog 14% hoger lagen dan aan het begin van het jaar.

De euro daalde ten opzichte van de Amerikaanse dollar, maar was nominaal-effectief stabieler

De waarde van de euro daalde in 2022 met 6% ten opzichte van de Amerikaanse dollar, maar was nominaal-effectief stabieler (+0,8%), zij het met aanzienlijke schommelingen binnen het jaar. De dollar steeg ten opzichte van de meeste andere valuta’s, doordat het Amerikaanse Federal Reserve System het monetaire beleid verkrapte en het wereldwijde risicosentiment gematigd was. De euro kwam ook onder druk te staan door de hoge energieprijzen en de verslechterende economische vooruitzichten voor het eurogebied. Hij steeg echter ten opzichte van andere belangrijke valuta’s, zoals het Britse pond, de Japanse yen en de Chinese renminbi.

De voornaamste risico’s voor de vooruitzichten voor de mondiale economische groei eind 2022, te midden van grote onzekerheid, omvatten grotere repercussies van de oorlog in Oekraïne, overloopeffecten van een sterkere vertraging van de Chinese economie en krappere financieringsvoorwaarden als gevolg van een snellere opheffing van de monetairbeleidsstimulansen in de belangrijkste ontwikkelde economieën. Dat laatste werd gezien als mogelijke aanleiding voor een grotere kapitaaluitstroom uit de opkomende markteconomieën en een verstoring van de financiële markten. Daarnaast bleven de mondiale grondstoffenmarkten gevoelig voor aanbodrisico’s. Hogere grondstoffenprijzen en een sterkere doorwerking naar de consumentenprijsinflatie zouden de koopkracht sterker uithollen en de mondiale vraag kunnen drukken. Hernieuwde druk in de mondiale toeleveringsketens en een toenemende versnippering van het wereldhandelssysteem kunnen eveneens de groei belemmeren en de inflatie aanwakkeren.

1.2 De groei in het eurogebied verzwakte aanzienlijk in de loop van 2022

Het reële bbp van het eurogebied groeide in 2022 met 3,5%, na in 2021 met 5,3% te zijn gegroeid toen de economie zich herstelde van de met de pandemie samenhangende recessie (Grafiek 1.3). De groei in 2022 weerspiegelde vooral een robuuste bijdrage van de binnenlandse vraag. Tegen het einde van het jaar lag de productie in het eurogebied 2,4% boven het niveau van vóór de pandemie, dat wil zeggen in vergelijking met het laatste kwartaal van 2019. De groeiprestaties liepen echter van land tot land sterk uiteen, wat zowel de verschillende economische structuren weerspiegelt als de mate waarin individuele landen profiteerden van de heropening van de dienstensector en werden getroffen door de inval van Rusland in Oekraïne. Terwijl de sterke opleving van de vraag naar contactintensieve diensten in de eerste helft van het jaar aan dynamiek verloor, begonnen de stijgende energieprijzen de uitgaven en de productie in de hele economie te temperen. Ook het eurogebied voelde het effect van de verzwakking van de mondiale vraag en het krappere monetaire beleid in veel grote economieën tegen de achtergrond van grote economische onzekerheid en afnemend vertrouwen bij zowel bedrijven als huishoudens.

Grafiek 1.3

Reëel bbp van het eurogebied

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 2022.

De monetairbeleidssteun werd ingetrokken, terwijl het begrotingsbeleid bescherming bood tegen de stijging van de energieprijzen

In 2022 werd de monetairbeleidssteun ingetrokken, terwijl het begrotingsbeleid werd toegespitst op bescherming tegen energieprijsstijgingen. Hoewel de normalisatie van het monetaire beleid in december 2021 begon, bleef het monetaire beleid over het algemeen accommoderend, met name in de eerste helft van het jaar. In de tweede helft van het jaar werd de monetairbeleidssteun echter in ongekend grote stappen snel ingetrokken (zie Paragraaf 2.1). De regeringen van het eurogebied hebben begrotingsbeleidsmaatregelen genomen om het effect van de hoge energieprijzen te verzachten. De maatregelen waren grotendeels niet gericht op het primair beschermen van de meest kwetsbare huishoudens en bedrijven. Ongeveer de helft van de maatregelen had effect op de marginale kosten van het energieverbruik en was niet zozeer gericht op het behoud van prikkels om minder energie te verbruiken. Tegelijkertijd werd het structuurbeleid voortgezet om het groeipotentieel van het eurogebied te verhogen. De lopende uitvoering van de investerings- en structurele hervormingsplannen van de landen in het kader van het Next Generation EU-programma (NGEU) leverde een belangrijke bijdrage aan deze doelstellingen.

De particuliere consumptie werd door verschillende schokken getroffen, maar was over het algemeen veerkrachtig

De groei van de particuliere consumptie was in 2022 veerkrachtig doordat het inkomen uit arbeid op peil bleef en besparingen de inhaalvraag ondersteunden (Grafiek 1.4). Deze positieve dynamiek werd vooral geschraagd door de consumptie van diensten, die sterk toenam naarmate de economie weer open ging. Toch vertraagde de particuliere consumptie in de loop van het jaar, als gevolg van zwakke uitgaven aan niet-duurzame goederen tegen een achtergrond van een dalend reëel beschikbaar inkomen en aanhoudende onzekerheid. In totaal zijn de uitgaven van de huishoudens in 2022 met 4,3% gestegen. Door de sterke groei van de werkgelegenheid en de geleidelijke versnelling van de loonstijging leverde het inkomen uit arbeid, dat doorgaans meer voor consumptie wordt gebruikt dan andere inkomstenbronnen, de belangrijkste bijdrage aan de groei van het beschikbare inkomen in 2022. De stijgende inflatie drukte echter steeds zwaarder op het reële beschikbare inkomen tegen het einde van het jaar, waardoor de gunstige effecten van de veerkrachtige arbeidsmarkt en de begrotingssteun teniet werden gedaan.

Grafiek 1.4

Reële bbp-groei in het eurogebied

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

Investeringen geconfronteerd met stijgende energie- en financieringskosten te midden van grote onzekerheid

De groei van de niet-bouwinvesteringen – een maatstaf voor particuliere investeringen anders dan in woningen – fluctueerde in 2022 sterk (Grafiek 1.5)[1]. Als we de bijzonder volatiele Ierse immateriële investeringscomponent[2] buiten beschouwing laten, vertraagde de groei van de niet-bouwinvesteringen in de loop van het jaar. Deze begon het jaar sterk, gestimuleerd door een grote vraag, sterke bedrijfswinsten en gunstige financieringsvoorwaarden, nu de pandemiegerelateerde beperkingen werden opgeheven. De Russische oorlog in Oekraïne en de daaropvolgende energiecrisis leidden in combinatie met de vermindering van de monetairbeleidsstimulansen echter tot stijgende energie- en financieringskosten voor bedrijven. Samen met de vertragende binnenlandse en mondiale vraag in een klimaat van grote onzekerheid verminderde dit hun stimulansen om te investeren. Eind 2022 lagen de niet-bouwinvesteringen ver onder het niveau van het vierde kwartaal van 2019, dat werd gestimuleerd door een aanzienlijke stijging van de immateriële investeringen. Als we de Ierse immateriële investeringen buiten beschouwing laten, was dat eind 2020 al hersteld. In totaal groeiden de niet-bouwinvesteringen in 2022 met 5,2%.

Grafiek 1.5

Reële investeringen in het eurogebied

(mutaties in procenten per kwartaal; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

De investeringen in woningen zijn in het eerste kwartaal van 2022 in fors tempo toegenomen doordat de vraag naar woningen werd ondersteund door gunstige financieringsvoorwaarden, de opbouw van grote bedragen aan spaargelden en inkomensondersteunende maatregelen. In de daaropvolgende kwartalen daalden deze echter weer, doordat de vraag kromp door de stijgende hypotheekrente en de onzekerheid over de oorlog in Oekraïne, en het aanbod leed onder de snel stijgende kosten als gevolg van tekorten aan materialen en arbeidskrachten. Eind 2022 lagen de investeringen in woningen ongeveer 3% boven het niveau van vóór de pandemie, na een groei van 1,1% in 2022 als geheel.

De handel werd beïnvloed door hogere energiekosten, knelpunten in de toeleveringsketens en een afnemende mondiale vraag

De goederenhandelsbalans van het eurogebied is in 2022 omgeslagen in een tekort, grotendeels als gevolg van de hogere kosten van de energie-invoer en een matige exportprestatie. Aan de invoerzijde ging de krachtige groei onder impuls van de opbouw van energievoorraden en de toenemende invoer van halffabricaten gepaard met sterk stijgende prijzen, vooral voor de invoer van energie. De goederenuitvoer werd gehinderd door een nieuwe toename van de knelpunten in de toeleveringsketens in de eerste helft van 2022. Deze bleef vervolgens gematigd doordat de mondiale vraag verzwakte en de problemen met de toeleveringsketens slechts geleidelijk verbeterden. De uitvoer van diensten, met name toeristische diensten, profiteerde daarentegen van de versoepeling en geleidelijke opheffing van pandemiegerelateerde beperkingen. Over het geheel genomen was de bijdrage van de handel aan de bbp-groei in het eurogebied in 2022 vrijwel neutraal.

Arbeidsmarkten

De arbeidsmarkt bleef in 2022 over het algemeen veerkrachtig

De arbeidsmarkt bleef zich duidelijk herstellen van de pandemie, naast de opleving van de economische bedrijvigheid in het eurogebied. In het vierde kwartaal van 2022 waren de totale werkgelegenheid en het totale aantal gewerkte uren respectievelijk 2,3% en 0,6% hoger dan in het vierde kwartaal van 2019 (Grafiek 1.6). De arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep 15-74 jaar is in het vierde kwartaal van 2022 gestegen tot een niveau van 65,2%, 0,5 procentpunt hoger dan in het vierde kwartaal van 2019. In lijn met de werkgelegenheidsgroei is de werkloosheid verder gedaald van een al historisch laag niveau van 6,9% in januari 2022 tot 6,7% eind 2022 (Grafiek 1.7). Er werd minder een beroep gedaan op regelingen voor behoud van arbeidsplaatsen die het aantal ontslagen tijdens de crisis hadden beperkt, en werknemers die onder dergelijke regelingen vielen, hervatten grotendeels hun normale werkuren.

Grafiek 1.6

Werkgelegenheid, aantal gewerkte uren en arbeidsparticipatie

(links: index, 2019-IV = 100; rechts: procenten van de potentiële beroepsbevolking)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

Grafiek 1.7

Werkloosheid en de beroepsbevolking

(links: mutaties in procenten op kwartaalbasis, bijdragen in procentpunten; rechts: procenten van de beroepsbevolking)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

De arbeidsmarkt van het eurogebied bleef in 2022 over het algemeen veerkrachtig ondanks de Russische oorlog in Oekraïne, zoals ook blijkt uit de aanhoudend hoge aantallen vacatures tegen het einde van het jaar. Toch zijn de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de enquête-indicatoren voor de vraag naar arbeid in de tweede helft van het jaar afgezwakt. In Kader 1 worden de arbeidsmarktontwikkelingen in de Verenigde Staten en het eurogebied met elkaar vergeleken, met het oog op een beter begrip van de verschillen en overeenkomsten in de drijvende krachten achter het herstel van de pandemie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de lonen.

1.3 Begrotingsbeleidsmaatregelen om een levensonderhoudskostencrisis aan te pakken

Het overheidstekort in het eurogebied is in 2022 gedaald doordat de pandemiegerelateerde maatregelen afliepen en slechts gedeeltelijk werden gecompenseerd door nieuwe steunmaatregelen

In 2022 werden de regeringen van het eurogebied voor het derde opeenvolgende jaar geconfronteerd met nieuwe uitdagingen die vroegen om een reactief begrotingsbeleid. Het overheidstekort in het eurogebied daalde van 5,1% in 2021 tot 3,5% van het bbp in 2022 (Grafiek 1.8) doordat de pandemiegerelateerde steunmaatregelen afliepen en slechts gedeeltelijk werden gecompenseerd door nieuwe steunmaatregelen. Die laatste waren bedoeld om de stijgende energieprijzen en de gevolgen daarvan − namelijk hogere kosten van levensonderhoud voor huishoudens en hogere kosten voor bedrijven − tegen te gaan. In mindere mate financierden zij ook uitgaven in verband met de Russische oorlog in Oekraïne. Dezelfde ontwikkelingen komen tot uiting in de koers van het begrotingsbeleid, die in 2022 voor het tweede jaar op rij matig is verkrapt.[3] Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, is tot nu toe echter slechts iets meer dan een derde van de versoepeling in 2020 ongedaan gemaakt.

Grafiek 1.8

Begrotingssaldo en begrotingskoers eurogebied

(in procenten bbp)

Bronnen: Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2022 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De begrotingskoersmaatstaf houdt rekening met uitgaven gefinancierd met subsidies uit de NGEU-faciliteit voor herstel en veerkracht en andere structurele EU-middelen.

De maatregelen in verband met de inflatie en de Russische oorlog in Oekraïne waren echter omvangrijk en breed van opzet

Toen de energieprijzen eind 2021 sterker begonnen te stijgen, hebben de regeringen van het eurogebied steunmaatregelen genomen ter waarde van ongeveer 0,2% van het bbp. Deze bestonden uit subsidies, indirecte belastingverlagingen en overdrachten aan huishoudens en bedrijven. In 2022, na de inval van Rusland in Oekraïne, breidden de regeringen dergelijke maatregelen snel uit tot ongeveer 1,9% van het bbp (Grafiek 1.9), waarbij ook kapitaaloverdrachten aan energieproducerende bedrijven plaatsvonden. Bovendien steeg de overheidssteun met 0,2% van het bbp, onder andere als gevolg van uitgaven voor vluchtelingen en militaire uitgaven. De steunmaatregelen voor energie en inflatie werden slechts in geringe mate gecompenseerd door nieuwe financieringsmaatregelen, zoals hogere directe belastingen voor energieproducenten die grote bijzondere baten hadden. Hierdoor bleef hun netto begrotingseffect aanzienlijk, namelijk ongeveer 1,7% van het bbp. In totaal bedroeg de bruto discretionaire steun (energie- en inflatiesteun plus vluchtelingengerelateerde en militaire uitgaven) 2,1% van het bbp van het eurogebied en, ongerekend nieuwe financiering, 1,9% van het bbp (Grafiek 1.10).

Grafiek 1.9

Begrotingssteun in het eurogebied als reactie op hoge energieprijzen en inflatie

(in procenten bbp, niveau per jaar)

Bronnen: Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2022 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Positieve cijfers duiden op begrotingssteun. De balken en totalen geven de bruto begrotingssteun aan. Het netto-effect toont de brutosteun minus de discretionaire financieringsmaatregelen voor de aangegeven doeleinden, zoals vastgesteld door de medewerkers van het Eurosysteem.

Grafiek 1.10

Begrotingssteun van het eurogebied in verband met hoge energieprijzen, inflatie en de Russische oorlog in Oekraïne

(in procenten bbp 2022, niveau per jaar)

Bronnen: Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2022 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Positieve cijfers duiden op begrotingssteun. De balken en totalen geven de bruto begrotingssteun aan. Het netto-effect toont de brutosteun minus de discretionaire financieringsmaatregelen voor de aangegeven doeleinden, zoals vastgesteld door de medewerkers van het Eurosysteem.

De overheidssteunmaatregelen waren in geringe mate gericht

De steunmaatregelen moeten tijdelijk zijn, gericht op de meest kwetsbare huishoudens en bedrijven, en toegesneden op het behoud van prikkels om minder energie te verbruiken. Begrotingsmaatregelen die niet aan deze beginselen voldoen zullen de inflatiedruk waarschijnlijk verhogen, waardoor een krachtigere monetaire beleidsreactie nodig zou zijn, en drukken op de overheidsfinanciën. Aangezien slechts een klein deel van deze maatregelen gericht was (12% volgens de projecties van medewerkers van het Eurosysteem van december 2022[4]), is het belangrijk dat regeringen deze maatregelen dienovereenkomstig aanpassen.

Opeenvolgende schokken voor de overheidsfinanciën vergroten de noodzaak van een prudent begrotingsbeleid op de middellange termijn

De pandemie, de Russische oorlog in Oekraïne en de begrotingsuitgaven ter compensatie van de hoge inflatie zijn opeenvolgende grote schokken voor de overheidsfinanciën. Zij vonden plaats tegen een achtergrond van een reeds hoge schuldquote van de overheid. Terwijl de pandemie heeft geleid tot hoge kosten voor de overheidsfinanciën en de oorlog in Oekraïne de risico’s voor de economische groeivooruitzichten heeft geïntensiveerd, is het netto-effect van de inflatieschok op het schuldniveau minder duidelijk. Hoewel hogere belastingopbrengsten een neerwaarts effect op de schuldquote zullen hebben, heeft de hoge inflatie geleid tot een normalisering van het monetaire beleid en dus tot stijgende financieringskosten. Daarnaast hebben de overheidsuitgaven de neiging de ontvangsten uiteindelijk in te halen, terwijl de inflatie de productiegroei negatief beïnvloedt.

De druk op de overheidsfinanciën zal waarschijnlijk toenemen

De druk op de overheidsfinanciën zal waarschijnlijk toenemen. Deze zal onder meer voortvloeien uit de noodzaak om de energietransitie te intensiveren en de investeringen in een groenere en meer digitale economie te vergroten, bovenop de stijgende begrotingskosten die het gevolg zijn van de vergrijzing. Daarom is het van belang dat de toegenomen kwetsbaarheid van de overheidsfinanciën in het eurogebied wordt aangepakt door middel van zowel groeibevorderende hervormingen als een geleidelijke verlaging van de hoge schuldquotes. Dit vereist een snelle uitvoering van de investerings- en structurele hervormingsplannen in het kader van het Next Generation EU-programma en een prudent begrotingsbeleid voor de komende jaren.

1.4 Sterke stijging van de inflatie in het eurogebied

De totale inflatie in het eurogebied, gemeten naar de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), bedroeg in 2022 gemiddeld 8,4%, een sterke stijging ten opzichte van 2,6% in 2021. De inflatie steeg het hele jaar door, in de latere maanden tot hoge percentages van ongeveer 10% op jaarbasis. De energieprijzen waren de belangrijkste factor achter de stijging van de totale inflatie, en ook de voedselprijzen stegen steeds sterker, vooral na de Russische inval in Oekraïne in februari. Daarnaast hebben de aanhoudende aanbodknelpunten voor industriële goederen, het herstel van de vraag na de versoepeling van de pandemiegerelateerde beperkingen, vooral in de dienstensector, en de waardevermindering van de euro de inflatiedruk verhoogd (Grafiek 1.11). De prijsdruk verspreidt zich in het algemeen over steeds meer sectoren, onder meer door het indirecte effect van de hoge energiekosten op de hele economie. Ook de verschillen in inflatiepercentages tussen de landen van het eurogebied zijn aanzienlijk toegenomen, wat vooral de verschillende mate van blootstelling aan de schokken van de grondstoffen- en energieprijzen weerspiegelt. De meeste maatstaven voor de onderliggende inflatie zijn in de loop van het jaar aanzienlijk gestegen. Eind 2022 zouden de factoren achter de sterke inflatiestijging afnemen en in de loop van 2023 zou de inflatie naar verwachting afnemen.

Grafiek 1.11

Totale inflatie en de belangrijkste componenten ervan

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2022.

Energie- en voedselprijzen stuwden de inflatie op

Ongeveer de helft van de daling van de gemiddelde totale inflatie in 2022 was direct toe te schrijven aan de ontwikkeling van de energieprijscomponent. De energie-inflatie was aan het begin van het jaar al hoog en steeg vervolgens sterk na de inval van Rusland in Oekraïne vanwege de vrees dat de energievoorziening zou kunnen worden verstoord. In oktober bedroeg de energie-inflatie 41,5%, met grote bijdragen van de gas- en elektriciteitsprijzen, waarvan de onderliggende groothandelsprijzen waren losgekoppeld van de olieprijzen. De regeringen hebben omvangrijke begrotingsmaatregelen genomen die het kortetermijneffect van de stijgende energieprijzen enigszins hebben helpen temperen (zie Paragraaf 1.3). De uiteenlopende intensiteit van deze maatregelen droeg bij tot de verschillen in energie-inflatie tussen de landen van het eurogebied, waarbij de Baltische staten de hoogste cijfers noteerden. De stijging van de energiekosten heeft ook een aanzienlijke opwaartse druk uitgeoefend op de voedselprijzen, die met verschillende vertragingen werden beïnvloed. De oorlog in Oekraïne had ook een directer effect op de voedselprijzen, aangezien zowel Rusland als Oekraïne belangrijke exporteurs zijn van graan en de mineralen die worden gebruikt bij de productie van meststoffen.[5] De bijdrage van de totale voedselinflatie aan de totale HICP-inflatie bedroeg in december 2022 2,9 procentpunten, aanzienlijk meer dan in 2021, als gevolg van een stijging van zowel de onbewerkte als de bewerkte component.

De onderliggende inflatie steeg sterk, met enige tekenen van afvlakking aan het einde van het jaar

De indicatoren voor de onderliggende inflatie trokken in de loop van 2022 aanzienlijk aan, hoewel er naar het einde van het jaar toe enige tekenen van afvlakking waren. De HICP-inflatie ongerekend energie en voedingsmiddelen lag met 2,3% aan het begin van het jaar al boven de inflatiedoelstelling van de ECB en steeg in december tot 5,2%. Gemiddeld steeg de inflatie voor industriële goederen met uitzondering van energie tot 4,6% in 2022, terwijl de diensteninflatie 3,5% bereikte. De prijsdruk was grotendeels het gevolg van dezelfde factoren: zeer sterke stijgingen van de inputkosten, die gedeeltelijk verband hielden met de stijging van de energiegrondstoffenprijzen, en pandemiegerelateerde factoren zoals mondiale aanbodknelpunten en heropeningseffecten. Ook de waardevermindering van de euro gedurende het grootste deel van het jaar droeg bij tot de inflatiedruk. Doordat de verstoringen van de toeleveringsketens in de tweede helft van 2022 geleidelijk afnamen en de grondstoffenprijzen daalden, nam de druk in de vroege stadia van de prijsketen na de zomer af. Door de vertraagde doorwerking bleef de inflatie echter hoog. De inhaalvraag na de opheffing van de pandemiegerelateerde beperkingen heeft bijgedragen tot een gunstig prijsklimaat voor bedrijven, met name voor contactintensieve diensten. Over het algemeen werd de prijsdruk steeds hardnekkiger en breder. Daardoor stegen alle indicatoren van de onderliggende inflatie.

De loondruk nam tegen het einde van het jaar toe door een sterke arbeidsmarkt en enige mate van compensatie voor de hoge inflatie

De binnenlandse kostendruk in het eurogebied, gemeten naar de groei van de bbp-deflator, is in 2022 gemiddeld met 4,7% toegenomen, waarmee de in 2021 ingeslagen weg wordt voortgezet (Grafiek 1.12). De druk vanuit de loonontwikkeling bleef in de eerste helft van het jaar gematigd, maar werd naar het einde van het jaar toe hoger. De jaarlijkse groei van de beloning per werknemer steeg in 2022 tot gemiddeld 4,5%, na 3,9% in 2021 en gemiddeld 1,7% in de periode vóór de pandemie (tussen 2015 en 2019). De stijging ten opzichte van het voorgaande jaar was gedeeltelijk te wijten aan een toename van het gemiddelde aantal gewerkte uren naarmate het effect van de regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen wegebde. De contractlonen, die in mindere mate door het effect van de overheidsmaatregelen werden beïnvloed, stegen in 2022 met gemiddeld 2,8% per jaar, iets minder dan de feitelijke loongroei, wat weerspiegelt dat de loondruk tegen het einde van het jaar toenam. De inflatiecompensatie werd in 2022 een steeds belangrijker aspect bij loononderhandelingen, vooral omdat de arbeidsmarkten sterk bleven. De stijging van de arbeidskosten werd tot op zekere hoogte gecompenseerd door een toename van de arbeidsproductiviteit. De winst per eenheid in alle sectoren droeg in de loop van het jaar positief bij tot de bbp-deflator, wat erop wijst dat de bedrijven de stijgingen van de inputkosten konden doorberekenen in de verkoopprijzen.

Grafiek 1.12

Uitsplitsing van de bbp-deflator

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2022.

De langetermijninflatieverwachtingen stegen verder, maar bleven grotendeels verankerd op het streefcijfer van de ECB

De inflatieverwachting op langere termijn van de professionele voorspellers, die eind 2021 1,9% bedroeg, is in de loop van het jaar gestegen tot 2,2% in het vierde kwartaal van 2022 (Grafiek 1.13). Ook uit andere enquêtegegevens, zoals die van de ECB Survey of Monetary Analysts en van Consensus Economics, blijkt dat de inflatieverwachtingen op langere termijn verankerd zijn op of net boven 2%, ondanks hogere verwachtingen voor de kortere termijn. Marktconforme maatstaven voor de inflatiecompensatie op langere termijn, met name de aan de inflatie gekoppelde swaprente voor vijf jaar vooruit, daalden aan het begin van het jaar in afwachting van een verkrapping van het monetaire beleid, maar trokken na het uitbreken van de Russische oorlog in Oekraïne geleidelijk weer aan en kwamen eind december uit op 2,38%. Belangrijk om op te merken is dat marktgebaseerde maatstaven van inflatiecompensatie geen directe maatstaf zijn voor de feitelijke inflatieverwachtingen van marktpartijen, omdat deze inflatierisicopremies omvatten om de onzekerheid over de inflatie te compenseren.

Grafiek 1.13

Enquête- en marktgebaseerde indicatoren van de inflatieverwachtingen

(veranderingen in procenten per jaar)

Bronnen: Eurostat, Refinitiv, Consensus Economics, ECB Survey of Professional Forecasters (SPF) en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De reeksen marktgebaseerde indicatoren van inflatiecompensatie zijn gebaseerd op de eenjaars contante inflatieswaprente en de eenjaars termijnrente één jaar vooruit, de eenjaars termijnrente twee jaar vooruit, de eenjaars termijnrente drie jaar vooruit en de eenjaars termijnrente vier jaar vooruit. De meest recente waarnemingen voor marktgebaseerde indicatoren van inflatiecompensatie betreffen 30 december 2022. De SPF voor het vierde kwartaal van 2022 is uitgevoerd tussen 30 september en 6 oktober 2022. De sluitingsdatum voor de langetermijnprognoses van Consensus Economics was oktober 2022, terwijl de sluitingsdatum van SPF voor 2022 en 2023 december 2022 was. De meest recente waarneming voor de HICP betreft december 2022.

1.5 Strengere krediet- en financieringsvoorwaarden naarmate het monetaire beleid normaliseert

Normalisatie van het monetaire beleid leidde tot hogere obligatierentes, te midden van een aanzienlijke volatiliteit

Aangezien de inflatiedruk in de gehele economie toenam (zie Paragraaf 1.4), heeft de ECB in 2022 beslissende maatregelen genomen om het monetaire beleid te normaliseren en te voorkomen dat de inflatieverwachtingen op langere termijn boven haar streefcijfer van 2% zouden uitkomen (zie Paragraaf 2.1). De risicovrije lange rente was volatieler dan in 2021, deels vanwege de zeer grote onzekerheid over de inflatie en de reactie van de monetaire autoriteiten in de hele wereld, met inbegrip van het eurogebied. De obligatierendementen zijn over het geheel genomen gestegen. Het tienjaars bbp-gewogen gemiddelde rendement op staatsobligaties in het eurogebied volgde de ontwikkeling van de risicovrije rente op de voet (Grafiek 1.14). Op landenniveau bleven de spreads op overheidsobligaties ondanks enkele verschillen over het algemeen binnen de perken, deels dankzij de aankondiging van de Raad van Bestuur in juni dat deze flexibiliteit zou betrachten bij het herinvesteren van aflossingen die in de portefeuille van het noodaankoopprogramma in verband met de pandemie komen te vervallen en de goedkeuring in juli van het transmissiebeschermingsinstrument (zie Paragraaf 2.1). Het bbp-gewogen gemiddelde van de rendementen op tienjarige nominale staatsobligaties in het eurogebied bedroeg op 31 december 2022 3,26%, bijna 300 basispunten hoger dan eind 2021.

Grafiek 1.14

Lange rente en de kosten van leningen voor bedrijven en huishoudens voor de aankoop van een huis

(in procenten per jaar)

Bronnen: Bloomberg, Refinitiv en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De gegevens hebben betrekking op het bbp-gewogen gemiddelde van het rendement op tienjaars overheidsobligaties (dagelijks), de tienjaars overnight index swap (OIS) rente (dagelijks), de kosten van leningen voor niet-financiële ondernemingen (maandelijks) en de kosten van leningen voor huishoudens voor de aankoop van een huis (maandelijks). De indicatoren voor de kosten van leningen zijn berekend door korte en lange bancaire rentes te aggregeren op basis van een 24-maands voortschrijdend gemiddelde van nieuwe contracten. De meest recente waarnemingen betreffen 31 december 2022 voor dagelijkse gegevens en december 2022 voor maandelijkse gegevens.

Financieringsvoorwaarden op obligatie- en aandelenmarkten verkrapt

Verwachtingen van een hogere rente en een lagere winstgroei op lange termijn zetten de aandelenkoersen onder druk. Over het geheel genomen waren de aandelenkoersen in het eurogebied zeer volatiel en daalden deze in 2022. De brede indices van de aandelenkoersen van niet-financiële ondernemingen en banken in het eurogebied (Grafiek 1.15) stonden op 31 december 2022 ongeveer 16% respectievelijk 4,4% onder hun niveaus van eind 2021. Aangezien ook het rendement op bedrijfsobligaties aanzienlijk is gestegen, zowel in de categorie kredietwaardig als in de categorie ‘high yield’, zijn de financieringsvoorwaarden in het eurogebied aanzienlijk verkrapt.

Grafiek 1,15

Aandelenindices in het eurogebied en de Verenigde Staten

(index: 1 januari 2021 = 100)

Bronnen: Bloomberg, Refinitiv en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Voor het eurogebied zijn de Refinitiv-marktindex voor niet-financiële ondernemingen en de EURO STOXX-bankenindex weergegeven; voor de Verenigde Staten zijn de Refinitiv-marktindex voor niet-financiële ondernemingen en de S&P-bankenindex weergegeven. De meest recente waarnemingen betreffen 31 december 2022.

Tegen de achtergrond van de normalisering van het monetaire beleid en de algemene marktontwikkelingen zijn de financieringskosten van banken en de rentetarieven voor bancaire kredietverlening in 2022 sterk gestegen. De algemene opwaartse trend van de rente op bankobligaties, de geleidelijke verhoging van de vergoeding voor cliëntendeposito’s en een wijziging van de voorwaarden van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III) tegen het einde van het jaar hebben alle bijgedragen tot een stijging van de financieringskosten van banken. Als gevolg daarvan stegen de nominale rentetarieven voor bancaire kredietverlening in 2022 tot een niveau dat voor het laatst in 2014 werd opgetekend. Uit de enquête over de kredietverlening door banken in het eurogebied blijkt ook dat de kredietnormen (d.w.z. interne richtsnoeren of goedkeuringscriteria voor kredietverlening) van banken voor leningen aan huishoudens en bedrijven aanzienlijk zijn aangescherpt. De samengestelde rentetarieven voor bancaire kredietverlening aan huishoudens voor de aankoop van een huis bedroeg eind 2022 2,94%, een cumulatieve stijging met 163 basispunten sinds eind 2021, en het equivalente tarief voor niet-financiële ondernemingen bedroeg 3,41%, een stijging met 205 basispunten (Grafiek 1.14). In verhouding tot de veranderingen in de belangrijkste rentetarieven van de ECB waren deze ontwikkelingen grotendeels in overeenstemming met eerdere perioden van verkrapping van het monetaire beleid, en de verschillen in de rentetarieven voor kredietverlening tussen de landen bleven binnen de perken. Dit wijst erop dat de veranderingen in het monetaire beleid van de ECB soepel doorwerken in het gehele eurogebied.

De kredietgroei steeg in de eerste helft van 2022, maar vlakte daarna af voor zowel huishoudens als bedrijven

De kredietgroei nam in de eerste helft van 2022 toe, maar de nieuwe kredietverlening nam na de zomer af als gevolg van strengere kredietvoorwaarden (Grafiek 1.16). De jaarlijkse groei van kredietverlening door banken aan huishoudens zwakte af tot 3,8% voor het jaar als geheel als gevolg van de stijgende rente, de strengere kredietnormen en het gedaalde consumentenvertrouwen. De jaarlijkse groei van kredietverlening door banken aan bedrijven nam in 2022 nog toe tot 6,3%, hoewel dit verschillende ontwikkelingen in de loop van het jaar verhulde. De nominale kredietgroei was robuust gedurende het grootste deel van het jaar en weerspiegelde de behoefte van bedrijven om werkkapitaal en voorraden te financieren in het licht van aanhoudende aanbodknelpunten en verhoogde kosten. In de laatste maanden van het jaar daalde de kredietverlening door banken aan bedrijven echter sterk, wat het effect van de strengere financieringsvoorwaarden op vraag- en aanbodfactoren weerspiegelde. Ook de netto-uitgifte van schuldbewijzen, die voor de ondernemingen duurder was geworden, daalde in de loop van het jaar. In totaal daalden de nettostromen van externe financiering naar niet-financiële ondernemingen in 2022, voornamelijk als gevolg van een vermindering van intragroepsleningen als vorm van financiering (Grafiek 1.17). Uit de enquête over de toegang tot financiering van bedrijven blijkt bovendien dat bedrijven steeds pessimistischer zijn over de toekomstige beschikbaarheid van de meeste externe financieringsbronnen.

Grafiek 1.16

M3-groei en de groei van het krediet aan niet-financiële ondernemingen en huishoudens

(veranderingen in procenten per jaar)

Bron: ECB.
Toelichting: De tweede lijn geeft de groei weer van kredietverlening aan de private sector De private sector, gedefinieerd als niet-monetaire financiële instellingen met uitzondering van de overheidssector, omvat hoofdzakelijk niet-financiële ondernemingen en huishoudens. De meest recente waarnemingen betreffen december 2022.

Grafiek 1.17

Netto externe financieringsstromen naar niet-financiële ondernemingen

(stromen op jaarbasis in EUR miljard)

Bronnen: ECB en Eurostat.
Toelichting: MFI: monetaire financiële instelling. Bij “leningen van niet-MFI’s en van de rest van de wereld” bestaan niet-monetaire financiële instellingen uit overige financiële intermediairs, pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen. “MFI-leningen” en “leningen van niet-MFI’s en van de rest van de wereld” zijn gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties. “Overige” verwijst naar het verschil tussen het totaal en de in de grafiek opgenomen instrumenten en bestaat hoofdzakelijk uit intragroepsleningen en handelskredieten De jaarlijkse stroom voor een jaar wordt berekend als een vierkwartaalssom. De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

De groei van het ruime monetaire aggregaat nam af naarmate de netto-aankopen van activa door het Eurosysteem werden beëindigd en de kredietverlening afnam

Het tempo van de accumulatie van deposito’s is afgenomen ten opzichte van de hoge niveaus die tijdens de pandemie werden geregistreerd, voornamelijk als gevolg van de toegenomen uitgaven door de stijgende prijzen en de hogere rendementen op alternatieve spaarvormen in overeenstemming met de normalisering van het monetaire beleid. De jaarlijkse groei van het ruim monetair aggregaat (M3) nam verder af tot 4,1% in 2022 (Grafiek 1.16), als gevolg van het beëindigen van de netto-aankopen van activa door het Eurosysteem in juli, een lagere kredietcreatie in het laatste kwartaal van 2022 en een netto monetaire uitstroom naar de rest van de wereld in verband met de hogere energierekening van het eurogebied.

Kader 1
Arbeidsmarktontwikkelingen in 2022 in het eurogebied en de Verenigde Staten

Tegen de achtergrond van grote onzekerheid in 2022 waren arbeidsmarktanalyses een essentieel element bij de beoordeling van de toestand van de economie en de mate van onderbenutting. In dit Kader worden de overeenkomsten en verschillen onderzocht tussen de arbeidsmarkt van het eurogebied en die van de VS wat betreft hun herstel van de pandemie.

Ontwikkeling van het totale aantal gewerkte uren

In 2022 herstelde het totale aantal gewerkte uren zich zowel in het eurogebied als in de Verenigde Staten tot het niveau van vóór de pandemie, maar dat herstel weerspiegelde verschillende verlopen van de componenten vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Terwijl de werkloosheid in 2022 in de Verenigde Staten terug was op het niveau van vóór de crisis en zelfs lager dan in het eurogebied, leek de mate van krapte op de arbeidsmarkt, gemeten naar de verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal werklozen, in de Verenigde Staten sterker te zijn.[6] Deze ontwikkelingen kunnen worden toegeschreven aan zowel variërende beleidsreacties op de pandemie als aan structurele verschillen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt tussen de twee economieën.

Ontwikkeling van de vraag naar arbeid

In 2022 bevonden de twee economieën zich in verschillende stadia van de conjunctuurcyclus. De cyclische vraag naar arbeid was in de Verenigde Staten sterker en daardoor deels verantwoordelijk voor de grotere krapte op de arbeidsmarkt. In het eurogebied herstelde de economische bedrijvigheid zich later van het dieptepunt tijdens de pandemie dan in de Verenigde Staten. Het reële bbp in het eurogebied keerde in het laatste kwartaal van 2021 terug naar het niveau van vóór de crisis, terwijl in de Verenigde Staten het niveau van vóór de crisis al in het eerste kwartaal van 2021 was bereikt. Tot op zekere hoogte weerspiegelde dit meer restrictieve en wijdverspreide lockdown-maatregelen in veel landen van het eurogebied tijdens de tweede golf van de pandemie dan in de Verenigde Staten, naast verschillen in de vaccinatiesnelheid. Een belangrijkere factor was echter de verschillende omvang en focus van de begrotingsmaatregelen. De begrotingssteun in het eurogebied was toegespitst op het opvangen van arbeidsplaatsverliezen door bedrijven te ondersteunen en de automatische stabilisatoren hun werk te laten doen. De Amerikaanse begrotingssteun was groter en meer direct gericht op het ondersteunen van het inkomen van huishoudens, en dus de consumptie, via looncheques en verhoogde werkloosheidsuitkeringen. Daardoor keerde de particuliere consumptie in het eurogebied nog later terug naar het niveau van vóór de crisis dan de algemene economische bedrijvigheid, namelijk pas in het tweede kwartaal van 2022.

Daarnaast reageert de Amerikaanse arbeidsmarkt vanuit een meer structureel perspectief doorgaans sterker op de conjunctuurcyclus dan de arbeidsmarkt van het eurogebied. Uit metingen van het personeelsverloop blijkt dat de Amerikaanse arbeidsmarkt structureel dynamischer is. De term ‘personeelsverloop’ verwijst naar de snelheid waarmee werknemers van een bedrijf of organisatie binnen een bepaalde periode vertrekken en worden vervangen. Een ruwe meting van het personeelsverloop geeft aan dat sinds het begin van de jaren 2000 per maand gemiddeld ongeveer 4% van alle werknemers in de VS van baan veranderde. Voor het eurogebied zijn geen indicatoren voor verloop beschikbaar en de meest vergelijkbare statistieken hebben betrekking op recente baanverlaters en starters (hoewel deze ook betrekking hebben op mensen die van inactiviteit/werkloosheid naar werk gaan en omgekeerd). Deze wijzen met name op een stijging van het aantal starters op de arbeidsmarkt in 2022, maar dit is een minder sterke stijging dan in de Verenigde Staten. Deze dynamiek is ook zichtbaar in het niveau aan vacatures in de twee economische regio’s: dit was in 2022 hoger in de Verenigde Staten dan in het eurogebied (met aanzienlijke verschillen tussen de landen van het eurogebied[7]), waar de nadruk vooral lag op het terugbrengen van behouden personeel naar normale arbeidstijden (Grafiek A).

Kortom, de sterkere structurele dynamiek van de Amerikaanse arbeidsmarkt zette de reeds robuustere vraag naar arbeid nog verder onder druk.

Grafiek A

Krapte op de arbeidsmarkt in het eurogebied en de Verenigde Staten

(verhouding vacatures-werkloosheid)

Bronnen: Eurostat, Haver Analytics, het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Het verschil verwijst naar het cijfer voor de Verenigde Staten minus het cijfer voor het eurogebied. In Frankrijk worden alleen vacatures gemeld voor bedrijven met tien of meer werknemers. Het verlies aan werkgelegenheid tijdens de pandemiecrisis werd in het eurogebied opgevangen door een uitgebreid gebruik van regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen, dat medio 2022 tot een zeer laag niveau was gedaald. De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022.

Ontwikkelingen in het arbeidsaanbod

Tijdens de pandemiecrisis daalde het arbeidsaanbod in de Verenigde Staten meer en herstelde het langzamer na het dieptepunt in het tweede kwartaal van 2020 dan in het eurogebied. Het verschil in tempo van het herstel van het arbeidsaanbod hield gedeeltelijk verband met verschillen in het gevoerde beleid. Ten eerste verliep het herstel van de arbeidsparticipatie in de Verenigde Staten trager. Dit weerspiegelt ten dele het feit dat de grotere aantallen ontslagen in de Verenigde Staten sommige werknemers ertoe brachten de beroepsbevolking te verlaten, terwijl de relatief genereuze inkomenssteun mensen in staat stelde langer buiten de beroepsbevolking te blijven of zelfs het loon te verhogen waartegen zij bereid waren opnieuw aan het werk te gaan. Gedurende heel 2022 bleef de arbeidsparticipatie in de Verenigde Staten onder het niveau van vóór de pandemie, in schril contrast met het eurogebied, waar de participatiegraad het niveau van vóór de pandemie overschreed. Ten tweede worden de recente ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie ook ten dele bepaald door langetermijntrends. In de loop van de tijd is het aandeel van oudere werknemers in de beroepsbevolking, die gewoonlijk minder aan de arbeidsmarkt deelnemen dan jongere werknemers, in beide gebieden toegenomen. In Europa viel deze verschuiving samen met een positieve trend in de participatiegraden als gevolg van een grotere participatie door vrouwen en werd deze gestimuleerd door pensioenhervormingen. Deze trend zette zich door tijdens de pandemie en oudere werknemers ondersteunden de stijging van de arbeidsparticipatie in 2022. In de Verenigde Staten drukten de demografische ontwikkelingen echter in 2022 op de arbeidsparticipatie. Ten slotte werd de netto-instroom van buitenlandse werknemers in beide regio’s weliswaar negatief beïnvloed door de pandemie, maar begon deze in de Verenigde Staten eerder af te nemen, na de aanscherping van het immigratiebeleid tussen 2017 en 2020. Recentelijk is de netto-instroom van buitenlandse werknemers in beide regio’s echter sterk toegenomen.

Loonontwikkelingen

Het verschil in loongroei tussen de Verenigde Staten en het eurogebied is de afgelopen jaren toegenomen, en dit was vooral zichtbaar in 2022. Dit kan grotendeels worden verklaard door de verschillende ontwikkelingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, zoals hierboven uiteengezet. Vanaf het tweede kwartaal van 2020 nam de nominale loongroei in de VS aanzienlijk toe, tot 5,5% in het tweede kwartaal van 2022, gemeten aan de hand van de loonkostenindex (particuliere industrie). Deze is sindsdien gematigd, maar hoog gebleven. De stijging van de loongroei in het eurogebied was in deze periode geleidelijker en beperkter, met een stijging van de onderhandelde lonen (die veel minder worden beïnvloed door regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen dan de beloning per werknemer of per uur) van 2,9% in het vierde kwartaal van 2022 (Grafiek B). De structureel meer dynamische arbeidsmarkt in de Verenigde Staten kan ook de reactie van de lonen op de krapte op de arbeidsmarkt versterken, zoals blijkt uit de hogere loongroei van degenen die van baan veranderen.

Grafiek B

Metingen van de loongroei in het eurogebied en de Verenigde Staten

(veranderingen in procenten per jaar)

Bronnen: Eurostat, Haver Analytics en berekeningen van ECB-medewerkers.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2022 voor zowel de onderhandelde lonen in het eurogebied als de Amerikaanse loonkostenindex (particuliere industrie).

2 Het monetair beleid op weg naar een normalisering

De ECB bleef in 2022 het monetair beleid normaliseren om de uitzonderlijk hoge inflatie te bestrijden, tegen de achtergrond van de Russische invasie in Oekraïne en de aanhoudende effecten van de pandemie. In de eerste fase van de normalisering beëindigde de Raad van Bestuur eind maart de nettoaankopen van activa in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme – PEPP) en begin juli die krachtens het programma voor de aankoop van activa (APP). In de tweede fase werden de basisrentetarieven van de ECB voor het eerst in meer dan een decennium verhoogd, en was de rente op de depositofaciliteit voor het eerst sinds 2014 niet meer negatief. De beleidsrentetarieven werden tijdens de laatste vier vergaderingen van het jaar samen met 250 basispunten verhoogd; daarbij werden de grootste afzonderlijke renteverhogingen ooit genoteerd (Grafiek 2.1). De Raad van Bestuur keurde ook het transmissiebeschermingsinstrument goed om een ordelijke transmissie van het monetair beleid in het hele eurogebied te waarborgen. Voorts gold de voor herinvesteringen in het kader van het PEPP gehanteerde flexibiliteit als eerste verdedigingslinie om pandemiegerelateerde risico’s voor de transmissie tegen te gaan. In december besloot de Raad van Bestuur de monetairbeleidsportefeuille met effecten die het Eurosysteem in het kader van het APP had verkregen, vanaf maart 2023 in een gelijkmatig en voorspelbaar tempo in te krimpen. De balans van het Eurosysteem bereikte in juni 2022 een historisch hoogtepunt van € 8,8 biljoen, en liep vervolgens terug tot € 8,0 biljoen tegen het einde van het jaar. Deze daling was voornamelijk het gevolg van vervallende transacties en vervroegde aflossingen in de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III). De vervroegde aflossingen werden geschraagd door het in oktober genomen besluit van de Raad van Bestuur om de voorwaarden voor TLTRO III-transacties te wijzigen. In overeenstemming met de normalisering van het monetair beleid begon de ECB ook de maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten op te heffen die als reactie op de pandemie waren genomen. Aldus herstelde ze geleidelijk het vóór de pandemie geldende risicotolerantieniveau voor de krediettransacties van het Eurosysteem.

2.1 De intrekking van het accommoderend monetair beleid

Een eerste fase in de normalisering van het beleid: een lager tempo voor de aankopen van activa en de basisvoorwaarden voor renteverhogingen

Begin 2022 hinderde de pandemie nog steeds de economische groei en was de inflatie hoger dan verwacht

Begin 2022 bleef de economie van het eurogebied zich van de pandemie herstellen en verbeterde de arbeidsmarkt verder, niet in de laatste plaats dankzij de ondersteuning door het overheidsbeleid. De vooruitzichten voor de economische groei op korte termijn bleven echter gematigd in het licht van de toenemende nieuwe besmettingen met het coronavirus door de verspreiding van de omikronvariant. Tekorten aan materiaal, apparatuur en arbeidskrachten bleven de productie in sommige bedrijfstakken afremmen, terwijl de hoge energiekosten het reële inkomen reeds aantastten. De inflatie zoals afgemeten aan de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), was de voorgaande maanden scherp gestegen en lag in januari opnieuw hoger dan verwacht. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de hogere energiekosten, die de prijzen in vele sectoren opvoerden, alsook door de hogere prijzen van voedingsmiddelen. Op basis van gegevens aan het begin van het jaar oordeelde de Raad van Bestuur in februari dat de inflatie wellicht langer dan verwacht hoog zou blijven, maar in de loop van het jaar zou afnemen.

In februari zette de Raad van Bestuur de in december 2021 begonnen normalisering van het monetair beleid voort

De Raad van Bestuur bevestigde daarom het tijdens zijn monetairbeleidsvergadering van december 2021 genomen besluit om het tempo van de aankopen van activa tijdens de daaropvolgende kwartalen stapsgewijs verder te verlagen. De Raad had besloten de nettoaankopen van activa in het kader van het PEPP eind maart 2022 te beëindigen, en de aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het PEPP en die de vervaldatum hebben bereikt, ten minste tot eind 2024 te herinvesteren. De Raad van Bestuur beklemtoonde dat, bij een hernieuwde marktfragmentatie in verband met de pandemie, de herinvesteringen in het kader van het PEPP flexibel kunnen worden aangepast inzake timing, activacategorieën en landen telkens als bedreigingen voor de transmissie van het monetair beleid de verwezenlijking van prijsstabiliteit in gevaar zouden brengen. Daarbij zouden ook door Griekenland uitgegeven obligaties kunnen worden aangekocht bovenop de geherinvesteerde aflossingen, om een onderbreking van de aankopen in dat land te vermijden. Een dergelijke onderbreking zou immers de transmissie van het monetair beleid naar de Griekse economie kunnen belemmeren, terwijl die zich nog herstelt van de weerslag van de pandemie.

De invasie in Oekraïne leidde tot een dramatische toename van de economische onzekerheid en de prijsdruk

De Russische invasie in Oekraïne in februari betekende voor Europa een keerpunt. De ongerechtvaardigde oorlog had in 2022, ook in het eurogebied, een materieel effect op de economische bedrijvigheid en de inflatie, via hogere energie- en grondstoffenprijzen, de verstoring van de internationale handel en een geringer vertrouwen. In maart oordeelde de Raad van Bestuur dat de omvang van die effecten zou afhangen van het verloop van de oorlog, de invloed van de sancties en de eventuele toekomstige maatregelen. Gelet op het hoogst onzekere klimaat heeft de Raad van Bestuur naast de gebruikelijke door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied een reeks andere scenario’s in aanmerking genomen. De weerslag van de oorlog werd beoordeeld in het licht van actuele gegevens waaruit bleek dat de onderliggende omstandigheden voor de economie van het eurogebied nog steeds solide waren, dankzij de aanzienlijke beleidsondersteuning. Het aanhoudende herstel van de economie werd gestimuleerd door de afnemende invloed van de omikronvariant van het coronavirus. De knelpunten in de toeleveringsketen bleken wat af te nemen en de arbeidsmarkt verbeterde verder. Niettemin werd de bbp-groei op korte termijn neerwaarts bijgesteld in het basisscenario van de door medewerkers samengestelde projecties van maart, dat een eerste beoordeling van de gevolgen van de oorlog omvatte. Vóór de monetairbeleidsvergadering van de Raad van Bestuur in maart was de inflatie steeds hoger gebleven dan voorspeld, voornamelijk als gevolg van de onverwacht hoge energiekosten. De prijsstijgingen deden zich ook voor in een groter aantal sectoren. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties van december 2021 werd het basisscenario voor de HICP-inflatie in de projecties van maart aanzienlijk opwaarts bijgesteld, terwijl de inflatieverwachtingen op langere termijn voor een reeks indicatoren strookten met de ECB-inflatiedoelstelling van 2% op middellange termijn.

De Raad van Bestuur herzag in maart het aankoopschema voor het APP

Op basis van die geactualiseerde beoordeling en rekening houdend met de onzekere omgeving, herzag de Raad van Bestuur tijdens zijn monetairbeleidsvergadering van maart het aankoopschema voor het APP. De maandelijkse nettoaankopen zullen in april € 40 miljard bedragen, in mei € 30 miljard en in juni € 20 miljard. De ijking van de nettoaankopen voor het derde kwartaal werd afhankelijk gemaakt van binnenkomende gegevens. De Raad van Bestuur bevestigde tevens zijn eerdere besluit dat eventuele aanpassingen van de basisrentetarieven van de ECB enige tijd na het einde van de nettoaankopen in het kader van het APP zouden plaatsvinden. Het verloop van de basisrentetarieven van de ECB werd nog steeds bepaald door de forward guidance van de Raad van Bestuur, en weerspiegelde zijn strategische verbintenis om de inflatie op middellange termijn op 2% te stabiliseren.

In de door medewerkers samengestelde projecties van juni werd het inflatieverloop andermaal opwaarts herzien

De inflatie steeg in mei aanzienlijk, vooral door de weerslag van de oorlog en door een aanhoudende stijging van de prijzen van energie en voedingsmiddelen. Tegelijkertijd was de inflatoire druk breder en krachtiger geworden, waarbij de prijzen van veel goederen en diensten sterk toenamen. Tegen die achtergrond en gelet op de basisprojecties in juni van medewerkers van het Eurosysteem, op grond waarvan de inflatie aan het einde van de projectieperiode boven de doelstelling van 2% zou uitkomen, besloot de Raad van Bestuur op 9 juni verdere stappen te zetten in de normalisering van het monetair beleid. De Raad wilde zich laten leiden door de beginselen van optionaliteit, data-afhankelijkheid, geleidelijkheid en flexibiliteit.

De Raad van Bestuur verklaarde dat hij de nettoaankopen van activa in het kader van het APP zou beëindigen en de rentetarieven zou beginnen te verhogen ...

Ten eerste besloot de Raad van Bestuur de nettoaankopen van activa in het kader van het APP vanaf 1 juli 2022 te beëindigen. De Raad deelde het voornemen mee om de aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het APP en die de vervaldatum hebben bereikt, volledig te blijven herinvesteren, en wel tot geruime tijd na het moment waarop de Raad de basisrentetarieven van de ECB begon te verhogen, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om ruime liquiditeitscondities en een passende monetairbeleidskoers te handhaven.

Ten tweede kwam de Raad van Bestuur in juni tot de conclusie dat was voldaan aan de in zijn forward guidance vastgelegde voorwaarden om te beginnen met het verhogen van de basisrentetarieven van de ECB. Dienovereenkomstig, en in overeenstemming met de eerder meegedeelde beleidsvolgorde, nam de Raad zich voor de basisrentetarieven van de ECB tijdens de monetairbeleidsvergadering van juli met 25 basispunten te verhogen. Tegen september werd een nieuwe verhoging verwacht.

Ten derde ging de Raad van Bestuur, op basis van de beoordeling in juni, ervan uit dat na september een geleidelijk maar duurzaam traject van verdere rentestijgingen passend zou zijn. Dat zou afhangen van de binnenkomende gegevens en van de beoordeling van de inflatieontwikkelingen op middellange termijn.

… en pakte het probleem van de transmissie van het monetair beleid aan

De op 9 juni genomen beslissingen vormden belangrijke stappen in de richting van een normalisering van de monetairbeleidskoers. Tijdens een ad-hocvergadering op 15 juni beoordeelde de Raad van Bestuur de situatie op de financiële markten en de mogelijke fragmentatierisico’s. De Raad onderstreepte zijn vastberadenheid om een ordelijke transmissie van de monetairbeleidskoers in het gehele eurogebied te handhaven. De Raad van Bestuur was met name van oordeel dat de pandemie in de economie van het eurogebied langdurige kwetsbaarheden had teweeggebracht, die bijdroegen tot een ongelijkmatige transmissie van de normalisering van het monetair beleid van de ECB in de landen.

Op basis van die beoordeling besloot de Raad van Bestuur flexibel om te springen met herinvesteringen van vrijvallende aflossingen uit de portefeuille van het PEPP, om de werking van het transmissiemechanisme van het monetair beleid in stand te houden. Daarnaast gelastte de Raad de desbetreffende comités van het Eurosysteem samen met de diensten van de ECB om sneller een nieuw antifragmentatie-instrument te ontwerpen.

Een tweede fase in de normalisering van het beleid: het transmissiebeschermingsinstrument en verhogingen van de beleidsrente

De Raad van Bestuur hechtte in juli zijn goedkeuring aan het transmissiebeschermingsinstrument ...

Tijdens zijn vergadering van 21 juli keurde de Raad van Bestuur het nieuwe transmissiebeschermingsinstrument (Transmission Protection Instrument - TPI) goed. De Raad van Bestuur achtte de invoering van het nieuwe instrument noodzakelijk om de effectieve transmissie van het monetair beleid te ondersteunen, met name tijdens de beleidsnormalisatie. Het TPI zou garanderen dat de monetairbeleidskoers vlot wordt doorgegeven in alle landen van het eurogebied. Het TPI vult het instrumentarium van de ECB aan en kan worden geactiveerd om ongerechtvaardigde, wanordelijke marktontwikkelingen tegen te gaan die een ernstige bedreiging vormen voor de transmissie van het monetair beleid in het hele eurogebied. Mits aan vastgestelde criteria wordt voldaan, kan het Eurosysteem op de secundaire markt effecten aankopen die zijn uitgegeven in landen waar de verslechtering van het financieringsklimaat niet is gewettigd door landenspecifieke fundamentals, om voor zover nodig de risico’s voor het transmissiemechanisme op te vangen. De omvang van de TPI-aankopen zou, indien het mechanisme wordt geactiveerd, afhankelijk zijn van de ernst van de risico’s voor de transmissie van het monetair beleid; de aankopen zouden niet ex ante worden beperkt. De Raad van Bestuur beklemtoonde in juli voorts dat de flexibiliteit bij de herinvesteringen van vrijvallende aflossingen uit de portefeuille van het PEPP in elk geval de eerste verdedigingslinie bleef om pandemiegerelateerde risico’s voor het transmissiemechanisme tegen te gaan. De Raad van Bestuur onderstreepte in juli tevens dat hij de vrijheid zou blijven nemen om rechtstreekse monetaire transacties te verrichten voor landen die aan de vereiste criteria voldoen. Terwijl het TPI bedoeld is om de vlotte transmissie van het monetair beleid in alle landen van het eurogebied te vrijwaren, kunnen rechtstreekse monetaire transacties worden geactiveerd bij ernstige verstoringen op de markten voor overheidsobligaties die met name voortvloeien uit een ongegronde vrees van de beleggers ten aanzien van de omkeerbaarheid van de euro.

De Raad van Bestuur besloot in juli voor het eerst sinds 2011 de beleidsrente op te trekken en verhoogde de drie basisrentetarieven van de ECB met 50 basispunten. De Raad vond het passend om in de normalisering van de beleidsrente een grotere eerste stap te zetten dan tijdens de vorige vergadering was aangekondigd. Dit besluit was gebaseerd op de geactualiseerde beoordeling van de inflatierisico’s door de Raad van Bestuur en op de versterkte ondersteuning die het TPI biedt voor de effectieve transmissie van het monetair beleid. De Raad van Bestuur stipte ook aan dat een verdere normalisering van de rentetarieven in de volgende maanden passend zou zijn.

…en beëindigde zijn forward guidance over de beleidsrente

Het vervroegde loslaten van de negatieve rente in juli stelde de Raad van Bestuur in staat over te schakelen van forward guidance over de rente naar een benadering per vergadering van zijn rentebeslissingen. Die overgang leek gerechtvaardigd in het licht van de uitzonderlijke onzekerheid over de vooruitzichten voor de inflatie en de economie.

Omdat de inflatie in augustus meer dan 9% beliep en op middellange termijn naar verwachting boven de doelstelling zou uitkomen, verhoogde de Raad van Bestuur de rentetarieven in september met nog eens 75 basispunten

In september besloot de Raad van Bestuur de basisrentetarieven van de ECB met nog eens 75 basispunten te verhogen, de grootste renteverhoging in één keer tot dan toe. De Raad nam dat besluit omdat de inflatie veel te hoog bleef en nieuwe gegevens erop wezen dat ze voor geruime tijd boven de doelstelling zou blijven. De fors stijgende prijzen van energie en voedingsmiddelen, de druk aan de vraagzijde in bepaalde sectoren wegens de heropening van de economie en knelpunten bij de toelevering hadden nog steeds een opwaartse invloed op de inflatie, die steeg tot 9,1% in augustus. Net als in de voorgaande maanden nam de prijsdruk verder toe en verspreidde deze zich over de hele economie. De medewerkers van de ECB hadden hun inflatieprojecties in september sterk opwaarts bijgesteld ten opzichte van de projecties van juni; volgens hen zou de HICP-inflatie gedurende de projectieperiode afnemen maar in het laatste jaar nog steeds boven de doelstelling van 2% liggen. Voorts wezen recente gegevens op een aanzienlijke vertraging van de economische groei in het eurogebied, en werd verwacht dat de economie later dat jaar en tijdens het eerste kwartaal van 2023 zou stagneren. De zeer hoge energieprijzen bleven de koopkracht van de particulieren verminderen en de knelpunten bij de toelevering zetten nog steeds een rem op de economische bedrijvigheid. Daarnaast drukten de geopolitieke omstandigheden, met name de Russische oorlog in Oekraïne, het vertrouwen van bedrijven en consumenten. Tegen die achtergrond werden in september de projecties van medewerkers voor de economische groei aanzienlijk neerwaarts bijgesteld voor de rest van 2022 en heel 2023.

De positieve beleidsrentetarieven maakten het tweeledig systeem voor de vergoeding van overreserves onnodig

De verhoging van de basisrentetarieven van de ECB met 75 basispunten in september versnelde de overgang van de zeer accommoderende beleidsrente naar een niveau dat zou zorgen voor een tijdige terugkeer van de inflatie naar de door de ECB vastgelegde doelstelling van 2% op middellange termijn. De Raad van Bestuur verwachtte, op basis van zijn beoordeling, de rentetarieven tijdens de komende vergaderingen verder te verhogen om de vraag te temperen en bescherming te bieden tegen het risico van een aanhoudende opwaartse verschuiving van de inflatieverwachtingen. Omdat de rente op de depositofaciliteit bovendien was verhoogd tot boven nul, was het tweeledig systeem voor de vergoeding van overreserves niet langer noodzakelijk. De Raad van Bestuur besloot daarom het tweeledig systeem op te schorten door de vermenigvuldigingsfactor in te stellen op nul. Om de effectiviteit van de monetairbeleidstransmissie te behouden en een ordelijke marktwerking te waarborgen, besloot de Raad van Bestuur tevens de bovengrens van 0% voor de rentevergoeding op overheidsdeposito's tijdelijk in te trekken. De bovengrens werd tijdelijk vastgesteld op het laagste tarief van ofwel de rente op de depositofaciliteit ofwel de kortetermijnrente voor de euro (euro short-term rate - €STR), ook bij een positieve rente op de depositofaciliteit. De maatregel zou van kracht blijven tot 30 april 2023 en had ten doel om een abrupte uitstroom van deposito’s naar de markt te voorkomen, op een ogenblik dat sommige segmenten van de repomarkten in het eurogebied tekenen van onderpandschaarste vertoonden, en om ruimte te bieden voor een grondige beoordeling van de manier waarop geldmarkten zich aanpasten aan de terugkeer naar positieve rentetarieven.

Een derde fase in de normalisering van het beleid: verdere renteverhogingen en inkrimping van de balans

Aangezien de inflatie wellicht voor geruime tijd hoog zou blijven, verhoogde de Raad van Bestuur de rentetarieven opnieuw met 75 basispunten in oktober …

De inflatie steeg tot 9,9% in september en 10,6% in oktober, de hoogste waarde in de geschiedenis van de gemeenschappelijke munt. De fors stijgende prijzen van energie en voedingsmiddelen, de knelpunten in de toeleveringsketen en het herstel van de vraag na de pandemie hadden geleid tot een verdere uitbreiding van de prijsdruk en een stijging van de inflatie gedurende de zomer. Tegen die achtergrond besloot de Raad van Bestuur in oktober de drie basisrentetarieven van de ECB opnieuw met 75 basispunten te verhogen; de Raad beklemtoonde dat met deze derde opeenvolgende sterke verhoging van de beleidsrente aanzienlijke vooruitgang was geboekt bij het intrekken van het accommoderend monetair beleid.

… en stemde hij de voorwaarden voor TLTRO III-transacties af op de ruimere normalisering van het beleid

De Raad van Bestuur besloot in oktober ook om de voorwaarden voor de TLTRO III-transacties te wijzigen. De Raad paste de rentetarieven op de transacties aan vanaf 23 november, door de betaalde rente te koppelen aan de gemiddelde basisrentetarieven van de ECB, en bood de banken drie extra datums voor een vrijwillige vervroegde aflossing aan. Tijdens de acute fase van de pandemie vervulde dit instrument een belangrijke rol door de neerwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit tegen te gaan. Gelet op de onverwachte en uitzonderlijke stijging van de inflatie, diende dat instrument echter te worden herijkt om verenigbaarheid met het ruimere proces van normalisering van het monetair beleid te waarborgen en de transmissie van verhogingen van de beleidsrente naar de bancaire kredietvoorwaarden te versterken. De Raad van Bestuur verwachtte dat de herijking van de TLTRO III-voorwaarden zou bijdragen aan de normalisering van de financieringskosten van de banken. De daaruit voortvloeiende normalisering van de financieringsvoorwaarden zou dan weer een neerwaartse druk uitoefenen op de inflatie, wat de prijsstabiliteit op middellange termijn zou helpen herstellen. De herijking verwijderde ook de hinderpalen voor een vrijwillige vervroegde aflossing van de uitstaande TLTRO III-transacties. Vrijwillige vervroegde aflossingen zouden de balans van het Eurosysteem verkleinen en aldus bijdragen tot de algemene normalisatie van het monetair beleid. De herijking van TLTRO III en de daaropvolgende aflossingen leidden tot een aanzienlijke daling van de overliquiditeit.

Om de rentevergoeding op de minimumreserves die kredietinstellingen bij het Eurosysteem aanhouden, nauwer te laten aansluiten bij de omstandigheden op de geldmarkt, besloot de Raad van Bestuur ten slotte de vergoeding op de minimumreserves gelijk te maken aan de rente op de depositofaciliteit.

In december werd de rente voor de vierde opeenvolgende maal verhoogd tegen de achtergrond van een inflatie met dubbele cijfers en van toenemende recessierisico’s

In december verhoogde de Raad van Bestuur de rentetarieven voor de vierde opeenvolgende keer, ditmaal met 50 basispunten, omdat de inflatie veel te hoog bleef en volgens de prognoses te lang boven de doelstelling van de ECB zou blijven. De Raad van Bestuur deelde eveneens mee dat de rentetarieven nog aanzienlijk in een gestaag tempo moesten stijgen om een peil te bereiken dat restrictief genoeg is om een tijdige terugkeer van de inflatie naar de doelstelling te verzekeren. Een aanhoudend restrictief rentepeil zou de inflatie na verloop van tijd doen afnemen door de vraag te temperen, en zou ook bescherming bieden tegen het risico van een aanhoudende opwaartse verschuiving van de inflatieverwachtingen. De inflatie bedroeg in november 10,1%, iets minder dan de 10,6% van oktober. De daling was voornamelijk het resultaat van de lagere energieprijsinflatie. De voedselprijsinflatie en de onderliggende prijsdruk in de hele economie waren toegenomen en zouden naar verwachting nog enige tijd aanhouden. In het licht van de uitzonderlijke onzekerheid hadden medewerkers van het Eurosysteem hun inflatieprojecties in december aanzienlijk opwaarts bijgesteld. Ze verwachtten dat de gemiddelde inflatie zou oplopen tot 8,4% in 2022 en daarna zou dalen tot 6,3% in 2023. In de loop van dit jaar zou de inflatie sterk afnemen. De inflatie zou dan verder teruglopen tot een gemiddelde van 3,4% in 2024 en 2,3% in 2025. Volgens de projecties zou de economie van het eurogebied rond de jaarwisseling 2022/2023 kunnen krimpen als gevolg van de energiecrisis, de grote onzekerheid, de verzwakkende mondiale economische bedrijvigheid en de krappere financieringsvoorwaarden. Een mogelijke recessie zal vermoedelijk echter relatief kortstondig en weinig uitgesproken zijn, terwijl de groeivooruitzichten voor 2023 nogmaals aanzienlijk neerwaarts waren bijgesteld ten opzichte van de voorgaande projecties.

De Raad van Bestuur legde de beginselen voor de normalisering van de balans vast

In december besprak de Raad van Bestuur tevens volgens welke beginselen de in het kader van het APP aangehouden effecten zouden worden verminderd. De Raad besloot dat de APP-portefeuille vanaf begin maart 2023 in een gelijkmatig en voorspelbaar tempo zou afnemen, doordat het Eurosysteem niet alle aflossingen op effecten die de vervaldatum hebben bereikt, zou aanwenden voor herinvesteringen. De afname zou tot het einde van het tweede kwartaal van 2023 gemiddeld € 15 miljard per maand bedragen en het daaropvolgende tempo zou mettertijd worden bepaald. De Raad van Bestuur beklemtoonde voorts dat de ECB tegen eind 2023 haar operationele kader voor het sturen van de korte rente zou evalueren. Dit zou informatie opleveren over het eindpunt van het normaliseringsproces van de balans.

Grafiek 2.1

Veranderingen in de basisrentetarieven van de ECB

(procentpunten)

Bron: ECB.

2.2 Verloop van de balans van het Eurosysteem naarmate het monetair beleid zich normaliseert

In de eerste helft van 2022 vertraagde de groei van de balans van het Eurosysteem doordat de nettoaankopen in het kader van het APP en het PEPP werden teruggeschroefd. In de tweede helft droeg de voortgaande normalisering van het monetair beleid bij tot een geleidelijke inkrimping van de balans. De balans bereikte een historisch hoogtepunt van € 8,8 biljoen in juni, vóór de nettoaankopen van activa in het kader van het APP werden stopgezet vanaf 1 juli (Grafiek 2.2). Tegen het einde van het jaar was de balans geslonken tot € 8,0 biljoen, hoofdzakelijk door het aflopen van TLTRO III-transacties en door aanzienlijke vervroegde aflossingen, vooral nadat de voorwaarden voor TLTRO III-transacties waren veranderd om ze af te stemmen op het ruimere proces van normalisering van het monetair beleid.

Eind 2022 bedroegen de met het monetair beleid verband houdende activa op de balans van het Eurosysteem € 6,3 biljoen, een daling met € 0,7 biljoen ten opzichte van eind 2021. De leningen aan kredietinstellingen van het eurogebied maakten 17% van de totale activa uit (tegen 26% eind 2021) en de voor monetairbeleidsdoeleinden aangekochte activa vertegenwoordigden 62% van de totale activa (tegen 55% eind 2021). De overige financiële activa op de balans waren hoofdzakelijk door het Eurosysteem aangehouden vreemde valuta’s en goud, alsook niet-monetairbeleidsportefeuilles in euro.

Aan de passiefzijde liep het totale bedrag van de door de kredietinstellingen aangehouden reserves en het beroep op de depositofaciliteit terug van € 4,3 biljoen eind 2021 tot € 4,0 biljoen eind 2022; dat bedrag maakte 50% van de totale passiva uit (hetzelfde percentage als eind 2021). De bankbiljetten in omloop stegen tot € 1,6 biljoen (tegen € 1,5 biljoen eind 2021) en vertegenwoordigden 20% van de totale passiva (tegen 18%).

Grafiek 2.2

Verloop van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Positieve cijfers hebben betrekking op activa, negatieve op passiva. De lijn voor liquiditeitsoverschotten stelt een positieve waarde voor, hoewel die lijn verwijst naar de som van de volgende passiefposten: rekening-couranttegoeden bovenop de reserveverplichtingen en beroep op de depositofaciliteit.

Verdeling van de APP- en de PEPP-portefeuille over activacategorieën en landen

Het APP omvat vier programma’s voor de aankoop van activa: het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (covered bond purchase programme - CBPP3), het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (asset-backed securities purchase programme - ABSPP), het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen (public sector purchase programme - PSPP) en het programma voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen (corporate sector purchase programme - CSPP). Het PEPP werd in 2020 ingevoerd als reactie op de pandemie. Alle voor het APP in aanmerking komende activacategorieën komen ook in het kader van het PEPP in aanmerking; voor de door Griekenland uitgegeven schuldbewijzen werd afgezien van de toelaatbaarheidsvereisten. Het Eurosysteem stopte eind maart 2022 met de nettoaankopen in het kader van het PEPP en vanaf 1 juli 2022 met die krachtens het APP, terwijl het de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die zijn aangekocht in het kader van beide programma’s, volledig bleef herinvesteren. De aankopen verliepen nog steeds vlot en in overeenstemming met de respectieve geldende marktvoorwaarden.

De in het kader van het APP aangehouden effecten beliepen eind 2022 € 3,3 biljoen

Eind 2022 beliepen de in het kader van het APP aangehouden effecten € 3,3 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). Het PSPP vormde het grootste deel van die portefeuille, met aan het einde van het jaar € 2,6 biljoen of 79% van alle in het kader van het APP aangehouden effecten. Voor het PSPP werd de toerekening van de aankopen aan de landen van het eurogebied bepaald door de kapitaalverdeelsleutel van de ECB op basis van de uitstaande bedragen. Daarnaast kochten sommige nationale centrale banken door supranationale instellingen van de EU uitgegeven effecten. De gewogen gemiddelde looptijd van de krachtens het PSPP aangehouden effecten kwam eind 2022 op 7,2 jaar uit, met enige variatie tussen de landen. Het ABSPP maakte aan het einde van het jaar minder dan 1% (€ 23 miljard) van de totale APP-portefeuille uit; het CBPP3 vertegenwoordigde 9% van die portefeuille (€ 302 miljard) en het CSPP 11% (€ 344 miljard). Van de aankoopprogramma’s van de private sector droeg het CSPP in 2022 het meest bij tot de groei van de APP-portefeuille, met nettoaankopen naar rato van € 34 miljard. De aankopen van bedrijfsobligaties en gedekte obligaties worden bepaald door benchmarks die de marktkapitalisatie van respectievelijk alle in aanmerking komende uitstaande bedrijfsobligaties en gedekte obligaties weergeven. Vanaf oktober 2022 werden klimaatoverwegingen opgenomen in de benchmark voor de bedrijvensector – meer details zijn te vinden in Paragraaf 11.5.[8]

De in het kader van het PEPP aangehouden effecten beliepen eind 2022 € 1,7 biljoen

Eind 2022 beliepen de in het kader van het PEPP aangehouden effecten € 1,7 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). De aangehouden gedekte obligaties vertegenwoordigden minder dan 1% (€ 6 miljard) van het totaal, de door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen 3% (€ 46 miljard) en de door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen 97% (€ 1.629 miljard).

Voor de aankoop van effecten van de overheidssector in het kader van het PEPP geldt de kapitaalverdeelsleutel van de ECB als maatstaf voor de toewijzing aan de landen, op basis van de uitstaande bedragen. Tegelijkertijd vonden de aankopen op een flexibele manier plaats, wat leidde tot schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen. De gewogen gemiddelde looptijd van de krachtens het PEPP aangehouden overheidseffecten bedroeg 7,6 jaar aan het einde van 2022, met enige verschillen tussen de landen.

Het Eurosysteem herinvesteerde de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in de APP- en PEPP-portefeuilles worden aangehouden. De aflossingen van effecten van de private sector beliepen € 77 miljard in 2022, terwijl de aflossingen van effecten van de overheidssector in het kader van het PSPP en het PEPP € 446 miljard bedroegen. De via het PSPP, het CSPP, het CBPP3 en het PEPP aangekochte activa werden verder beschikbaar gesteld voor effectenleningen om de liquiditeit op de obligatie- en repomarkt te ondersteunen. Wegens de toename van de vraag naar effecten tegen de achtergrond van onderpandschaarste op de repomarkten, besloot de Raad van Bestuur in november 2022 om de limiet van het Eurosysteem voor effectenleningen tegen onderpand van contanten te verhogen tot € 250 miljard.

Ontwikkelingen voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem

Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem beliep eind 2022 € 1,3 biljoen, dat is een daling met € 878 miljard ten opzichte van eind 2021. Die verandering weerspiegelt hoofdzakelijk de vrijwillige vervroegde aflossingen (€ 826 miljard) en het vervallen van transacties (€ 54 miljard) in de TLTRO III-reeks. Van de vervroegde aflossingen vond € 744 miljard plaats na de aanpassing van de voorwaarden voor de TLTRO III-transacties, die op 23 november 2022 van kracht werd. Daarnaast waren de langerlopende herfinancieringstransacties in verband met de pandemie (PELTRO’s) tegen eind 2022 grotendeels vervallen; de uitstaande transacties bedroegen nog slechts € 1 miljard, tegen € 3,4 miljard eind 2021. De gewogen gemiddelde looptijd van de uitstaande herfinancieringstransacties van het Eurosysteem liep terug van ongeveer 1,7 jaar eind 2021 tot 0,9 jaar eind 2022.

De geleidelijke afschaffing van de pandemiegerelateerde maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten

In maart 2022 kondigde de ECB de geleidelijke afschaffing van de pandemiegerelateerde maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten aan. Die maatregelen waren een kernelement van de monetairbeleidsreactie van de ECB op de pandemie. Ze boden de banken een vlottere toegang tot de krediettransacties van het Eurosysteem en verhoogden het volume van het beleenbaar onderpand. Volgens ramingen van medewerkers van de ECB was ongeveer 10% van het eind februari 2022 gemobiliseerde totale onderpand toe te schrijven aan de versoepeling van de maatregelen.[9] Die bijdrage werd voornamelijk veroorzaakt door de tijdelijke verlaging van de haircuts op de waardering van het onderpand voor alle activacategorieën met een vast percentage van 20% en door de verruimingen van de kaders voor aanvullende kredietvorderingen bij sommige nationale centrale banken.

Tijdens de eerste stap van de geleidelijke afschaffing, die in juli 2022 aanving, werd de tijdelijke verlaging van de haircuts op de waardering van het onderpand teruggeschroefd van 20% tot 10%. Daarnaast werden verscheidene maatregelen met een geringere invloed en reikwijdte opgeheven. Een daarvan bestond erin niet langer de beleenbaarheid te handhaven van bepaalde verhandelbare activa met een verlaagde rating en van de emittenten van deze activa die op 7 april 2020 aan de minimale kredietkwaliteitsvereisten voldeden. Een andere maatregel was het herstel van de limiet van 2,5% op ongedekte schuldinstrumenten in de onderpandspool van een kredietinstelling, wanneer die zijn uitgegeven door enige andere bankgroep.

Twee verdere stappen bij de geleidelijke afschaffing zullen worden uitgevoerd in juni 2023 en maart 2024. Als onderdeel van de tweede stap, zal een herziening van het haircutschema ingaan vanaf 29 juni 2023 en de volledige afschaffing omvatten van de tijdelijke verlaging van de haircuts op de waardering van het onderpand; de herziening van het schema wordt uitvoeriger beschreven in Paragraaf 2.3. De resterende wegens de pandemie genomen maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten zullen, in principe, worden opgeheven tijdens de derde stap in maart 2024, na een uitgebreide evaluatie van de kaders voor aanvullende kredietvorderingen. De vrijstelling van de minimaal vereiste rating voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen blijft ten minste zo lang van toepassing als de herinvesteringen van Griekse overheidsobligaties in het kader van het PEPP worden voortgezet.

De ontwikkelingen van de in aanmerking komende verhandelbare activa en het gemobiliseerde onderpand

Het bedrag van de in aanmerking komende verhandelbare activa steeg in 2022 met € 759 miljard, tot € 17,1 biljoen aan het einde van het jaar (Grafiek 2.3). Effecten van de centrale overheid bleven de grootste activacategorie (€ 9,3 biljoen). De overige activacategorieën omvatten bedrijfsobligaties (€ 1,9 biljoen), gedekte bankobligaties (€ 1,7 biljoen) en ongedekte bankobligaties (€ 1,7 biljoen). Effecten van de regionale overheid (€ 595 miljard), effecten op onderpand van activa (€ 562 miljard) en overige verhandelbare activa (€ 1,3 biljoen) vertegenwoordigden elk een relatief klein deel van het volume beleenbare activa.

Grafiek 2.3

Ontwikkelingen van het beleenbaar onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: De waarden van de activa zijn nominale bedragen. In de grafiek worden gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven.

Het gemobiliseerde onderpand daalde met € 314 miljard tot € 2,5 biljoen eind 2022 (Grafiek 2.4). De kredietvorderingen (inclusief aanvullende kredietvorderingen), waarvoor de gemobiliseerde bedragen € 881 miljard beliepen, bleven de belangrijkste activacategorie die als onderpand wordt gebruikt. Gedekte bankobligaties (€ 640 miljard), effecten op onderpand van activa (€ 392 miljard) en effecten van de centrale overheid (€ 330 miljard) werden ook in ruime mate gemobiliseerd. Ongedekte bankobligaties, effecten van de regionale overheid en bedrijfsobligaties werden in mindere mate gebruikt; ze vertegenwoordigden respectievelijk € 113 miljard, € 62 miljard en € 55 miljard.

Grafiek 2.4

Ontwikkelingen van het gemobiliseerd onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Sinds het eerste kwartaal van 2013 worden ‘niet-verhandelbare activa’ opgesplitst in ‘kredietvorderingen’ en ‘deposito’s met vaste termijn en kasdeposito’s’. Voor het onderpand worden de gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven; het gaat om waarden na waardering en haircuts. Voor het uitstaande krediet worden daggegevens gebruikt.

2.3 Financiële risico’s in tijden van normalisering van het monetair beleid

Risico-efficiëntie is een basisprincipe van de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem

Alle monetairbeleidsinstrumenten houden financiële risico’s in, die het Eurosysteem beheert via specifieke risicobeheersingskaders bij de verwezenlijking van de monetairbeleidsdoelstellingen. Wanneer er verscheidene manieren zijn om het beleid te voeren, streeft de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem risico-efficiëntie na: de beleidsdoelstellingen halen met zo weinig mogelijk risico’s voor het Eurosysteem.[10]

In 2022 bracht het Eurosysteem in zijn risicobeheersingskaders wijzigingen aan, gelet op de geleidelijke normalisering van het monetair beleid en in overeenstemming met het door de Raad van Bestuur uitgewerkte actieplan inzake klimaatverandering. De Raad van Bestuur besloot de als reactie op de pandemie genomen maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten geleidelijk op te heffen en de vóór de pandemie geldende risicotolerantieniveaus voor de krediettransacties van het Eurosysteem te herstellen. De Raad voegde aan het kader voor de aankopen van bedrijfsobligaties ook klimaatoverwegingen toe. De stijgende rente zal de winstgevendheid van het Eurosysteem in de nabije toekomst drukken.

Regelmatige toetsing van het risicobeheersingskader voor krediettransacties

Het bijgewerkte haircutschema zal vanaf medio 2023 worden toegepast

In 2022 voerde de ECB haar regelmatige toetsing van het risicobeheersingskader voor krediettransacties in het kader van het monetair beleid uit, wat leidde tot een bijgewerkt haircutschema. De resultaten van de toetsing zullen vanaf juni 2023 worden toegepast, tijdens de tweede stap in de geleidelijke opheffing van de maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten. Het opheffingsproces wordt uiteengezet in Paragraaf 2.2. Deze benadering zal geleidelijk de vóór de pandemie geldende risicotolerantieniveaus voor de krediettransacties van het Eurosysteem herstellen, en zal tegelijkertijd klifeffecten in verband met de beschikbaarheid van onderpand vermijden.

De belangrijkste wijzigingen in het haircutschema kunnen als volgt worden samengevat: (i) EU-obligaties (door de Europese Unie uitgegeven schuldbewijzen) zullen worden overgebracht van haircutcategorie II naar haircutcategorie I en dus op dezelfde manier worden behandeld als door de centrale overheid uitgegeven schuldbewijzen; (ii) alle wettelijke gedekte obligaties en multi-cédulas zullen tot haircutcategorie II behoren, waardoor het onderscheid tussen jumbo-uitgiften en andere gedekte obligaties wegvalt; (iii) de haircuts zullen gelijk zijn voor verhandelbare schuldinstrumenten met zowel variabele als vastrentende coupons; (iv) de categorie met de langste resterende looptijd (meer dan tien jaar) zal in drie categorieën worden uitgesplitst om de risico’s van langlopende obligaties beter te dekken; (v) de theoretische verlaging van de waardering met een vaste 5% zal worden vervangen door een verlaging die varieert met de looptijd, en de toepassing ervan zal worden uitgebreid tot alle theoretisch gewaardeerde verhandelbare activa met uitzondering van die in haircutcategorie I.

Al met al zal de volledige opheffing van de tijdelijke verlaging van de haircuts op de waardering van het onderpand, op basis van een bijgewerkt haircutschema, zorgen voor een toereikend risicobeschermingsniveau, de consistentie van het kader verbeteren en de gelijkwaardigheid van de risico’s voor de activa vergroten, terwijl ze ook de beschikbaarheid van onderpand zal waarborgen.

Het beheren van de risico’s bij de aankopen van activa krachtens het APP en het PEPP

In 2022 werden de aankopen van activa voor monetairbeleidsdoeleinden in het kader van het APP en het PEPP voortgezet; voor die aankopen gelden specifieke risicobeheersingskaders voor financiële risico's. Deze houden rekening met de beleidsdoelstellingen van de programma’s alsook met de kenmerken en risicoprofielen van de verschillende aangekochte types van activa. De kaders bestaan uit toelaatbaarheidscriteria, kredietrisicobeoordelings- en zorgvuldigheidsprocedures, waarderingskaders, benchmarks en limieten. Ze zijn van toepassing op de nettoaankopen van activa, de herinvestering van de hoofdsommen van aangekochte effecten die hun vervaldag bereiken, en de aangehouden effecten zolang ze op de balans van het Eurosysteem zijn opgenomen. In Tabel 2.1 worden de kernelementen van die kaders samengevat, naast de in 2022 ingevoerde veranderingen.

De toekomstige aankopen van handelspapier zullen naar verwachting beperkt blijven

Als onderdeel van de beleidsreactie op de pandemie kocht het Eurosysteem een aanzienlijk volume handelspapier aan krachtens het PEPP. Gelet op de stopzetting van de nettoaankopen in het kader van het PEPP en het APP, wordt over het algemeen verwacht dat de toekomstige aankopen van handelspapier beperkt zullen blijven. Alle eventuele toekomstige aankopen van handelspapier zullen verlopen via het APP en worden uitgevoerd tegen vangnetprijzen.[11]

De herinvesteringen in de bedrijvensector verschoven naar emittenten met een betere klimaatprestatie

Vanaf oktober 2022 ging het Eurosysteem voor de herinvesteringen van hoofdsommen van bedrijfsobligaties die de vervaldatum hebben bereikt, over naar emittenten die beter presteren op het vlak van klimaat. Deze maatregel wordt uitvoeriger besproken in Paragraaf 11.5.[12]

Tabel 2.1

Kernelementen van de risicobeheersingskaders voor het APP en het PEPP

Bron: ECB.
Toelichting: ABS: effect op onderpand van activa; CAC: collective action clause - collectieve-actieclausule; CQS: credit quality step - kredietkwaliteitscategorie zoals in de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem (zie de pagina “Eurosystem credit assessment framework” op de website van de ECB).
1) ABS’s met een rating lager dan kredietkwaliteitscategorie 2 moeten aan aanvullende vereisten voldoen, waaronder: (i) geen niet-renderende leningen als onderpand voor het ABS bij de uitgifte of toegevoegd tijdens de looptijd ervan; (ii) de kasstroom genererende activa die worden aangewend als onderpand voor het ABS, mogen niet gestructureerd of gesyndiceerd zijn en geen hefboomwerking hebben; en (iii) er moeten bepalingen inzake aflossingscontinuïteit zijn.
2) Zie de pagina “Implementation aspects of the public sector purchase programme (PSPP)” op de website van de ECB.

De stijgende rente kan de winst van het Eurosysteem beïnvloeden

Naarmate de rente toeneemt, stijgen de rentelasten van centrale banken aanvankelijk sneller dan hun inkomsten

De ECB verhoogde in 2022 meermaals haar basisrentetarieven als reactie op de uitzonderlijk grote schokken in de inflatievooruitzichten. De hogere rente heeft dan weer een weerslag op de winst van de ECB en van de nationale centrale banken van de landen van het eurogebied, en kan zelfs resulteren in financiële verliezen. Dit komt doordat, op korte en middellange termijn, de kosten van de passiva op de balansen van de centrale banken rentegevoeliger zijn dan de inkomsten die hun activa voortbrengen. Mettertijd zullen de baten op de activa van het Eurosysteem naar verwachting eveneens stijgen, wat de winstgevendheid zal verbeteren.

In voorgaande jaren werden financiële buffers opgebouwd die kunnen worden gebruikt om mogelijke verliezen te compenseren. Als die buffers volledig worden benut, kunnen eventuele resterende verliezen in de balans worden opgenomen en worden gecompenseerd door toekomstige winsten, zonder direct afbreuk te doen aan het vermogen van de centrale banken van het Eurosysteem om doeltreffend te functioneren.[13]

3 Europese financiële sector: voorwaarden voor financiële stabiliteit verslechteren

In 2022 verslechterden de voorwaarden voor financiële stabiliteit in het eurogebied door de hoge inflatie, krappere financiële voorwaarden en zwakkere groeivooruitzichten. De belangrijke kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit namen in de loop van het jaar toe. Die omvatten: i) bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld van sommige bedrijven, huishoudens en overheden, ii) waarderingen van financiële activa die de negatievere vooruitzichten voor groei, inflatie en financiële voorwaarden mogelijk niet weerspiegelden, iii) doorgeschoten waarderingen op de vastgoedmarkten, iv) verhoogd kredietrisico voor banken, en v) blootstellingen aan krediet- en liquiditeitsrisico’s bij niet-bancaire financiële instellingen. Om de risico’s aan te pakken die uit deze kwetsbaarheden voortvloeien, scherpten de macroprudentiële autoriteiten geleidelijk de op kapitaal gebaseerde en/of de op kredietnemers gebaseerde maatregelen aan. Daarnaast werd voortgewerkt aan een sterker regelgevend kader voor banken en een krachtigere macroprudentiële aanpak met betrekking tot niet-bancaire financiële instellingen om het financiële stelsel op de lange termijn nog veerkrachtiger te maken.

3.1 De omgevingsfactoren voor de financiële stabiliteit in 2022

De risico’s voor de financiële stabiliteit namen toe naarmate de macrofinanciële omstandigheden verzwakten

In 2022 verslechterden de voorwaarden voor financiële stabiliteit in het eurogebied als gevolg van de hoge inflatie, krappere financiële voorwaarden en zwakkere groeivooruitzichten. De Russische inval in Oekraïne veroorzaakte grote stijgingen van grondstoffen- en energieprijzen, die samen met de druk op de mondiale toeleveringsketens de inflatiedruk aanwakkerden. Dit leidde grote centrale banken ertoe hun monetairbeleidskoers bij te stellen, wat bijdroeg aan krappere mondiale financiële voorwaarden, een grotere volatiliteit van de financiële markten en correcties van de activaprijzen. De begrotingssteun op grote schaal in een tijd van stijgend rendement op overheidsobligaties resulteerde in toegenomen schuldaflossingskosten, in het bijzonder voor landen met een grotere schuldenlast, terwijl de hoge inflatie op de reële inkomens van de huishoudens en de kosten van de bedrijven drukte. Daardoor profiteerden de banken in het eurogebied weliswaar van hogere rentevoeten, maar nam de bezorgdheid over de kwaliteit van hun activa toe. Niet-bancaire financiële instellingen werden verder geconfronteerd met een verhoogd krediet- en liquiditeitsrisico, hoewel ze maatregelen namen om de risiconiveaus in hun portefeuilles tot op zekere hoogte te beperken.

Hoge inflatie, recessierisico’s en striktere financiële voorwaarden vormden uitdagingen voor overheden, bedrijven en huishoudens met schulden

Een hoge inflatie en een verkrapping van de financiële voorwaarden drukten op de financiële situatie van overheden, bedrijven en huishoudens in 2022. Ondanks hun reeds hoge schuldniveaus als gevolg van de pandemie hebben de regeringen van het eurogebied opnieuw omvangrijke begrotingssteun verleend om het effect van de hogere energieprijzen en de inflatie te verzachten. Tegelijkertijd steeg het rendement op overheidsobligaties sterk, waardoor de bezorgdheid over de fragmentatie van de markten voor overheidsschuld in het eurogebied weer toenam. Deze werd enigszins getemperd door de beleidsmaatregelen, zoals de aankondiging van het transmissiebeschermingsinstrument van de ECB. In de bedrijvensector vormden hogere energie- en grondstoffenprijzen voornamelijk uitdagingen voor de energie-intensieve sectoren die de hogere kosten minder konden doorberekenen aan klanten, zoals sommige nuts- en bouwbedrijven. Kleine en middelgrote ondernemingen profiteerden minder dan grotere bedrijven van de opleving van de economische bedrijvigheid na de pandemie en bleven in het bijzonder kwetsbaar voor een vertraging van de economische bedrijvigheid en hogere leningskosten. Het vermogen van de huishoudens om hun schulden af te lossen, nam af door de uitholling van het reëel besteedbaar inkomen en de besparingen als gevolg van de hoge inflatie, in combinatie met hogere rentetarieven, vooral in landen waar de schuldniveaus van de huishoudens hoger zijn. Hoewel de vastgoedprijzen in het eurogebied sterk bleven stijgen, waren er tekenen dat er een einde zou kunnen komen aan de vastgoedexpansie van de afgelopen jaren, aangezien de overwaarderingsramingen hoog waren, de rente op nieuwe hypotheken steeg en de hypothecaire groei vertraagde. Een omslag in de vastgoedcyclus kan de kwetsbaarheden van de inkomens en de financiële situaties van de huishoudens in het eurogebied versterken.

De financiële markten ondergingen grote prijscorrecties naarmate de rentes stegen

Op de financiële markten in het eurogebied vonden in 2022 forse prijsdalingen plaats, vooral door het directe effect van de hogere rentes. Hoewel deze correcties over het algemeen ordelijk waren, was er een ongewoon sterke gelijktijdige beweging van de prijzen in een brede waaier van activacategorieën, wat de diversificatiestrategieën bemoeilijkte. In de tweede helft van 2022 en vooral na september weken de beursindices echter af van de prestaties van de obligatiemarkten en stegen ze in heel Europa, ondersteund door stijgende bankindices. De activiteit op de primaire markten — waaronder de beursintroducties en de uitgifte van hoogrentende bedrijfsobligaties — nam aanzienlijk af ten opzichte van het voorgaande jaar. Ondanks de marktcorrecties leken de prijzen van sommige risicovolle activa nog steeds door te schieten en weerspiegelden ze mogelijk niet volledig de negatievere vooruitzichten voor de groei, de inflatie en de financiële voorwaarden. Bovendien vormden grote verschuivingen in de grondstoffenprijzen en de daarmee samenhangende margevereisten een uitdaging voor het liquiditeitsbeheer van sommige deelnemers aan de derivatenmarkten.

Hogere rentetarieven ondersteunden de bankwinsten, maar de financieringskosten stegen en de kwaliteit van de activa leek in gevaar

De winstgevendheid van de banken in het eurogebied bleef in 2022 robuust, geschraagd door lagere bedrijfskosten, nog steeds lage voorzieningen voor kredietverliezen en hogere bedrijfsresultaten dankzij ruimere marges en hogere kredietvolumes. Ondanks een aanzienlijke verslechtering van de economische vooruitzichten, vertoonde de kwaliteit van de activa van de banken in het eurogebied geen tekenen van een algemene verslechtering, waarbij het percentage niet-renderende leningen verder daalde. De trends op het gebied van minder goed presterende leningen (stadium 2 van de drie categorieën van de IFRS 9, de Internationale standaard voor financiële verslaglegging) wezen echter op een lichte toename van het kredietrisico. Hogere rentetarieven kunnen de kredietrisico’s vergroten die voortvloeien uit de blootstellingen van banken aan kwetsbare sectoren. Die zijn de afgelopen jaren toegenomen, in het bijzonder aan de residentiële vastgoedmarkten. Aan de passiefzijde stegen de financieringskosten van obligaties voor banken in 2022 aanzienlijk, voornamelijk als gevolg van de verwachtingen ten aanzien van monetairbeleidsmaatregelen. De stijgende rente op nieuwe deposito’s en vervallende middelen in het kader van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III) begon zich bovendien te vertalen in hogere gemiddelde financieringskosten voor banken. Deze toenemende conjuncturele ongunstige factoren werden verergerd door uitdagingen op langere termijn als gevolg van een lage kostenefficiëntie, een beperkte inkomensdiversificatie en overcapaciteit in delen van de bankensector in het eurogebied.

De blootstelling aan kredietrisico van de niet-bancaire financiële sector bleef hoog

De totale blootstelling van niet-bancaire financiële instellingen aan kredietrisico’s bleef in 2022 hoog, waardoor ze het risico liepen op grote kredietverliezen bij een aanzienlijke verslechtering van de fundamentals van de bedrijvensector, vooral in energie-intensieve industrieën. Naast de liquiditeitsbehoeften die het gevolg zijn van aflossingen door beleggers, vervallen verzekeringspolissen en margestortingen, was de algemene daling van de prijzen van financiële activa de belangrijkste oorzaak van een sterke afname van de totale waarde van de activa in de niet-bancaire financiële sector. Terwijl de beleggingsfondsen vanaf begin 2022 meer liquide middelen aanhielden, bleef hun hoeveelheid aangehouden liquide activa relatief laag, waardoor ze een marktcorrectie via procyclisch verkoopgedrag kunnen versterken indien een ongunstig scenario tot grote aflossingen zou leiden. Het looptijdrisico van niet-banken bleef ook hoog, waardoor de sector werd blootgesteld aan verdere herwaarderingsverliezen van de obligatieportefeuille. In het bijzonder de sectoren van de levensverzekeringen en de pensioenfondsen profiteren echter van de overgang naar een omgeving van hogere rente vanwege hun structurele negatieve duration gaps. Niettemin reageerden niet-banken op de stijgende rendementen en de verslechterende economische vooruitzichten door minder bedrijfs- en overheidsobligaties met een lagere rating aan te houden, waardoor het risico in hun portefeuilles verminderde.

Naast de risico’s voor individuele sectoren bleef de klimaatverandering in 2022 risico’s vormen voor de financiële stabiliteit in het eurogebied. De banken, fondsen en verzekeraars in het eurogebied moeten de gevolgen van de transitie naar een groenere economie beheersen, waaronder de concentratierisico’s in verband met klimaatgerelateerde blootstellingen. Bovendien bedreigden de toenemende cyberrisico’s het financiële stelsel van het eurogebied, wat onderstreept dat financiële instellingen voortdurend moeten investeren in cyberinfrastructuur en -beveiliging en dat de autoriteiten de monitoring moeten opvoeren.

3.2 Macroprudentiële beleidsmaatregelen om de financiële sector veerkrachtiger te maken tegen opgebouwde kwetsbaarheden

Macroprudentiële beleidsmaatregelen zijn een belangrijk instrument om kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit aan te pakken

De ECB heeft de opdracht om de macroprudentiële kapitaalmaatregelen voor banken te beoordelen die zijn gepland door de nationale autoriteiten van landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism — SSM), het systeem voor bankentoezicht in Europa. Belangrijk is dat de ECB indien nodig strengere kapitaalmaatregelen kan toepassen.[14] Deze rol was vooral in 2022 van belang als gevolg van de macrofinanciële kwetsbaarheden die de afgelopen jaren, ook tijdens de pandemie, waren opgebouwd.

De veerkracht van het financiële stelsel bevorderen en prioriteiten vaststellen voor de hervorming van de regelgeving

Hoewel de macro-economische vooruitzichten en de voorwaarden voor de financiële stabiliteit in het eurogebied in 2022 verslechterden, bleven de banken onder Europees bankentoezicht goed in staat om het hoofd te bieden aan de economische uitdagingen die zich voordeden. De vooruitgang op het gebied van regelgeving en een actief gebruik van prudentieel beleid hadden geleid tot sterkere bankbalansen en kapitaalposities. De opgebouwde kwetsbaarheden, die vooral verband houden met de ontwikkelingen op het vlak van residentieel vastgoed, maar meer in het algemeen ook met de sterke kredietgroei en de toenemende schuldenlast van de niet-financiële private sector, vormden tegelijkertijd risico’s op de middellange termijn. De Russische inval in Oekraïne heeft de macrofinanciële situatie bemoeilijkt, waardoor deze kwetsbaarheden zijn toegenomen en de kans groter is dat de risico’s op korte termijn werkelijkheid worden.

Om deze risico’s op middellange termijn aan te pakken, besloot een aanzienlijk aantal van de landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht de op kapitaal gebaseerde macroprudentiële maatregelen aan te scherpen. Eind 2022 hadden elf landen een verhoging van de contracyclische kapitaalbuffer aangekondigd en drie landen hadden een (sectorale) systeemrisicobuffer ingevoerd of een verhoging aangekondigd.[15] De ECB wisselde van gedachten met de nationale autoriteiten en beoordeelde de maatregelen. Zij maakte geen bezwaar tegen de besluiten, die in overeenstemming werden geacht met haar eigen beoordeling van de noodzaak om de veerkracht in de bankensector in stand te houden. Eind 2022 hadden 15 landen ook op de kredietnemer gebaseerde macroprudentiële maatregelen toegepast.

In november 2022 publiceerde de Raad van Bestuur een verklaring waarin de rol van macroprudentiële kapitaalbuffers werd benadrukt om de veerkracht van de bankensector in een uitdagend macrofinancieel klimaat in stand te houden en te versterken.[16] Het versterken van de kapitaalbuffers, zelfs laat in de economische of financiële cyclus, op voorwaarde dat procyclische effecten worden vermeden, beschermt tegen opgebouwde kwetsbaarheden en helpt kapitaal beschikbaar te stellen wanneer dat nodig is, aangezien de buffers kunnen worden vrijgemaakt als zich ongunstige ontwikkelingen voordoen. Dit vergroot dan weer het vermogen van de banken om verliezen op te vangen en tegelijkertijd belangrijke financiële diensten aan de economie te blijven verlenen. In de verklaring werd gewezen op de bestaande kapitaalruimte boven de wettelijke vereisten en werd benadrukt dat procyclische effecten door een buitensporige verkrapping van de kredietvoorwaarden moeten worden vermeden, voornamelijk door de macroprudentiële maatregelen naar behoren af te stemmen op de specifieke omstandigheden in elk land. Ook werd gewezen op het belang om risico’s voor de financiële stabiliteit in de niet-bancaire financiële sector aan te pakken vanuit het perspectief van het systeemrisico. In december 2022 kondigde de Raad van Bestuur aan dat hij de methodologie voor de vaststelling van minimumwaarden voor de kapitaalbuffers had herzien voor andere systeemrelevante instellingen (O-SII’s). De herziene methodologie zal systeemrelevante banken veerkrachtiger maken en zal vanaf 1 januari 2024 van toepassing zijn.

De ECB bleef in 2022 haar analyse en standpunten over macroprudentiële beleidsonderwerpen communiceren. Zij was van mening dat de veerkracht van het financiële stelsel op middellange termijn zou worden versterkt door meer macroprudentiële ruimte te creëren door de hoeveelheid vrij te geven buffers te verhogen en de effectiviteit van de bestaande contracyclische kapitaalbuffers te vergroten.[17] Daarnaast werd in de hoofdstukken over macroprudentieel beleid van de Financial Stability Review van de ECB van mei en november 2022 toegelicht waarom het belangrijk was om de veerkracht van het bankwezen tijdig te versterken en tegelijkertijd het tijdstip en het tempo van de prudentiële maatregelen aan te passen aan de toegenomen onzekerheid en de landspecifieke omstandigheden.[18] Tot slot, maar niet minder belangrijk, heeft de ECB, nu de opbouw van kwetsbaarheden op de vastgoedmarkten de afgelopen jaren terecht opnieuw onder de aandacht werd gebracht, het Macroprudential Bulletin van oktober 2022 gewijd aan de wisselwerking tussen de vastgoedmarkten, de financiële stabiliteit en het macroprudentieel beleid.

Samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico's

Het ESRB publiceerde een aanzienlijk aantal aanbevelingen en waarschuwingen in reactie op systeemrisico’s

In 2022 bleef de ECB analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning bieden aan het secretariaat van het Europees Comité voor Systeemrisico’s (European Systemic Risk Board - ESRB).[19] De ECB was met name medevoorzitter van een ESRB-redactieteam dat een antwoord formuleerde op het verzoek van de Europese Commissie om advies over de herziening van het macroprudentieel kader van de EU.[20] De ECB ondersteunde ook de werkzaamheden van het ESRB aan: (i) een macroprudentiële strategie over de risico’s voor de financiële stabiliteit als gevolg van cyberincidenten;[21] (ii) beleidshervormingen die erop gericht zijn de veerkracht van geldmarktfondsen te vergroten;[22] (iii) het toezicht op kwetsbaarheden in verband met niet-bancaire financiële bemiddeling;[23] (iv) de meting en modellering van klimaatgerelateerde risico’s voor de financiële stabiliteit van de EU;[24] en (v) het analyseren van kwetsbaarheden in de commerciële vastgoedsector van de Europese Economische Ruimte.[25]

In 2022 heeft het ESRB verschillende waarschuwingen en aanbevelingen gepubliceerd. In januari en februari publiceerde het aanbevelingen om de veerkracht van geldmarktfondsen te vergroten en om een kader voor de coördinatie van systemische cyberincidenten op te zetten[26], en ook vijf waarschuwingen en twee aanbevelingen over kwetsbaarheden in de residentiële vastgoedsector.[27] Wegens de toenemende risico’s voor de financiële stabiliteit publiceerde het ESRB in september 2022 zijn eerste algemene waarschuwing.[28] Daarnaast heeft het ESRB in december 2022 een aanbeveling uitgebracht over kwetsbaarheden in de commerciële vastgoedsector.[29]

Meer informatie over het ESRB is beschikbaar op de website van dat comité en in zijn Jaarverslagen.

3.3 Microprudentiële activiteiten om de financiële gezondheid van individuele banken te waarborgen

De banksector van het eurogebied bleek bestand tegen de macro-economische en financiële gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne

Naar aanleiding van de Russische inval in Oekraïne voerde de ECB een kwetsbaarheidsanalyse uit, waaruit bleek dat de banksector van het eurogebied over het geheel genomen bestand was tegen de macro-economische en financiële gevolgen van de oorlog. Wegens de opgelegde sancties hebben sommige banken de markt echter verlaten. In februari oordeelde de ECB dat Sberbank (Engels) Europe AG en haar twee dochterondernemingen in de bankenunie, Sberbank d.d. in Kroatië en Sberbank banka d.d. in Slovenië, failliet gingen of waarschijnlijk failliet zouden gaan door een verslechtering van hun liquiditeitssituatie. Daarnaast heeft de ECB besluiten genomen met betrekking tot de uitfasering van de bankactiviteiten van RCB Bank (Engels).

In 2022 heeft de ECB de focus van haar gerichte onderzoeken en inspecties ter plaatse aangepast aan de risico’s met de grootste impact van de oorlog: energiegerelateerde blootstellingen, renterisico in het bankenboek, vastgoedblootstellingen en tegenpartijkredietrisico. Deze risico’s, evenals de grote onzekerheid over de macro-economische vooruitzichten en de aanhoudende bezorgdheid over de governance en de interne risicobeheersing van de banken, leidden ertoe dat de totale scores van de banken in de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process) van 2022 niet verbeterden, ondanks de betere maatstaven voor activakwaliteit en winstgevendheid. Om rekening te houden met de mogelijke gevolgen van de oorlog en de normalisering van het monetair beleid, werden geopolitieke risico’s en financieringsrisico’s in de toezichtsprioriteiten voor 2023-2025 opgenomen.

De ECB boekte beslissende vooruitgang voor haar klimaatrisicoagenda met de eerste specifieke stresstest en een themaonderzoek

De ECB zette ook beslissende stappen met betrekking tot haar klimaatrisicoagenda. Met de eerste klimaatstresstest (Engels) voor toezichthouders werd beoordeeld in hoeverre banken voorbereid waren om te anticiperen op financiële en economische schokken als gevolg van klimaatrisico’s en om deze te beheersen. Uit de in juli gepubliceerde resultaten blijkt dat banken klimaatrisico’s nog onvoldoende in hun stresstestkaders en interne modellen hebben opgenomen, ondanks enige vooruitgang die sinds 2020 is geboekt. Daarnaast publiceerde de ECB in november de resultaten van het themaonderzoek naar klimaat- en milieurisico’s (Engels) van 2022, waaruit bleek dat de meeste banken hun risicopraktijken nog steeds moesten verbeteren om te voldoen aan de toezichtsverwachtingen van de ECB-Gids inzake klimaat- en milieurisico’s. In november en december werden twee rapporten gepubliceerd met goede praktijken uit het onderzoek (Engels) en de stresstest (Engels).

Als onderdeel van haar voortdurende inspanningen om de transparantie en verantwoordingsplicht te vergroten, lanceerde de ECB op 28 september 2022 een openbare raadpleging (Engels) over haar ontwerpgids voor procedures voor gekwalificeerde deelnemingen (Engels). Na een openbare raadpleging die op 30 augustus 2021 afliep, verduidelijkte de ECB ook haar beleid (Engels) voor het gebruik van opties en discretionaire bevoegdheden bij het bankentoezicht. In juni 2022 publiceerde de ECB een verklaring (Engels) over de methodologie die zou worden gebruikt voor het uitoefenen van de discretionaire bevoegdheid van de toezichthouder met betrekking tot grensoverschrijdende blootstellingen binnen de bankenunie in het beoordelingskader voor mondiaal systeemrelevante banken (global systemically important banks – G-SIB’s).

In 2022 sanctioneerde de ECB drie banken.[30]

Ten slotte publiceerde de ECB twee memoranda van overeenstemming voor het toezicht (met respectievelijk de gemeenschappelijke afwikkelingsraad (Engels) en de Commissione Nazionale per le Società e la Borsa (Engels), die in 2022 werden herzien. ECB-Bankentoezicht zette ook haar desk mapping review (Engels) voort van de internationale banken die na de Brexit hadden besloten hun activiteiten uit Londen te verplaatsen naar dochterondernemingen in de landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht, om ervoor te zorgen dat alle entiteiten onder het toezicht van het SSM beschikken over prudentieel verantwoorde risicobeheerregelingen en een lokale aanwezigheid die doeltreffend toezicht mogelijk maakt en in verhouding staat tot de risico’s die ze opleveren.

Meer informatie over ECB-Bankentoezicht staat op de website en in het Jaarverslag 2022 van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.

3.4 De bijdrage van de ECB aan de Europese beleidsinitiatieven in de financiële sector

Het regelgevend kader werd aanzienlijk verbeterd

In 2022 werd aanzienlijke vooruitgang geboekt met het regelgevend kader voor de financiële sector. Tegelijkertijd moet er nog meer werk worden verricht om de laatste Bazel III-hervormingen ten uitvoer te leggen, de bankenunie te voltooien, het macroprudentieel kader te verbeteren en de klimaatrisico’s aan te pakken. Daarnaast dienen cryptoactiva, kapitaalmarkten en niet-bancaire financiële instellingen verder te worden gereguleerd.

Het regelgevend kader voor banken versterken

De werkzaamheden op het gebied van bancaire regelgeving in de EU waren gericht op Bazel III, crisisbeheersing, het macroprudentieel kader en klimaatrisico’s

De Europese Commissie publiceerde op 27 oktober 2021 haar voorstellen voor de uitvoering van de Bazel III-hervormingen in de EU. Sindsdien heeft de ECB het wetgevingsproces actief ondersteund. In 2022 publiceerde ze adviezen over de voorgestelde herzieningen van de Verordening kapitaalvereisten en de Richtlijn kapitaalvereisten.[31] Voorts deelde ze meermaals haar standpunten mee over het bankenpakket.[32]

De ECB was actief betrokken bij de besprekingen over de voltooiing van de bankenunie, die in 2022 werden voortgezet. Zoals overeengekomen door de Eurogroep in juni, zullen de werkzaamheden nu gericht zijn op het versterken van het crisisbeheersingskader voor banken. In juli publiceerde de ECB in dat verband een bijdrage aan de raadpleging van de Europese Commissie betreffende de regels voor staatssteun aan banken in moeilijkheden.

Een andere belangrijke werkstroom voor de ECB in 2022 was de herziening van het macroprudentieel kader in de EU. Die is erop gericht te verzekeren dat de betrokken autoriteiten systeemrisico’s op een tijdige, consequente en alomvattende wijze kunnen aanpakken in alle lidstaten. In haar reactie op het verzoek om advies van de Europese Commissie stelde de ECB een aantal prioriteitsgebieden vast waarbij wetgevingsmaatregelen nodig waren om de efficiëntie en de doeltreffendheid van het macroprudentieel instrumentarium van de EU te vergroten.

Als onderdeel van haar algemene klimaatagenda volgde de ECB voortdurend de klimaatgerelateerde financiële risico’s en droeg ze bij aan Europese en internationale beleidsdiscussies. De ECB publiceerde samen met het ESRB een verslag dat aantoonde hoe klimaatschokken het financiële stelsel kunnen beïnvloeden (Engels). In het verslag werd de ruimte voor macroprudentieel beleid beoordeeld als onderdeel van een bredere beleidsreactie. Die vormt een aanvulling op de microprudentiële inspanningen om de financiële gevolgen van klimaatverandering aan te pakken. Aan de microprudentiële zijde beoordeelde de ECB de transparantie vanwege banken, hield ze een thematisch onderzoek naar klimaat- en milieurisico’s en voerde ze een klimaatstresstest uit (zie Paragraaf 3.3). Voorts nam de ECB deel aan de werkzaamheden van de taskforce van het Bazels Comité voor bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision - BCBS) over klimaatgerelateerde financiële risico’s. Die stelde een lijst op met veelgestelde vragen (Engels) waarin werd verduidelijkt hoe klimaatgerelateerde financiële risico’s kunnen worden aangepakt via bestaande reguleringsnormen en beginselen (Engels) voor effectief beheer van en toezicht op klimaatgerelateerde financiële risico’s. Op EU-niveau droeg de ECB bij aan de analyse van de Europese Bankautoriteit over de rol van milieurisico’s in het prudentiële kader.

De regulering van kapitaalmarkten en niet-bancaire financiële instellingen versterken en een reguleringskader voor cryptoactiva ontwikkelen

Voor de niet-bancaire financiële sector waren de regelgevende initiatieven toegespitst op de kapitaalmarktenunie, structurele kwetsbaarheden en cryptoactiva

In 2022 benadrukte de ECB wederom hoe belangrijk het is om vooruitgang te boeken met de kapitaalmarktenunie.[33] Ze publiceerde verschillende adviezen over wetsvoorstellen, onder meer betreffende i) de bevordering van de markttransparantie, ii) de oprichting en werking van het Europees centraal toegangspunt, iii) centrale effectenbewaarinstellingen en iv) de Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen. De ECB wees ook opnieuw op de noodzaak om het actieplan van de Europese Commissie voor de kapitaalmarktenunie van 2020 volledig en meteen ten uitvoer te leggen en schaarde zich achter de in december 2022 gepubliceerde wetsvoorstellen. Deze voorstellen hebben tot doel om structurele belemmeringen voor de integratie van de kapitaalmarkten in de EU, zoals nationale verschillen in insolventieregels, aan te pakken. Zo zal het voor ondernemingen makkelijker worden om effecten op de beurs te laten noteren en kapitaal op te halen op de beurs, en zal het centrale clearingsysteem van de EU worden versterkt. De ECB riep op om beleggers beter te beschermen, belastingen verder te harmoniseren, het grensoverschrijdend toezicht op kapitaalmarkten te versterken en de kaders voor risicokapitaal te harmoniseren in het gehele eurogebied. Op die manier wil ze de aandelen- en risicokapitaalmarkten ondersteunen en de financiering van innovatie vergemakkelijken.

De ECB beklemtoonde opnieuw hoe belangrijk het is de structurele kwetsbaarheden in de niet-bancaire financiële sector aan te pakken en het relevante beleidskader vanuit macroprudentieel oogpunt te verbeteren. In het Macroprudential Bulletin van de ECB werden de beleidsvoorstellen om liquiditeitsmismatches in de sector van geldmarktfondsen aan te pakken, herzien. Voorts droeg de ECB ook bij aan de economische onderbouwing van de aanbeveling van het ESRB over de hervorming van geldmarktfondsen die in januari 2022 werd gepubliceerd.[34] De ECB bleef erop wijzen dat de tenuitvoerlegging van dergelijke hervormingen niet mag worden uitgesteld. Op het vlak van open-ended beleggingsfondsen droeg de ECB bij aan de beoordeling door de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board - FSB) van de doeltreffendheid van de aanbevelingen van de FSB in 2017 over de structurele liquiditeitsmismatches in dergelijke fondsen.[35] De FSB zal de aanbevelingen nu herzien om de mismatches beter aan te pakken.[36]

De ECB nam ook actief deel aan de besprekingen over een regelgevend kader voor cryptoactiva in internationale fora zoals de FSB, het BCBS en het Comité voor Betalingsverkeer en Marktinfrastructuren (Committee on Payments and Market Infrastructures - CPMI).[37] Er werd belangrijke vooruitgang geboekt om ervoor te zorgen dat alle cryptoactiva-activiteiten die een risico vormen voor de financiële stabiliteit zullen worden onderworpen aan een alomvattende en mondiaal gecoördineerde regelgeving en alomvattend en mondiaal gecoördineerd toezicht en oversight (Engels). Voorts moet er een mondiaal aanvaarde prudentiële behandeling van de blootstelling van banken aan cryptoactiva komen (Engels).

Kader 2
Sterke regels, sterke banken - het bankenpakket

In 2022 publiceerde de ECB haar adviezen over de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen in de Richtlijn Kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive — CRD VI) en de Verordening Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation — CRR III), de twee belangrijkste elementen in het meest recente “bankenpakket” van de EU.[38] Deze voorstellen hebben tot doel de nog openstaande Bazel III-regels in de EU ten uitvoer te leggen en het prudentiële kader van de EU verder te versterken, bijvoorbeeld door de harmonisatie te verbeteren en mazen in de regelgeving te dichten, en door meer aandacht te besteden aan ecologische, sociale en governancerisico’s. De ECB ondersteunt deze doelstellingen ten zeerste. Strengere regels leiden tot sterkere banken en zullen dus de weerbaarheid van het bankwezen in de EU ten goede komen.

Tenuitvoerlegging van de overblijvende Bazel III‑regels

De tenuitvoerlegging van de resterende elementen van de Bazel III‑normen is de laatste stap in de herziening van de mondiale financiële regelgeving als reactie op de wereldwijde financiële crisis. Deze regels zijn internationaal opgesteld en overeengekomen door centrale banken en bankentoezichthouders op grond van de uit de crisis getrokken lessen. Ze bevatten ook voorstellen en aanpassingen van Europese vertegenwoordigers in het Bazels Comité.

De ECB heeft altijd gepleit voor een volledige, tijdige en getrouwe tenuitvoerlegging van de Bazel III-normen in de EU. Dit zal van doorslaggevend belang zijn om het bankwezen in de EU veilig en gezond te houden. Het wetsvoorstel dat de Europese Commissie in oktober 2021 indiende bevat verschillende afwijkingen van de overeengekomen Bazel III-regels, waarover de ECB in haar adviezen haar bezorgdheid uitsprak. De ECB wees er met name op dat het voorstel voor de Verordening Kapitaalvereisten overgangsbepalingen bevat voor blootstellingen aan vastgoed en ondernemingen zonder rating die afwijken van de Bazel III‑normen. Deze afwijkingen zijn niet gerechtvaardigd uit het oogpunt van het prudentieel toezicht of de financiële stabiliteit en zouden erin kunnen resulteren dat sommige risico’s niet worden aangepakt. Volgens de ECB dienen alle afwijkingen te worden opgeheven of moeten ze, indien ze worden gehandhaafd, beperkt en strikt tijdelijk blijven. Tijdens het lopende wetgevingsproces hebben de medewetgevers echter voorgesteld en ertoe opgeroepen om nog verder van de Bazel III‑normen af te wijken dan de Europese Commissie voorstelt. Dergelijke aanvullende afwijkingen zouden het vangnet van Bazel III verder verzwakken en de kloof tussen de EU-regelgeving en die belangrijke internationale minimumnormen vergroten. Ze zouden ook het regelgevend systeem complexer maken, de nalevingskosten voor de banken verhogen en het werk van toezichthouders bemoeilijken. Samengevat zou het verlagen van de regelgevingsnormen tot onder het internationale minimum de veiligheid en het concurrentievermogen van de banksector in de EU in gevaar brengen en de financieringskosten ervan verhogen.

Bovendien zouden te veel aanmerkelijke aanpassingen ten opzichte van de Bazel III-normen de naleving door de EU van het Bazel III-kader ter discussie kunnen stellen. Bazel III niet naleven zou de reputatie van de EU kunnen verzwakken en haar positie bij toekomstige internationale onderhandelingen in gevaar kunnen brengen. Voorts zou het niet in stand houden van mondiale consistentie bij de tenuitvoerlegging van de normen kunnen resulteren in een “race-to-the-bottom” tussen jurisdicties in financiële regelgeving. Dat zou te betreuren zijn, aangezien de pandemie heeft aangetoond dat sterke banken een bron van veerkracht zijn.[39] Deze toegenomen veerkracht van de banksector is vooral te danken aan de reeds uitgevoerde Bazelnormen en dient te worden in stand gehouden door de overige regels ook getrouw ten uitvoer te leggen.

Bancaire regelgeving versterken: verder harmoniseren en mazen dichten

Bepaalde toezichtsregels en -bevoegdheden zijn nog niet geharmoniseerd in de EU. Het bankenpakket stelt een verdere harmonisatie voor zodat regels en bevoegdheden consequent kunnen worden toegepast op banken, ongeacht het land waarin hun hoofdkantoor is gevestigd. In het bankenpakket worden onder meer de volgende maatregelen voorgesteld.

  • De toezichtspraktijken betreffende de bijkantoren uit derde landen, dat zijn bijkantoren in de EU van banken met hoofdkantoor in niet-EU-landen, zullen worden geharmoniseerd. De EU-lidstaten passen momenteel verschillende toezichtspraktijken toe, waardoor er ongelijke concurrentieverhoudingen ontstaan en de ECB geen duidelijk overzicht heeft van de activiteiten van groepen uit derde landen. De voorgestelde wijzigingen zullen eerlijke concurrentievoorwaarden garanderen voor de in de EU gevestigde groepen uit derde landen en EU-kredietinstellingen, en zullen het toezicht doeltreffender maken.
  • Het toezichtsproces inzake “deskundigheid en betrouwbaarheid”[40] zal worden geharmoniseerd. De ECB heeft in dit verband al een poortwachtersfunctie, maar haar werk wordt bemoeilijkt door de lappendeken van verschillende nationale regels. Daarom is de ECB zeer ingenomen met de harmonisatie op dit vlak en is ze het eens met het standpunt van de Europese Commissie dat evenredigheid moet worden gewaarborgd, bijvoorbeeld door zich toe te spitsen op de bestuurders van de grootste Europese banken.
  • Verschillen tussen Europese landen op het vlak van andere toezichtsbevoegdheden, waaronder sanctiebevoegdheden, zullen worden opgeheven. Zo verleent het bankenpakket de ECB de bevoegdheid om banken uit alle landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht, een dwangsom op te leggen.

De harmonisatie van de toezichtsregels en -bevoegdheden zal het bankentoezicht van de ECB doeltreffender maken en zal een meer geïntegreerde en veerkrachtige bankensector tot stand brengen.

Aandacht voor ecologische, sociale en governancerisico’s

Ecologische, sociale en governancerisico’s (environmental, social and governance risks - ESG) hebben een invloed op de stabiliteit van zowel individuele banken als het financiële stelsel als geheel, met name in het licht van de klimaatverandering. De ECB juicht het daarom toe dat het voorgestelde bankenpakket de banken oplegt om alle materiële risico’s, inclusief ESG-risico’s, te beheren.

Het bankenpakket bevat voor banken een nieuwe wettelijke verplichting om specifieke plannen uit te werken voor het monitoren en aanpakken van ESG-risico’s op korte, middellange en lange termijn. Dit zal verzekeren dat banken de verwachte structurele veranderingen in de bedrijfstakken waaraan ze blootstaan, grondig beoordelen volgens de transitietrajecten die in het EU-rechtskader zijn vastgesteld.[41]

Grafiek A

Tijdlijn van het wetgevingsproces van het bankenpakket

Bron: ECB.
Toelichting: Trialoog: een onderhandelingsproces tussen de Europese Commissie, de EU-Raad en het Europees Parlement. ECOFIN: Raad Economische en Financiële Zaken. ECON: de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement.

4 Soepel functioneren van marktinfrastructuur en betalingsverkeer

Het Eurosysteem speelt een centrale rol bij de ontwikkeling en het functioneren van, en het toezicht op de marktinfrastructuur en regelingen die het veilige en efficiënte verkeer van betalingen, effecten en onderpand door het gehele eurogebied faciliteren. Ook fungeert het Eurosysteem als katalysator voor integratie en innovatie op de betaal- en effectenmarkt. In 2022 heeft het Eurosysteem bestaande marktinfrastructuur, beleid en strategieën herzien en vernieuwd, en nieuwe technologieën en een potentiële digitale euro onderzocht.

4.1 TARGET-diensten en innovatie en integratie in marktinfrastructuur en betalingen

De TARGET-diensten van het Eurosysteem bestaan uit drie vereveningsdiensten: TARGET2, een real-time brutovereveningssysteem (real-time gross settlement – RTGS) voor betalingstransacties in euro die de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem en de interbancaire en commerciële transacties ondersteunen; TARGET2-Securities (T2S), een gemeenschappelijk platform voor effectenafwikkeling op Europese schaal; en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS), voor de uitvoering van instant payments in centralebankgeld.

Voor het eerst werden meer dan 100 miljoen betalingen per jaar afgewikkeld via TARGET2

Circa 1.000 banken gebruiken TARGET2 om transacties in euro voor eigen rekening of voor die van hun klanten te initiëren. Als bijkantoren en dochterondernemingen worden meegeteld, zijn ruim 41.000 banken in de hele wereld bereikbaar via TARGET2. In 2022 verwerkte TARGET2 gemiddeld 399.653 betalingen per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 2,219 biljoen. In vergelijking met de cijfers voor 2021 is het dagvolume toegenomen met 7%. Voor het eerst verwerkte TARGET2 meer dan 100 miljoen betalingen per kalenderjaar.

In 2022 bereikte TARGET2 een technische beschikbaarheid van 100%. Voorts heeft het Eurosysteem het actieplan voor de aanpak van de incidenten met TARGET-diensten in 2020 grotendeels uitgevoerd.[42]

Om het hoge niveau van cyberbeveiliging van TARGET2 te verifiëren, is in 2022 een TIBER-EU-test[43] uitgevoerd. De TIBER-EU-testen bootsen de tactieken, technieken en procedures van echte cyberaanvallers na, op basis van op maat gemaakte dreigingsinformatie. Het uitvoeren van dergelijke testen draagt bij aan een beter begrip van het vermogen van TARGET2 om cyberaanvallen te weerstaan.

Na de officiële goedkeuring van de toetreding van Kroatië tot het eurogebied op 1 januari 2023, zijn in de loop van 2022 voorbereidende testen en de vereiste coördinatie met Hrvatska narodna banka en de Kroatische financiële gemeenschap uitgevoerd voor de migratie van het nationale RTGS-systeem naar TARGET2.

De lancering van T2 werd uitgesteld

In het verlengde van technologische ontwikkelingen, nieuwe regelgeving en veranderende gebruikersbehoeften heeft het Eurosysteem gewerkt aan de invoering van T2, een nieuw RTGS-systeem en centrale liquiditeitsbeheerscomponent om het liquiditeitsbeheer van alle TARGET-diensten te optimaliseren. De lancering van T2, die gepland stond voor november 2022, is verschoven naar maart 2023.

Het T2S-platform verbindt 19 centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories – CSD’s) van 20 Europese markten, waardoor effectenafwikkeling in euro en Deense kroon mogelijk is. In 2022 verwerkte T2S gemiddeld 707.879 transacties per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 716,67 miljard. Daarnaast hebben de Kroatische CSD (SKDD), de Bulgaarse CSD (CDAD) en het Government Securities Settlement System van de Bulgaarse nationale bank in 2022 de T2S-Raamovereenkomst ondertekend en beoordelen zij momenteel geschikte migratiedata. De testactiviteiten voor de onboarding van nieuwe CSD's voor T2S zullen in 2023 worden voortgezet.

In 2022 vonden twee belangrijke verbeteringen van T2S plaats. Ten eerste is de functionaliteit van het sanctiemechanisme om de CSD’s te ondersteunen bij het nakomen van hun verplichtingen inzake afwikkelingsdiscipline uit hoofde van de Central Securities Depository Regulation (CSDR) vanuit de dry run-fase in productie gegaan. Ten tweede heeft de invoering van de nieuwe softwareversie van T2S 6.0 het mogelijk gemaakt om zogenoemde gemeenschappelijke componenten in te zetten die door alle TARGET-diensten binnen T2S zullen worden gedeeld.

Om de uitrol van instant payments in het eurogebied te ondersteunen, heeft het Eurosysteem de uitvoering van maatregelen afgerond om de pan-Europese dekking via TIPS te waarborgen. Naarmate meer banken en nationale gemeenschappen zich bij TIPS aansloten, steeg het volume aan transacties 17,1 keer ten opzichte van 2021, tot 18,7 miljoen transacties in december 2022 (tegenover 1,6 miljoen in december 2021). Gezien het wetsvoorstel van de Europese Commissie waarbij EU-betalingsdienstaanbieders die nu al overboekingen in euro's verzorgen, de verplichting krijgen om ook de instantvariant daarvan binnen een bepaalde periode aan te bieden, is de verwachting dat de uitrol van instant payments in euro’s verder zal versnellen.

Het multi-valutaconcept van TIPS heeft de belangstelling gewekt van centrale banken van buiten het eurogebied. In mei 2022 heeft de Sveriges Riksbank de eerste fase van de migratie naar TIPS met succes afgerond, waarmee de weg is vrijgemaakt voor de verrekening van instant payments in Zweedse kronen in TIPS. Danmarks Nationalbank zal in het tweede kwartaal van 2025 verrekening in Deense kronen aanbieden op TARGET Services met inbegrip van TIPS. De Norges Bank heeft ook belangstelling getoond om toe te treden tot TIPS met zijn nationale valuta. Een functionaliteit om instant payments in meerdere valuta’s te verwerken, wordt op dit moment onderzocht.

Naast de drie vereveningsdiensten is het Eurosysteem bezig met de ontwikkeling van een nieuwe TARGET-dienst, het Eurosystem Collateral Management System (ECMS). Dit is een uniform systeem om de activa te beheren die als onderpand gebruikt worden bij de krediettransacties van het Eurosysteem voor alle rechtsgebieden van het eurogebied. De lancering van ECMS is verschoven van november 2023 naar april 2024 in verband met de gevolgen van de verschoven lancering van T2.

Wat het betalingsverkeer betreft, blijft het Eurosysteem de doelstellingen van zijn strategie voor retailbetalingen nastreven, waaronder de ondersteuning van een pan-Europese oplossing voor retailbetalingen bij het interactiepunt, d.w.z. zowel bij betalingen bij fysieke verkooppunten als bij betalingen in het mobiele- en e-commercedomein die beheerd worden door entiteiten uit de Europese particuliere sector, de volledige invoering van instant payments, en het verbeteren van grensoverschrijdende betalingen. Ook gaat het om werkzaamheden om ervoor te zorgen dat alle Europeanen toegang hebben tot veilige, efficiënte en gebruiksvriendelijke betalingen met het oog op de toenemende digitalisering van de economie. De werkzaamheden omvatten onder meer de publicatie van het verslag over de inventarisatie van de toegankelijkheid van retailbetalingen in de EU (Engels). De belangrijkste bevindingen uit dit verslag geven aan dat hoewel de toenemende digitalisering bepaalde uitdagingen inhoudt voor kwetsbare personen en groepen, zij ook kansen biedt voor betere toegankelijkheid door middel van specifieke innovatieve oplossingen.

Vooruitgang op het gebied van open bankieren, bevorderd door het ERPB, een strategisch orgaan op hoog niveau onder voorzitterschap van de ECB

Parallel aan het bevorderen van de strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem ondersteunt de ECB werkzaamheden ten aanzien van de ontwikkeling van innovatieve betalingsdiensten, onder meer op het niveau van de Euro Retail Payments Board (ERPB). De ERPB heeft met name de vooruitgang op het gebied van open bankieren bevorderd, waardoor derde partijen met toestemming van de klanten van de banken toegang krijgen tot gegevens over betaalrekeningen en betalingen kunnen initiëren via open application programming interfaces. Hierdoor worden derde partijen in staat gesteld gebruiksvriendelijke en aantrekkelijke betalingsoplossingen aan te bieden. Op uitnodiging van de ERPB is de European Payments Council (EPC) begonnen met de werkzaamheden voor een toekomstige SEPA Payment Account Access regeling (SPAA) waarin regels, werkwijzen en normen worden vastgesteld die de uitwisseling van gegevens in verband met betaalrekeningen mogelijk zullen maken en het initiëren van betalingstransacties van door banken aan derden geleverde waardetoevoegende diensten zullen vergemakkelijken. Een eerste versie van een SPAA-reglement (Engels) werd in november 2022 door het EPC gepubliceerd.

Het Eurosysteem heeft onderzocht hoe DLT of andere nieuwe technologieën kunnen worden gebruikt om centralebankgeld te verstrekken voor de afwikkeling van financiële groothandelstransacties

Digitale innovatie verandert niet alleen retailbetalingsdiensten, maar ook de financiële groothandelstransacties. Stakeholders uit de financiële markt experimenteren al een paar jaar met nieuwe technologieën, zoals de distributed ledger-technologie (DLT). Om deze technologieën beter te kunnen beoordelen heeft de EU op 23 maart 2023 een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van DLT gelanceerd, die drie jaar zal duren en eenmaal kan worden verlengd. Onder deze regeling kunnen aanbieders van beleggingsdiensten, marktondernemingen en csd's een multilaterale handelsfaciliteit, een afwikkelingssysteem of een op DLT-technologie gebaseerd handels- en afwikkelingssysteem exploiteren. In het hypothetische scenario dat de financiële markten DLT of andere nieuwe technologieën voor groothandelstransacties op grote schaal zouden toepassen, zouden ook de behoeften van de gebruikers van de vereveningsdiensten voor de groothandel van het Eurosysteem, met name TARGET2 en T2S, kunnen veranderen. Om de risico's voor het financiële stelsel te beperken door ervoor te zorgen dat het geld van de centrale bank zijn rol als veiligste afwikkelingsinstrument voor financiële groothandelstransacties behoudt, onderzoekt het Eurosysteem manieren om nieuwe technologie te gebruiken voor het verstrekken van centralebankgeld voor de afwikkeling van financiële groothandelstransacties. Een zorgvuldige analyse door het Eurosysteem van de potentiële implicaties voor governance, efficiënte afwikkeling en liquiditeitsbeheer, zonder dat dit een beleidsrichting impliceert, is dan ook van cruciaal belang.

In overeenstemming met haar doelstelling om de integratie van de Europese financiële markten te bevorderen, heeft de Advisory Group on Market Infrastructures for Securities and Collateral (AMI-SeCo) verder verslag uitgebracht over de voortgang die de nationale markten hebben geboekt bij de naleving van de normen die zijn overeengekomen in het kader van het initiatief voor de Single Collateral Management Rulebook for Europe (SCoRE). In het verslag van de SCoREBoard voor H2 2022 merkte de AMI-SeCo op dat, ondanks enige vertraging in de voortgang door de belanghebbenden, volledige naleving op de uiterste datum nog steeds haalbaar was. Gezien de verschuiving van de go-live van het ECMS van het Eurosysteem naar april 2024, stemde AMI-SeCo ermee in de termijn voor naleving van de SCoRE-normen te vervroegen om zo de timing op elkaar af te stemmen.

Ook is de AMI-SeCo de vorderingen en ontwikkelingen in de T2S-harmonisatieagenda en met de bedrijfsnormen, waaronder de sectornormen voor de identificatie van aandeelhouders, blijven volgen en bespreken. Daarnaast heeft de AMI-SeCo een reactie ingediend op de openbare raadplegingen van de Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) over procedures inzake bronbelasting (Engels) en over de uitvoering van de Aandeelhoudersrechtenrichtlijn 2.

4.2 Onderzoeksfase naar een digitale euro

De onderzoeksfase van het digitale-europroject, dat in oktober 2021 van start is gegaan, ligt op schema en zal naar verwachting in de tweede helft van 2023 worden afgerond. Tegen die tijd zullen de bevindingen van de onderzoeksfase en het advies over het al dan niet overgaan naar een voorbereidingsfase aan de Raad van Bestuur zijn voorgelegd, alsmede een projectplan voor deze volgende fase. Een eventueel besluit om over te gaan tot de voorbereidingsfase houdt op zich nog geen beslissing tot uitgifte in.

Het Eurosysteem heeft in de onderzoeksfase van het digitale-europroject overeenstemming bereikt over de belangrijkste gebruikstoepassingen en de belangrijkste ontwerpbesluiten

Het Eurosysteem bracht regelmatig verslag uit over de voortgang van de onderzoeksfase naar de digitale euro en heeft in september en december twee voortgangsverslagen gepubliceerd. In 2022 heeft het Eurosysteem overeenstemming bereikt over de belangrijkste gebruikstoepassingen en veel belangrijke ontwerpbesluiten voor een digitale euro, daarbij rekening houdend met de aspecten van privacy en regelgeving en met de noodzaak om met een digitale euro naast offline mogelijkheden voor betalingen ook online mogelijkheden te bieden. Deze besluiten weerspiegelen ook de belangrijke rol van intermediairs als distributeurs van een digitale euro en een regeling als voorkeursdistributiemodel. Zo is besloten om voorbereidingen te treffen voor een rulebook voor de digitale euro. Hiervoor is een rulebook manager aangetrokken en is er een openbare oproep aan belangstellenden voor marktdeelname gedaan. Het werk aan het rulebook zelf is in het eerste kwartaal van 2023 van start gegaan.

In het kader van dit project zijn de bijbehorende prototype-activiteiten voor de digitale euro met de nationale centrale banken van het Eurosysteem en particuliere bedrijven volgens plan verlopen. De bevindingen zullen in de eerste helft van 2023 worden gerapporteerd en waar relevant worden toegepast in een toekomstige projectfase.

Om de ontwikkeling van een digitale euro te waarborgen die voor alle belanghebbenden aantrekkelijk is, steunt het project op frequente interacties met marktpartijen en toekomstige gebruikers in verschillende fora en op verschillende manieren. In 2022 omvatte dit onder meer de specifieke technische sessies van het ERPB, bilaterale feedbacksessies met belangrijke stakeholdergoepen, bijeenkomsten van de Digital Euro Market Advisory Group, oefeningen voor focusgroepen en seminars voor het maatschappelijk middenveld. Tegelijkertijd werkte de ECB nauw samen met de Europese instellingen die een besluit zullen nemen over het noodzakelijke juridische kader voor een mogelijke toekomstige uitgifte van een digitale euro.

4.3 Oversight en de rol van de centrale bank van uitgifte

Om de veilige en efficiënte werking van financiële marktinfrastructuren (FMI's) en het betalingsverkeer in het eurogebied te waarborgen, formuleert het Eurosysteem toezichtsdoelstellingen door regelingen, normen, richtlijnen en aanbevelingen vast te stellen, toezicht te houden op de tenuitvoerlegging daarvan en waar nodig op veranderingen aan te sturen. Daarnaast is het Eurosysteem, als centrale bank van uitgifte van de euro, betrokken bij coöperatieve toezicht- en oversightregelingen en regelingen voor crisismanagement voor FMI's met betekenisvolle in euro luidende activiteiten.

Wat systeemkritische betalingssystemen (SIPS) betreft, houdt de oversightfunctie van het Eurosysteem rechtstreeks toezicht op TARGET2, EURO1, STEP2-T en het Mastercard Clearing Management System. Een bijzonder aandachtspunt in 2022 was het T2-T2S-consolidatieproject van het Eurosysteem (zie Paragraaf 4.1). Het Eurosysteem heeft een vooronderzoek van het geconsolideerde platform uitgevoerd, gericht op belangrijke wijzigingen in TARGET2, en toezicht gehouden op het project om mogelijke risico's voor de succesvolle start van het platform en de daaropvolgende soepele werking ervan vast te stellen. Daarnaast heeft het Eurosysteem een alomvattende beoordeling uitgevoerd van het Mastercard Clearing Management System in het licht van de SIPS-verordening en de Cyber Resilience Oversight Expectations. Ook de ontwikkeling en operationele weerbaarheid van stelsels voor pan-Europese instant payments zoals TIPS en RT1 werden nauwlettend gevolgd.

Uitvoering van het PISA-raamwerk gestart

Met betrekking tot betaalinstrumenten waren de werkzaamheden gericht op de uitvoering van het toezichtskader van het Eurosysteem voor elektronische betaalinstrumenten, regelingen en systemen (PISA-raamwerk). Op basis van het resultaat van een geharmoniseerde puntenwaardering zijn de bestuursorganen van de vastgestelde betaalsystemen in kennis gesteld of zij in het kader van het PISA-raamwerk onder toezicht komen te vallen, gecontroleerd worden of vrijgesteld worden van oversightactiviteiten. Voor de betaalsystemen is dit proces bijna afgerond. Voorts zijn alomvattende beoordelingen van start gegaan voor een eerste groep betaalsystemen.

Als centrale bank van uitgifte van de euro bleef het Eurosysteem lid van de toezichthoudende colleges voor centrale tegenpartijen binnen de EU krachtens de Verordening betreffende de Europese Marktinfrastructuur (EMIR). In die hoedanigheid heeft het Eurosysteem verschillende voorstellen beoordeeld aangaande de uitbreiding van diensten of belangrijke wijzigingen in de risicobeheerprocedures en herstelplannen herzien die zijn opgesteld overeenkomstig de EU-verordening inzake herstel en afwikkeling van centrale tegenpartijen. In het kader van de voorbereidende werkzaamheden voor de herziening van EMIR heeft het Eurosysteem input geleverd voor de raadpleging van de Europese Commissie van maart 2022.

Het Eurosysteem heeft ook de effecten van de toegenomen marktvolatiliteit op de centrale tegenpartijen gevolgd. De ECB heeft analytische werkzaamheden verricht met betrekking tot de volatiliteit op de energiemarkt om het effect van grote margestortingen op clearingdeelnemers te onderzoeken. De bevindingen ondersteunden de bijdrage van de ECB aan EU- en internationale beleidswerkzaamheden ter beperking van het risico en de potentiële impact van plotselinge grote margestortingen.

Met betrekking tot de afwikkeling van effectentransacties heeft het Eurosysteem als centrale bank van uitgifte bijgedragen aan de reguliere beoordeling van CSD's uit hoofde van de Verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (CSDR). Het Eurosysteem is ook begonnen met de voorbereidingen op de invoering van Verordening (EU) nr. 2022/858 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie.

Met betrekking tot oversight op T2S heeft het Eurosysteem in het eerste kwartaal van 2022 de eerste beoordeling van T2S tegen het licht van de Cyber Resilience Oversight Expectations afgerond. Het Eurosysteem heeft tevens zijn beoordeling van de in 2022 in T2S doorgevoerde wijzigingen afgerond (zie Paragraaf 4.1).

De cyberweerbaarheid van de FMI’s blijft een belangrijk aandachtspunt, zowel op het operationele gebied van TARGET-diensten (zie Paragraaf 4.1) als bij het oversight. In 2022 is begonnen met een evaluatie van de oversightstrategie van het Eurosysteem/ESCB inzake cyberweerbaarheid voor financiële marktinfrastructuren en enkele van zijn instrumenten, is een nieuwe ronde van de Cyber Resilience Survey betreffende FMI's afgerond, en heeft de Euro Cyber Resilience Board gewerkt aan uitwisseling van informatie (met name met het oog op de Russische inval in Oekraïne), crisiscoördinatie en risico’s voor derden. Uit hoofde van het TIBER-EU-raamwerk heeft het TIBER-EU-Kenniscentrum best practices voor purple teaming ontwikkeld, zijnde een samenwerkingsactiviteit die in een bepaalde fase van een TIBER-test plaatsvindt.

5 Markttransactie-activiteiten en aan andere instellingen verstrekte financiële diensten

De meeste sinds 2020 met andere centrale banken opgezette of geactiveerde euroliquiditeitsovereenkomsten bleven in 2022 van kracht en er werden nieuwe overeenkomsten opgezet met Narodowy Bank Polski en de Andorra Financial Authority. De ECB bleef transacties in Amerikaanse dollars aanbieden aan tegenpartijen van het eurogebied en bood daarmee een achtervang voor marktfinanciering. Er waren geen ECB-interventies op de valutamarkt.

De ECB bleef namens de EU verantwoordelijk voor het beheer van verschillende financiële transacties en bleef een coördinerende rol spelen met betrekking tot de dienstverlening van het Eurosysteem op het gebied van reservebeheer.

De transmissie van beleidsrentewijzigingen van de ECB naar de geldmarkten in het eurogebied (Kader 3) was volledig en onmiddellijk in het segment van de kortlopende ongedekte geldmarkt, terwijl de ongedekte termijnrente slechts langzaam omhoog ging. Ook de doorwerking van de renteverhogingen naar de gedekte geldmarkten verliep grotendeels geleidelijk, zij het met enige heterogeniteit in de snelheid van aanpassing tussen de segmenten.

5.1 Markttransactie-ontwikkelingen

Liquiditeitsovereenkomsten voor euro’s en andere valuta's

Liquiditeitsovereenkomsten bleven de ECB helpen om haar prijsstabiliteitsdoelstelling te realiseren, tekorten aan euroliquiditeit te voorkomen en overloopeffecten te vermijden

De swap- en repolijnen van het Eurosysteem zijn monetaire beleidsinstrumenten die worden gebruikt als stabilisatie-instrumenten in tijden van spanningen op de mondiale financiële markten.

Wanneer het Eurosysteem euro’s verschaft aan centrale banken buiten het eurogebied, voorzien de liquiditeitsovereenkomsten in eventuele behoeftes aan euroliquiditeit in landen buiten het eurogebied als zich marktverstoringen voordoen. Zij voorkomen derhalve overloopeffecten in de financiële markten en economieën van het eurogebied middels een opwaartse druk op de kortlopende geldmarktrente of abrupte verkopen van activa (fire sales) die de soepele transmissie van het monetaire beleid van de ECB negatief zouden kunnen beïnvloeden. De liquiditeitsovereenkomsten voorkomen ook dat tekorten aan euroliquiditeit omslaan in risico's voor de financiële stabiliteit.

Wanneer de ECB vreemde valuta ontvangt van een andere centrale bank (bijvoorbeeld Amerikaanse dollars van het Federal Reserve System) en euro’s als onderpand verschaft, zorgen de liquiditeitsovereenkomsten in vreemde valuta voor de continue verstrekking van leningen in vreemde valuta. Dit voorkomt abrupte schuldafbouw, extreme prijsbewegingen en onderbrekingen van de kredietstroom als gevolg van spanningen op de internationale financieringsmarkten.

De meeste liquiditeitsovereenkomsten in euro die sinds 2020 zijn opgezet of geactiveerd, bleven van kracht en werden aanvankelijk verlengd tot 15 januari 2023 en later tot 15 januari 2024, met uitzondering van de swapovereenkomsten met Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) en Hrvatska narodna banka, en de repolijn met de Nationale Bank van Servië, die eind maart 2022 afliep. In 2022 werden nieuwe liquiditeitsovereenkomsten opgezet met Narodowy Bank Polski en de Andorran Financial Authority. Tabel 5.1 geeft de per 31 december 2022 geldende liquiditeitsovereenkomsten in euro weer, waarmee de ECB euroliquiditeit kon verstrekken aan buitenlandse centrale banken. Het aanspreken van liquiditeitsovereenkomsten in euro is beperkt tot kwartaaleinden.

De wederkerige valutaswapovereenkomst met de People’s Bank of China is met drie jaar verlengd tot oktober 2025.

In 2022 verschafte de ECB liquiditeit in Amerikaanse dollars in overleg met het Federal Reserve System, de Bank of Canada, de Bank of England, de Bank of Japan en de Zwitserse centrale bank, met een gebruikelijke looptijd van zeven dagen. De liquiditeitsverschaffing in Amerikaanse dollar in de belangrijkste jurisdicties heeft de druk op de mondiale financieringsmarkten helpen verlichten en bleef daarmee achtervang bieden voor de private financieringsmarkten.

Tabel 5.1

Overzicht van ECB-liquiditeitsovereenkomsten

Bron: website van de ECB.
Toelichting: In de tabel zijn niet de repolijnen opgenomen die in het kader van het Eurosysteem voor centrale banken (EUREP) zijn opgezet met centrale banken van buiten het eurogebied en waarvoor de ECB haar tegenpartijen niet bekendmaakt.

Verslaglegging over valuta-interventies

Er vonden geen ECB interventies plaats op de valutamarkt

In 2022 heeft de ECB niet op de valutamarkten geïntervenieerd. Sinds de invoering van de euro heeft de ECB tweemaal geïntervenieerd op de valutamarkt, in 2000 en 2011. Gegevens over valuta-interventies worden op kwartaalbasis met een vertraging van één kwartaal gepubliceerd op de website van de ECB en in het Statistical Data Warehouse. De informatie die in deze kwartaalstaten wordt gepubliceerd, wordt ook in samengevatte vorm op jaarbasis opgenomen in het Jaarverslag van de ECB (Tabel 5.2). Als zich in een bepaald kwartaal geen valuta-interventie heeft voorgedaan, wordt dit expliciet vermeld.

Tabel 5.2

Valuta-interventies door de ECB

Bron: ECB.

Het verslagleggingskader omvat de eenzijdig door de ECB uitgevoerde en in coördinatie met andere internationale autoriteiten uitgevoerde valuta-interventies, en interventies tegen limietkoersen in het kader van het wisselkoersmechanisme (exchange rate mechanism – ERM II).

5.2 Beheer van krediettransacties van de EU

De ECB verwerkt betalingen voor verschillende leningenprogramma’s van de EU

De ECB beheert de krediettransacties (zowel opgenomen als verstrekte kredieten) van de EU in het kader van de faciliteit voor financiële bijstand op de middellange termijn (medium-term financial assistance facility – MTFA)[44], het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM)[45], het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een Noodtoestand (SURE)[46], en het Next Generation EU-programma (NGEU)[47]. In 2022 heeft de ECB ook ingestemd met het verzoek van de Europese Commissie om uitbetalingsinstantiediensten te verrichten, waarmee de huidige diensten van de ECB als betalingsinstantie zijn uitgebreid. Er worden voorbereidingen getroffen om in 2023 operationeel te worden.

In 2022 verwerkte de ECB rentebetalingen met betrekking tot de onder de MTFA verstrekte leningen. Per 31 december 2022 stond er uit hoofde van deze faciliteit een nominaal totaalbedrag van € 200 miljoen uit. De ECB verwerkte in 2022 tevens diverse betalingen en rentebetalingen met betrekking tot de onder het EFSM verstrekte leningen. Per 31 december 2022 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 46,3 miljard. In 2022 verwerkte de ECB uitbetalingen van SURE-leningen aan verschillende EU-lidstaten en daarmee verband houdende rentebetalingen. Per 31 december 2022 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 98,4 miljard. Tot slot verwerkte de ECB in 2022 de uitbetalingen van NGEU-leningen en -subsidies aan diverse lidstaten.

De ECB is ook verantwoordelijk voor het beheer van de betalingen die voortvloeien uit transacties in het kader van de European Financial Stability Facility (EFSF)[48] en het European Stability Mechanism (ESM)[49]. In 2022 verwerkte de ECB diverse rentebetalingen en vergoedingen met betrekking tot een onder het EFSF verstrekte lening.

Tot slot is de ECB ook verantwoordelijk voor het verwerken van alle betalingen in het kader van de kredietfaciliteitovereenkomst voor Griekenland.[50] Per 31 december 2022 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag van € 44,8 miljard uit.

5.3 Diensten van het Eurosysteem inzake reservebeheer

Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem verleende diensten uit hoofde van het ERMS

In 2021 is wederom een veelomvattende reeks financiële diensten aangeboden uit hoofde van het in 2005 ingevoerde kader voor het beheer van in euro luidende reserveactiva (Eurosystem Reserve Management Services – ERMS) toebehorend aan cliënten. Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem stelt onder geharmoniseerde voorwaarden en volgens marktstandaarden investeringsdiensten beschikbaar aan centrale banken, monetaire autoriteiten en overheidsinstanties buiten het eurogebied, als ook aan internationale organisaties. De ECB vervult een algemene coördinerende rol, ziet toe op het soepel functioneren van de diensten, bevordert verbeteringen aan het ERMS-kader en verzorgt de verslaglegging voor de besluitvormende organen van de ECB.

Eind 2022 bedroeg het aantal gerapporteerde rekeningen van cliënten in het ERMS 270, tegen 265 eind 2021. De totale geaggregeerde aanhoudingen (met inbegrip van liquiditeiten en aangehouden effecten) die binnen het ERMS-kader werden beheerd zijn in 2022 met ongeveer 6% gedaald ten opzichte van 2021.

Kader 3
Doorwerking van de belangrijkste wijzigingen van de basisrentetarieven van de ECB naar de geldmarktrente in het eurogebied

Tussen juli en december 2022 verhoogde de ECB haar belangrijkste basisrentetarieven met 250 basispunten, waardoor de depositofaciliteit van de ECB niet langer negatief was en tegen het einde van het jaar een niveau van 2,0% bereikte. Deze cyclus van renteverhogingen valt historisch gezien op door de omvang van de renteverhogingen (twee verhogingen met 50 basispunten en twee verhogingen met 75 basispunten), de snelheid waarmee de beleidsrente werd aangepast (over een periode van vijf maanden) en omdat deze cyclus plaatsvond tegen de achtergrond van een record aan overliquiditeit van meer dan € 4 biljoen.

Dit kader biedt een overzicht van de wijze waarop de wijzigingen in de beleidsrente hebben doorgewerkt in de geldmarkten, die de eerste schakel vormen in de keten van het transmissiemechanisme van het monetair beleid. Kortom, de transmissie was volledig en onmiddellijk in het segment van de kortlopende ongedekte leningen, zoals blijkt uit de kortetermijnrente voor de euro (euro short-term rate - €STR), terwijl de termijnrente van ongedekte leningen trager reageerde. Op de gedekte geldmarkt werden de tarieven voor repo-overeenkomsten (repo's) ten dele vertraagd of verstoorden de tarieven zelfs de transmissie, voornamelijk als gevolg van een toegenomen onderpandschaarste in 2022. Bovendien droegen het beperkte aanbod van kortlopende zekerheidstellingen en de toegenomen vraag naar dergelijke instrumenten ertoe bij dat de verhogingen van de beleidsrente slechts gedeeltelijk resulteerde in een doorwerking naar de government bill rates.

De rente op de kortlopende ongedekte geldmarkt pasten zich goed aan de verhogingen van de beleidsrente aan, terwijl de termijnrente voor ongedekte leningen slechts langzaam omhoog ging.

De €STR steeg tussen juli en december 2022 met 249 basispunten en paste zich dus bijna één-op-één aan aan de verhoging van de beleidsrente met 250 basispunten (Grafiek A). Ook de verdeling van de rentetarieven voor geldmarkttransacties ter ondersteuning van de €STR, die op basis van de Verordening inzake geldmarktstatistieken worden verzameld, bleef stabiel, zoals blijkt uit de ongewijzigde spread tussen het 25e en 75e percentiel van de rentetarieven die aan de €STR ten grondslag liggen. Het kortlopende ongedekte handelsvolume trok aanzienlijk aan, vooral nadat de rente weer positief werd. Met name het gemiddelde handelsvolume als onderpand voor de €STR is tussen september en december 2022 met 20% gestegen ten opzichte van het gemiddelde handelsvolume tot september 2022. De rente op ongedekte leningen, die tot uiting komt in de interbancaire euro-laatprijzen (EURIBOR), reageerde echter traag op de renteverhogingen voor korte looptijden (Grafiek B). De vertraagde aanpassing van de termijnrente werd grotendeels veroorzaakt door een grotere vraag naar kortlopende geldmarktbeleggingen in een klimaat van grote onzekerheid over het toekomstige niveau van de beleidsrente en door een premie geheven door banken die termijndeposito’s accepteren.

Ook de transmissie van de renteverhogingen naar de door onderpand gedekte geldmarkten was uiteindelijk grotendeels voltooid, zij het met enige heterogeniteit in de snelheid van aanpassing tussen de segmenten.

Repo's fungeren in wezen als kortlopende leningen gedekt met onderpand waarin contanten worden gewisseld tegen een zekerheidstelling onder de afspraak dat de transactie wordt teruggedraaid (doorgaans de volgende dag). Vanaf het laatste kwartaal van 2021 nam de vraag naar kredietverlening en gedekte kortlopende beleggingen aanzienlijk toe, waardoor de wig tussen de repotarieven en de rente op de depositofaciliteit van de ECB groter werd naarmate het soort onderpand voor die transacties schaarser werd. Gelet op de transmissie van de drie renteverhogingen van juli, oktober en december 2022, hebben alle drie de renteverhogingen grotendeels doorgewerkt in de kortlopende repotarieven gedekt door staatsobligaties van de meeste landen van het eurogebied, terwijl de doorwerking naar onderpand met de hoogste rating, bijvoorbeeld Duits overheidsschuldpapier, enige vertraging opliep. Bij de renteverhoging van 75 basispunten in september 2022, waardoor de beleidsrente weer positief werd, werd de transmissie naar de repotarieven sterker vertraagd en verstoord. In de eerste dagen na de invoering van de renteverhoging stonden de repotarieven in alle jurisdicties van het eurogebied onder aanzienlijke neerwaartse druk, wat werd gekenmerkt door de vrees dat de vraag naar onderpand aanzienlijk zou toenemen omdat beleggers zich haastten om hun liquiditeiten op de repomarkt te beleggen nu het niveau van de rentevoet weer positief werd. Ook bij de repotarieven met een langere looptijd en government bill rates was de doorwerking onvolmaakt, voornamelijk vanwege het beperkte aanbod van onderpand en de toegenomen vraag naar dergelijke beleggingen. De beschikbaarheid van onderpand verbeterde tegen het einde van 2022, hetgeen tot uiting kwam in kleinere spreads tussen de gedekte geldmarktrente en de beleidsrente van de ECB, niet in de laatste plaats dankzij een aantal initiatieven van het Eurosysteem en de nationale managementbureaus inzake schuldbeheer om de schaarste aan onderpand te verminderen, waarbij de gebruikelijke volatiliteit aan het einde van het jaar eind december 2022 optrad (Grafieken A en B).

Grafiek A

Transmissie van renteverhogingen naar kortlopende ongedekte en gedekte geldmarkttarieven

(procenten, volumegewogen gemiddelde voor)

Bronnen: Berekeningen van de ECB, Bloomberg en BrokerTec/MTS.
Toelichting: Er zijn twee soorten transacties: non-general collateral (non-GC) repotransacties en general collateral (GC) repotransacties. De in de grafiek weergegeven repotarieven combineren GC en non-GC repotarieven en looptijden tot de volgende dag, de volgende morgen en de derde handelsdag na een transactiedag (spot next). De daling van de repotarieven eind oktober en december 2022 was toe te schrijven aan kwartaaleinde-effecten, wanneer de balanssrestricties van de banken bijzonder dwingend zijn op de wettelijke-rapportagedata.

Grafiek B

Transmissie van renteverhogingen naar ongedekte en door onderpand gedekte geldmarktrente op termijn

(procenten, volumegewogen gemiddelde voor)

Bronnen: Berekeningen van de ECB en Bloomberg.
Toelichting: OIS staat voor 1-maands geïndexeerde overnight swaprente, waarbij de variabele rente verwijst naar de verwachte €STR.

6 Contant geld blijft het meest gebruikte betaalmiddel onder de Europese burgers, met weinig valsemunterij

Het aantal en de waarde van eurobankbiljetten in omloop bleef in 2022 toenemen, met respectievelijk 4,5% en 1,8%, en werd vooral beïnvloed door de Russische oorlog in Oekraïne en de verhogingen van de basisrentetarieven van de ECB vanaf juli.

Uit het onderzoek van de ECB naar de houding van consumenten ten opzichte van betaalmiddelen in het eurogebied (SPACE) bleek dat contant geld het meest gebruikte betaalmiddel was bij verkooppunten, goed voor 59% van de betalingen. Bovendien bleek uit de eerste enquête naar het gebruik van contant geld door bedrijven dat 96% van de bedrijven die voornamelijk particuliere klanten bedienen contant geld accepteerde en dat meer dan 90% dit in de toekomst zal blijven doen.

Valsemunterij blijft opmerkelijk laag. De ontwikkeling van nieuwe echtheidskenmerken voor bankbiljetten wordt voortgezet om vervalsers voor te blijven en de weerbaarheid en integriteit van eurobankbiljetten verder te verbeteren.

6.1 Eurobankbiljetten in omloop

Het aantal eurobankbiljetten in omloop is toegenomen als gevolg van twee belangrijke ontwikkelingen

Eind 2022 waren er 29,5 miljard eurobankbiljetten in omloop met een totale waarde van € 1,57 biljoen. Dit betekent een positieve jaarlijkse groei van respectievelijk 4,5% en 1,8% van het aantal en de waarde van de bankbiljetten. In 2022 waren twee belangrijke ontwikkelingen van invloed op het aantal eurobankbiljetten in omloop. Ten eerste leidde de Russische invasie in Oekraïne in februari en maart 2022 tot een grotere vraag naar eurobankbiljetten, omdat mensen over voldoende geld wilden beschikken in geval van mogelijke verstoringen van het ecosysteem voor betalingen. De vraag naar eurobankbiljetten stabiliseerde zich vanaf april 2022. Ten tweede heeft de verhoging van de basisrente van de ECB met ingang van 27 juli 2022 de uitstaande liquiditeiten in euro duurder gemaakt in vergelijking met rentedragende instrumenten. Daardoor keerde een klein deel van de eurobankbiljetten in omloop terug naar het Eurosysteem, met een neerwaarts effect op het aantal eurobankbiljetten in omloop (Grafiek 6.1).

Grafiek 6.1

Aantal en waarde van eurobankbiljetten in omloop

(links: EUR miljard; rechts: miljarden)

Bron: ECB.

Om de kwaliteit van de eurobankbiljetten in omloop en het vertrouwen daarin op peil te houden, hebben de nationale centrale banken van het Eurosysteem 24,8 miljard eurobankbiljetten verwerkt. Daarvan moesten 3,2 miljard versleten bankbiljetten worden vervangen door nieuwe biljetten.

Ook de waarde van het aantal euromunten in omloop groeide jaarlijks met 4,0% en kwam eind 2022 uit op € 32,5 miljard. In totaal zijn er 145 miljard euromunten in omloop.

De invoering van eurobankbiljetten en -munten in fysieke vorm in 2002 was een mijlpaal in de Europese geschiedenis. Het was een uitzonderlijke gebeurtenis, ook op mondiaal niveau, aangezien het de grootste monetaire omschakeling ter wereld ooit was – en nog steeds is.

6.2 Onderzoek naar de houding van consumenten ten opzichte van betaalmiddelen en het gebruik van contant geld door bedrijven in het eurogebied

Onderzoek naar de houding van consumenten in het eurogebied ten opzichte van betaalmiddelen

Contant geld bleef het meest gebruikte betaalmiddel aan de kassa

Tussen oktober 2021 en juni 2022 voerde de ECB het onderzoek naar de houding van consumenten in het eurogebied ten opzichte van betaalmiddelen (SPACE) uit om het betaalgedrag en de betaalvoorkeuren van consumenten en hun toegang tot verschillende betaalinstrumenten te beoordelen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat contant geld het meest gebruikte betaalmiddel was bij verkooppunten, waar 59% van alle betalingen werden afgerekend met contant geld, hoewel het aandeel contante betalingen wel was gedaald ten opzichte van 72% in 2019. In termen van waarde vertegenwoordigden kaartbetalingen een groter aandeel van de betalingen (46%) dan contant geld (42%). In 95% van de transacties in fysieke betaallocaties in het gehele eurogebied werd contant geld geaccepteerd, hoewel in 81% van de transacties ook met non-cash-middelen kon worden betaald.

De meeste consumenten in het eurogebied waren tevreden over hun toegang tot contant geld. De overgrote meerderheid van de consumenten (90%) vond het vrij gemakkelijk of zeer gemakkelijk om naar een geldautomaat of een bank te gaan.

Gebruik van contant geld door bedrijven in het eurogebied

96% van de bedrijven met particuliere klanten accepteert contant geld en 90% van hen zal dat ook in de toekomst blijven doen

In 2022 publiceerde de ECB de resultaten van haar eerste enquête naar het gebruik van contant geld door bedrijven, dat licht werpt op de strategische opvattingen van bedrijven over het huidige en toekomstige gebruik en de acceptatie van contant geld. Contant geld zal waarschijnlijk relevant blijven als betaalmiddel, aangezien meer dan 90% van de bedrijven die momenteel contant geld accepteren, van plan is dit in de toekomst te blijven doen. Veiligheid en betrouwbaarheid zijn de belangrijkste criteria op basis waarvan ondernemingen besluiten of zij een betaalmiddel accepteren.

6.3 Weinig valsemunterij en ontwikkelingen op het gebied van eurobankbiljetten

Opmerkelijk weinig vervalsingen van eurobankbiljetten

In 2022 werd het op één na laagst aantal vervalsingen in verhouding tot de bankbiljetten in omloop waargenomen sinds de invoering van de eurobankbiljetten

In de loop van 2022 werden 376.000 valse eurobankbiljetten uit omloop genomen. Met 13 onderschepte vervalsingen per 1 miljoen echte bankbiljetten in omloop is dit het op één na laagste aantal vervalsingen in verhouding tot de bankbiljetten in omloop sinds de invoering van de eurobankbiljetten (Grafiek 6.2). Het totale aantal uit omloop genomen valse biljetten is met 8,4% gestegen ten opzichte van 2021. Dit weerspiegelt ook de opleving van de economische bedrijvigheid in 2022 na de opheffing van de meeste coronamaatregelen. De kwaliteit van de vervalsingen blijft laag. Hierdoor kunnen vervalsingen heel snel en eenvoudig worden herkend door de ‘voel-kijk-kantel’-test toe te passen.

Grafiek 6.2

Aantal ontdekte vervalsingen op jaarbasis per miljoen echte eurobiljetten in omloop:

Bron: ECB.

Ontwikkelingen van de eurobankbiljetten

De ontwikkeling van nieuwe veiligheidskenmerken voortgezet om vervalsers voor te blijven

Om de hoge kwaliteit van eurobankbiljetten en hun weerbaarheid tegen valsemunterij in de toekomst te waarborgen, wordt de ontwikkeling van nieuwe echtheidskenmerken voortgezet, waarbij ook rekening wordt gehouden met de voordelen van de technologische vooruitgang. Andere belangrijke doelstellingen die voor toekomstige bankbiljetten zijn vastgesteld, zijn onder meer het herontwerp van de eurobankbiljetten en de vermindering van de milieubelasting van eurobankbiljetten. Er is nog geen besluit genomen over de feitelijke productie en uitgifte van nieuwe eurobankbiljetten.

7 Statistieken

Met hulp van de nationale centrale banken (NCB's) houdt de ECB zich bezig met het ontwikkelen, verzamelen, samenstellen en publiceren van allerlei statistieken en gegevens die nodig zijn voor het monetair beleid van de ECB en voor de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en het Europees comité voor systeemrisico's, al dan niet op het gebied van financiële stabiliteit. Ook overheden, internationale organisaties, financiële marktpartijen, de media en het grote publiek gebruiken deze statistieken, die de ECB helpen om transparanter te werken.

In 2022 richtte de ECB zich op nieuwe statistieken voor het eurogebied, te weten de verbeterde publicatie van effectenstatistieken, de ontwikkeling van indicatoren voor de daggeldrenteswaps (overnight index swaps – OIS) op de eurogeldmarkt op basis van gegevens van de statistische rapportage over de geldmarkten (Money Market Statistical Reporting – MMSR), informatie over special purpose entities (SPE's) en bilaterale externe statistieken van de landen van het eurogebied ten opzichte van Rusland. Er zijn experimentele indicatoren ter ondersteuning van het beleid inzake klimaatverandering ontwikkeld en de ontwerpfase van het kader voor geïntegreerde verslaglegging (Integrated Reporting Framework – (IReF) is van start gegaan. Daarnaast zijn nieuwe gegevens over niet-bancaire financiële instellingen opgenomen in de financiële kwartaalrekeningen.

7.1 Nieuwe en verbeterde statistieken voor het eurogebied en andere ontwikkelingen

De Raad van Bestuur van de ECB heeft een richtsnoer vastgesteld voor de productie van nieuwe maandelijkse gegevens over effectenemissies

De Raad van Bestuur van de ECB heeft in april 2021 een nieuw richtsnoer vastgesteld op het gebied van gegevens over effecten en statistieken aangaande effectenemissies.[51] Het richtsnoer definieert gewijzigde vereisten voor het datakwaliteitsbeheer van de Centrale Effectendatabase van het ESCB (Centralised Securities Database – CSDB) en nieuwe vereisten voor het produceren van statistieken aangaande effectenemissies op basis van de gegevens van de CSDB.

Er zijn nieuwe statistieken over effectenemissies en aanhoudingen beschikbaar gesteld met een aanzienlijk verbeterde actualiteit

Na de vaststelling van het richtsnoer is de ECB gestart met de publicatie van nieuwe uitsplitsingen voor statistieken aangaande effectenemissies naar waarderingsmethode, looptijd en rentetype voor alle EU-lidstaten. Dit is de eerste micro-naar-macro dataset van de ESCB, waarbij microgegevens van de CSDB worden gebruikt om officiële macrostatistieken samen te stellen conform internationale statistische normen. De gegevens zijn aanzienlijk sneller beschikbaar. De ECB heeft ook de publicatie van statistieken inzake aangehouden effecten aanzienlijk uitgebreid met nieuwe uitsplitsingen naar alle afzonderlijke landen van het eurogebied, en naar houder en sector van uitgifte. De nieuwe gegevens tonen een actueler en vollediger beeld van de financiële markten, waardoor de activiteiten op de primaire en secundaire markt beter kunnen worden gevolgd.

Er zijn nieuwe statistieken gepubliceerd over de overnight index swaps op de eurogeldmarkt

De ECB is gestart met de publicatie van nieuwe statistieken over de overnight index swaps (OIS) op de eurogeldmarkt op basis van gegevens van de statistische rapportage over de geldmarkten (Money Market Statistical Reporting – MMSR) van 47 banken uit het eurogebied.[52] De datareeksen bevatten informatie over de OIS contant- en termijnmarkten over het totale en dagelijkse gemiddelde nominale bedrag en de gewogen gemiddelde rente. De nieuwe statistieken vormen een aanvulling op de gegevens over de ongedekte en gedekte geldmarktsegmenten, die sinds respectievelijk november 2017 en januari 2019 regelmatig worden gepubliceerd. Het doel van de nieuwe statistieken is om de markt transparanter te maken en daardoor de werking van de geldmarkt te verbeteren.

Het richtsnoer van de ECB betreffende externe statistieken is gewijzigd om ook special purpose entities op te nemen

In mei 2022 heeft de Raad van Bestuur van de ECB de wijziging van het Richtsnoer betreffende externe statistieken vastgesteld om statistische informatie over special purpose entities (SPE's) te verzamelen.[53] Dit zal een beter inzicht geven in hun rol in het economische en financiële stelsel van het eurogebied. De eerste gegevenstransmissie over grensoverschrijdende transacties en voorraden van ingezetenen SPE's startte in maart 2023 op basis van gegevens over het vierde kwartaal van 2022, terwijl historische gegevens over het eerste kwartaal van 2020 uiterlijk in september 2023 worden verzonden.

Publicatie van de externe statistieken van de landen van het eurogebied ten opzichte van Rusland

In oktober 2022 is de ECB begonnen met de publicatie van een selectie van bilaterale externe statistieken van de landen van het eurogebied ten opzichte van Rusland.[54] Deze aanvullende gedetailleerde statistieken op kwartaalbasis leveren nuttige statistische details op voor de actuele analyse van grensoverschrijdende transacties en posities tussen de landen van het eurogebied en Rusland.

7.2 Ontwikkeling van experimentele indicatoren ter ondersteuning van het beleid inzake klimaatverandering

Er zijn nieuwe indicatoren voor klimaatverandering ingevoerd ter ondersteuning van de monetairbeleidsstrategie van de ECB

Op basis van in 2022 voltooide werkzaamheden heeft de ECB op 24 januari 2023 voor het eerst drie nieuwe sets statistische indicatoren gepubliceerd betreffende duurzame financiering, de uitstoot van broeikasgassen en fysieke risico's. Deze werkzaamheden zijn onderdeel van het ECB-actieplan[55] om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij haar monetairbeleidsstrategie. De ontwikkeling van deze indicatoren inzake klimaatverandering was een complex proces. De indicatoren bestaan onder meer uit het matchen van verschillende landoverschrijdende datasets op microniveau, het ontwikkelen van passende verwerkingsmethoden voor ontbrekende gegevens en het inspecteren van de gegevenskwaliteit, waarbij aspecten als vertrouwelijkheid, repliceerbaarheid en representativiteit in aanmerking worden genomen. Als zodanig, en met verschillen die afhankelijk zijn van de subset van gegevens in kwestie, blijven de datasets een "werk in uitvoering" met enkele voorbehouden die het gebruik van deze indicatoren belemmeren.

De volgende drie datasets zijn gepubliceerd:[56]

  1. Indicatoren voor duurzame financiering: Deze indicatoren geven een overzicht van de uitgifte en het aanhouden van schuldbewijzen met duurzaamheidskenmerken door ingezetenen in het eurogebied. Deze dataset is al behoorlijk uitgebreid en wordt gepubliceerd met een "experimenteel" gegevenskwaliteitslabel.
  2. Indicatoren voor de uitstoot van broeikasgassen van financiële instellingen: Deze verschaffen informatie over de broeikasgasintensiteit van de effecten- en kredietportefeuilles van financiële instellingen zoals banken en helpen zo de rol van de sector bij de financiering van de overgang naar een netto nul-economie en de daarmee samenhangende risico's te beoordelen. De onderliggende dataset moet echter worden verbeterd, vooral wat betreft de dekking. Als gevolg daarvan moeten de indicatoren met omzichtigheid worden geïnterpreteerd en worden beschouwd als in ontwikkeling en analytisch van aard.
  3. Indicatoren voor de fysieke risico's van krediet- en effectenportefeuilles: Deze beoordelen de risico's voor de kwaliteit van leningen, obligaties en aandelen die voortvloeien uit door klimaatverandering veroorzaakte natuurrampen, zoals overstromingen of bosbranden. De onderliggende dataset moet nog verder worden verbeterd, bijvoorbeeld wat betreft de details van de informatie over locaties. Om die reden moeten de indicatoren met omzichtigheid worden geïnterpreteerd en worden beschouwd als in ontwikkeling en analytisch van aard.

Overeenkomstig het actieplan van de Raad van Bestuur van de ECB wordt gewerkt aan verbeteringen van deze drie datasets, deels ondersteund door nieuwe en betere gegevensbronnen naarmate deze beschikbaar komen, en door eventuele toekomstige methodologische ontwikkelingen, zowel binnen het ESCB als wereldwijd.

7.3 Vooruitgang in verband met het kader voor geïntegreerde verslaglegging (IReF)

Inspanningen om de rapportagelast te verlichten zijn een concrete fase ingegaan

De reeds lang bestaande toezegging van de ECB om de rapportagelast van banken te verlichten en de kwaliteit en vergelijkbaarheid van gegevens te verbeteren, kreeg in 2022 gestalte. In december 2021 ging de ontwerpfase van het IReF-programma van start met als doel de statistische vereisten van het Eurosysteem voor banken te integreren in één gestandaardiseerd kader dat in het gehele eurogebied van toepassing zal zijn en dat ook door autoriteiten in andere EU-lidstaten zou kunnen worden aangenomen.[57]

Tijdens de ontwerpfase van het IReF waren de werkzaamheden toegespitst op het toekomstige kader en de beoordeling van de kosten-batenanalyses

In de ontwerpfase stelt het Eurosysteem de belangrijkste elementen van het nieuwe kader vast (zowel wat betreft inhoud als wat betreft de gegevensverwerking) en geeft daarbij een beschrijving van een efficiëntere organisatie van het statistische bedrijfsproces van het Eurosysteem. Bij het vormgeven van het IReF bouwt het Eurosysteem voort op de bijdragen van de relevante belanghebbenden door middel van een lopende kosten-batenanalyse.[58] In het kader van de lopende kosten-batenanalyse zijn in september 2022 drie verslagen gepubliceerd. Deze waren elk gericht op specifieke kenmerken van het beoogde rapportagesysteem, namelijk inhoudelijke onderwerpen, technische integratie van landspecifieke eisen en procedurele en tenuitvoerleggingsaspecten.[59] Voorts heeft de ECB in 2022 twee workshops met de banksector georganiseerd om de stand van zaken met betrekking tot de kosten-batenanalyse te bespreken.

Het IReF is een eerste stap naar een breder initiatief voor een geïntegreerd rapportagesysteem voor statistische, prudentiële en resolutiegegevens in de EU, zoals verzocht door het Europese bankwezen en aangedragen door het Europees Parlement en de Raad. De Europese Bankautoriteit (EBA), de ECB, de Single Resolution Board (SRB) en de Europese Commissie zijn een samenwerking aangegaan in een informele coördinatiegroep om deze integratie verder te bevorderen. De samenwerking tussen de autoriteiten zal naar verwachting worden geformaliseerd door de oprichting van een Joint Bank Reporting Committee (JBRC) – waarbij het ESCB, de EBA, het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM) en de nationale bevoegde autoriteiten die niet onder het SSM vallen, de SRB, de nationale resolutieautoriteiten en de Europese Commissie betrokken zijn, zoals uiteengezet in de in december 2021 gepubliceerde haalbaarheidsstudie van de EBA.[60]

Kader 4
Nieuwe statistieken over niet-bancaire financiële instellingen in de financiële kwartaalrekeningen

Overige financiële instellingen – de op één na grootste financiële sector in het eurogebied

De door de ECB gepubliceerde financiële kwartaalrekeningen bevatten een nieuwe uitsplitsing van overige financiële instellingen (OFI's). OFI's zijn, na monetaire financiële instellingen (d.w.z. banken en geldmarktfondsen), de grootste financiële sector in het eurogebied (Grafiek A). Hun steeds grotere rol werd erkend in de herziening van de monetairbeleidsstrategie van de ECB voor 2020-2021, en de nieuwe uitsplitsing is een belangrijke stap om de analyse van deze ontwikkeling te faciliteren.[61] Daarbij worden drie subsectoren onderscheiden:

  • Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband – dit zijn voornamelijk financiële holdings en groepsentiteiten, zoals conduits. Deze subsector is goed voor 17% van de financiële sector van het eurogebied en is geconcentreerd in enkele landen van het eurogebied (Ierland, Luxemburg en Nederland nemen meer dan 85% van de instellingen binnen concernverband voor hun rekening).
  • Andere financiële intermediairs – dit zijn bijvoorbeeld handelaren in effecten en derivaten en lege financiële vennootschappen die zich bezighouden met securitisatietransacties. De subsector is goed voor 4% van de financiële sector in het eurogebied. Gegevens over overige financiële intermediairs zijn essentieel voor een volledige analyse van het financiële intermediatieproces in het eurogebied.
  • Financiële hulpbedrijven – deze faciliteren financiële transacties zonder dat zij een juridische (of economische) tegenpartij worden. Voorbeelden zijn effectenbeurzen, beheerders van pensioen- en beleggingsfondsen en assurantietussenpersonen. Zij vertegenwoordigen 1% van de financiële sector in het eurogebied.

Grafiek A

Financiële subsectoren in het eurogebied

(uitstaande verplichtingen aan het einde van het derde kwartaal van 2022 als percentage van de verplichtingen in de financiële sector)

Bron: Driemaandelijkse sectorrekeningen, ECB.

8 Onderzoeksactiviteiten van de ECB

In 2022 was het onderzoek van de ECB gericht op het beoordelen van de inflatieontwikkelingen en het analyseren van de potentiële effecten van de normalisatie van het monetaire beleid. Het gebruik van via het Household Finance and Consumption Network (HFCN) beschikbare datasets werd uitgebreid naar de analyse van heterogeniteiten in de financiën van huishoudens in het gehele eurogebied. Er zijn nieuwe projecten gestart op basis van de rijke informatie die is verzameld via de Consumer Expectations Survey (CES) van de ECB. Ook het onderzoek naar vraagstukken gerelateerd aan klimaatverandering is geïntensiveerd. De samenwerking met de nationale centrale banken binnen de onderzoeksclusters van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) is voortgezet en er zijn jaarlijks workshops georganiseerd om de meest dringende vraagstukken op hun vakgebieden te bespreken. Het netwerk dat zich bezighoudt met de analyse van prijsstelling op basis van microdata (PRISMA) heeft zijn werkzaamheden afgerond en verschillende beleidsrelevante bevindingen gedaan (zie Kader 5).

8.1 Update: onderzoeksinitiatieven van de ECB

Onderzoek gericht op de beoordeling van het effect van de normalisering van het monetaire beleid

In 2022 was het onderzoek van de ECB vooral gericht op de effecten van de normalisering van de rente en de balans, met inbegrip van de transmissiekanalen en relevante afwegingen. Er is een scala aan interne modellen met macrofinanciële koppelingen gebruikt om de potentiële gevolgen van normalisatie voor de financiële stabiliteit te beoordelen. Een belangrijk en steeds terugkomend inzicht uit het merendeel van dit onderzoek is dat beleidsnormalisering de accumulatie van financiële kwetsbaarheden vermindert en de staartrisico’s voor de inflatie op middellange termijn verlaagt, met daar tegenoverstaand krappere financieringsvoorwaarden en grotere neerwaartse risico’s voor de groei op korte termijn.

Het Household Finance and Consumption Network leverde belangrijke input voor onderzoek naar heterogeniteit

Het HFCN heeft essentiële input geleverd voor de berekeningen van de vermogensverdeling in het eurogebied en is een belangrijke informatiebron voor verschillende onderzoeksprojecten van de onderzoekstaskforce heterogeniteit van de ECB.

Onderzoek op basis van HFCN-gegevens was gericht op het verschil in vermogen en liquide middelen tussen huishoudens zonder respectievelijk met een migratieachtergrond in het eurogebied, financiële nood van huishoudens, substantiële verschillen in huisvesting en huizenbezit tussen de landen van het eurogebied en de heterogeniteit van de effecten van de pandemie op de financiën van huishoudens.

Er zijn nieuwe projecten gestart op basis van de datasets van de Consumer Expectations Survey

De Consumer Expectations Survey (CES) van de ECB werd in de loop van 2022 steeds zichtbaarder. Dit bleek zowel uit de ontwikkeling van nieuwe enquêtemodules over consumentenfinanciën, huisvesting, arbeidsmarkten en andere onderwerpen gerelateerd aan centrale banken als uit de grotere onderzoeksoutput en nieuwe projecten op basis van het rijke spectrum aan onderwerpen dat door de enquête wordt bestreken. Op de CES gebaseerd werk nam een prominente plaats in in de economische, monetaire en financiële analyses van de ECB en haar officiële publicaties. Zoals op de nieuw ontwikkelde CES-webpagina wordt benadrukt, hebben publicaties met daarin enquêtegegevens geleid tot inzichten in uiteenlopende onderwerpen, zoals inflatieverwachtingen, communicatie door centrale banken, consumptie en consumentenfinanciën, de doorwerking van monetair beleid naar huishoudens, de energieschok en begrotingssteun aan huishoudens. Daarnaast worden de geaggregeerde resultaten van de maandelijkse enquêtes nu regelmatig gerapporteerd op de CES-webpagina. In een maandelijks persbericht dat sinds augustus 2022 wordt gepubliceerd worden de verwachtingen van consumenten met betrekking tot de inflatie, de huizenmarkt, toegang tot krediet, inkomens, consumptie, de arbeidsmarkt en de economische groei samengevat.

Uitgebreid onderzoek naar klimaatveranderingsgerelateerde vraagstukken heeft beleidsrelevante conclusies opgeleverd

Het onderzoek naar klimaatverandering is in de loop van 2022 geïntensiveerd. De onderzoekers richtten zich op verschillende aspecten van het samenspel tussen financiële stabiliteit, financiële markten, overheidsbeleid en de groene transitie. Over verschillende aspecten van dit onderwerp zijn ECB-onderzoeksdocumenten gepubliceerd, waarin de volgende beleidsrelevante conclusies worden getrokken: i) bankleningen reageren op het klimaatbeleid, met een zichtbare herverdeling van leningen voor fossiele brandstoffen over nationale grenzen heen als reactie op koolstofbelastingen[62] en een aanzienlijke daling van de leningen aan broeikasgasintensieve bedrijven na het akkoord van Parijs[63]; ii) economieën die meer op eigen vermogen zijn gebaseerd worden sneller koolstofarm dan economieën die meer op schulden zijn gebaseerd[64]; iii) schaarste van natuurlijke hulpbronnen zet aan tot energiebesparende technische veranderingen[65], en iv) het is aanzienlijk kostbaarder voor samenlevingen om koolstofbelastingen op een lager dan optimaal niveau vast te stellen dan op een hoger dan optimaal niveau[66].

Een ander deel van het onderzoek was gericht op het verband tussen klimaatgerelateerde risico’s en financiële stabiliteit, waarbij werd uitgegaan van drie hoofddimensies: 1) gegevens over en meting van klimaatgerelateerde risico’s voor het financiële stelsel, 2) stresstestbeoordelingen van klimaatgerelateerde risico’s en 3) macroprudentiële beleidsimplicaties van klimaatgerelateerde risico’s. De bevindingen zijn in juli 2022 gepubliceerd in een gezamenlijk verslag (Engels) van de ECB en het ESRB.

8.2 Update: het werk van de onderzoeksclusters van het ESCB

De samenwerking binnen de onderzoeksclusters is voortgezet en het onderzoekscluster klimaatverandering is van start gegaan

De reguliere onderzoeksnetwerken bleven hun onderzoekswerkzaamheden binnen het ESCB op elkaar afstemmen en contacten met academische onderzoekers onderhouden. De ESCB-onderzoeksclusters ‘Monetaire economie’ (cluster 1), ‘Internationale macro-economie, begrotingsbeleid, arbeidseconomie, concurrentievermogen en EMU-governance’ (cluster 2), ‘Financiële stabiliteit, macroprudentiële regelgeving en microprudentieel toezicht’ (cluster 3) en ‘Klimaatverandering’ (cluster 4) hielden workshops over de meest urgente kwesties op hun onderzoeksgebied.

De jaarlijkse workshop van cluster 1 vond plaats op 10 en 11 oktober 2022 in Parijs. Deze werd georganiseerd door de Banque de France en ging vooral over de thema’s inflatie, rentepercentages en de wisselwerking tussen monetair en fiscaal beleid. Cluster 2 heeft op 29 en 30 september 2022 zijn jaarlijkse workshop gehouden bij de Bank of Greece. Hier kwamen de gevolgen van economische sancties aan bod, met name de gevolgen voor de handel, de werkgelegenheid en de productie. De leden bespraken verder de wisselwerking tussen monetair en fiscaal beleid en de opzet van EU-instellingen in het licht van dreigende desintegratie. De jaarlijkse workshop van cluster 3, georganiseerd door de Banco de Portugal, vond plaats op 20 en 21 oktober 2022 in Lissabon. Deze ging over onderwerpen variërend van bankregulering en -toezicht tot huizenmarkten en digitale valuta’s van centrale banken. Op 5 en 6 september 2022 hield cluster 4 zijn eerste jaarlijkse workshop virtueel, met de Deutsche Bundesbank als gastheer. Tijdens de workshop werd theoretisch en empirisch onderzoek naar de macro-economische effecten van klimaatverandering en klimaatbeleid behandeld, evenals de gevolgen voor diverse financiële markten.

Kader 5
Microdata in de schijnwerpers – bevindingen van het Price-setting Microdata Analysis Network

Het onderzoeksnetwerk Price-setting Microdata Analysis (PRISMA) is in 2018 opgezet door het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) om het begrip van prijsstellingsgedrag en inflatiedynamiek in de Europese Unie te verdiepen, met als doel nieuwe inzichten te verkrijgen in dit belangrijke element van de doorwerking van monetair beleid. Het netwerk heeft zijn werkzaamheden in maart 2022 officieel afgerond.

In het kader van PRISMA hebben medewerkers van de ECB en de nationale centrale banken talrijke onderzoeks- en beleidsproducten geproduceerd over prijsstelling en inflatiedynamiek, e-commerce, online prijzen en heterogeniteit van de inflatie voor huishoudens. Het onderzoek richtte zich op de periode 2010-2019 en leverde de volgende beleidsrelevante bevindingen op.

De frequentie van prijswijzigingen in het eurogebied in de periode 2010-2019 was laag, maar heterogeen over ‘kern’-sectoren heen, wat duidt op een trage transmissie van nominale schokken. Gemiddeld veranderde elke maand 8,5% van de consumentenprijzen (uitverkoopprijzen buiten beschouwing gelaten), wat dicht in de buurt komt van de frequentie van 10% die in de Verenigde Staten werd geobserveerd. De typische detailhandelsprijs zonder uitverkoop veranderde dus slechts eens in de twaalf maanden, wat een trage overdracht van nominale impulsen impliceert. Het percentage prijswijzigingen exclusief uitverkoop was het laagst voor diensten (6% over een periode van 17 maanden) en het hoogst voor bewerkte levensmiddelen (10% over een periode van 10 maanden).

De prijswijzigingen zijn heterogeen, met zowel kleine als grote stijgingen en dalingen, en voornamelijk veroorzaakt door bedrijfsspecifieke schokken. Typische (niet-nul) prijswijzigingen (‘reset’-prijzen) waren vrij groot (zelfs exclusief uitverkopen). In de periode van 2010 tot 2019 bedroegen de mediane stijging en daling respectievelijk ongeveer 9% en 12%. De prijsverhogingen en -verlagingen waren echter zeer heterogeen: 14% was kleiner dan ±2% in absolute waarde, terwijl ongeveer 20% groter was dan ±14%. Bedrijfsspecifieke kosten- en vraagschokken waren dus voor bedrijven relevanter dan algemene schokken bij het bepalen wanneer en met hoeveel zij hun prijzen aanpasten. De gegevens bevestigen dat veranderingen in de producentenprijzen vaker voorkomen en kleiner zijn dan veranderingen in de consumentenprijzen, wat aansluit op eerdere bevindingen voor het eurogebied.

Van de meeste goederen veranderen de prijzen online vaker dan de prijzen in fysieke winkels, terwijl de prijsverlagingen respectievelijk -verhogingen qua omvang niet significant verschillen, wat consistent is met de geringere fricties voor prijsstelling online. Voor zowel Polen als Duitsland, waar deze vergelijking kon worden gemaakt, was het percentage prijswijzigingen voor goederen anders dan energie – met uitzondering van bewerkte levensmiddelen – online hoger dan offline (respectievelijk 16,7% en 11,1%). De (absolute) omvang van online prijsstijgingen en -dalingen was in Duitsland echter lager, terwijl in Polen juist het tegenovergestelde het geval was. Over het algemeen waren deze bevindingen consistent met de geringere fricties voor prijsstelling online, althans voor goederen. Ze bevestigden eerdere aanwijzingen die de veronderstelling ondersteunden dat, nu online handel in een steeds groter aantal sectoren marktaandeel verwerft, de totale prijsflexibiliteit zou kunnen toenemen.

De prijsstelling is in geringe mate afhankelijk van de fase van de conjunctuurcyclus, wat betekent dat in het huidige klimaat frequentere en grotere prijswijzigingen kunnen plaatsvinden dan door historische regelmatigheden wordt gesuggereerd. Prijzen die ver van hun ‘streefwaarden’ af liggen, zullen iets vaker worden aangepast. Dit directe bewijs van een beperkte mate van faseafhankelijkheid kan de monetaire transmissie nog steeds beïnvloeden, met name door niet-lineariteiten te veroorzaken als reactie op variaties in de trendinflatie of grote kostenschokken. In het huidige volatiele klimaat kunnen frequentere en grotere prijswijzigingen plaatsvinden dan door historische regelmatigheden wordt gesuggereerd.

De inflatievariatie in de periode 2005-2019 was het gevolg van schommelingen in de gemiddelde omvang van de prijsveranderingen, aangezien het percentage prijsherzieningen nauwelijks veranderde. Ondanks verschillende mogelijke structurele invloeden vertoonde het percentage prijsherzieningen tijdens de onderzochte periode met lage inflatie weinig tekenen van een neerwaartse of opwaartse trend. Bovendien droeg de beperkte conjuncturele variatie ervan niet veel bij aan de schommelingen in de totale inflatie, die in plaats daarvan vooral verschuivingen in de gemiddelde omvang van de prijsveranderingen weerspiegelde. De inflatie werd vooral beïnvloed doordat algemene verstoringen leidden tot veranderingen in het relatieve aandeel bedrijven die hun prijzen verhoogden of verlaagden, en niet zozeer door veranderingen in de omvang van de prijsstijgingen en -dalingen of het percentage prijsherzieningen. Dit ‘lineaire’ gedrag van de totale inflatie zou echter kunnen veranderen als de totale schokken groter zouden zijn dan in het verleden werd waargenomen, vanwege de niet-lineariteit van beslissingen op bedrijfsniveau.

Volgens modellen die gekalibreerd zijn om te corresponderen met de gegevens over de microprijzen, zouden verschuivingen in de trendinflatie van meer dan 5 à 6% de helling van de Phillips-curve in het eurogebied aanzienlijk doen toenemen. Uit simulaties met modellen met niet-lineariteiten in de prijsstelling die in overeenstemming zijn met de gegevens over de microprijzen blijkt dat stijgingen van de trendinflatie (en dus van de inflatieverwachtingen voor de lange termijn van bedrijven) met meer dan 5 à 6% het percentage prijsherzieningen en de helling van de op de modellen gebaseerde Phillips-curves aanzienlijk zouden verhogen. De gegevens voor de Verenigde Staten bevestigen dat in de periode van de ‘Great Inflation’ van 1978 tot 1982 het percentage prijsherzieningen meer dan 15% was (tegenover 10% tijdens de onderzochte periode met lage inflatie).

Op vergelijkbare wijze blijkt uit gekalibreerde modellen dat grote kostenschokken niet-lineaire effecten op de inflatiedynamiek kunnen hebben. Niet-lineariteit in de prijsstelling impliceert dat in de op modellen gebaseerde simulaties het effect op de prijsherziening groter is naarmate de nominale schokken groter zijn. De niet-lineariteiten versnellen de inflatiedynamiek in hun nasleep pas aanzienlijk als deze schokken groter zijn dan 15%. Doordat het klimaat tot 2019 (de periode waarvoor microgegevens beschikbaar zijn) relatief stabiel was, zijn er weinig directe aanwijzingen voor de empirische drempelwaarden van schokken. Desalniettemin zijn in het kader van PRISMA sinds 2019 in enkele landen microgegevens geanalyseerd om na te gaan of er aanwijzingen zijn voor niet-lineariteiten in de context van het volatiele klimaat tijdens de pandemie, waarbij gevallen zijn gevonden van grote verschuivingen in het percentage prijsherzieningen.

9 Juridische werkzaamheden en taken

In 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (het "Hof van Justitie") voor het eerst het begrip "andere kredietfaciliteit" uitgelegd in de context van het verbod op monetaire financiering en de financiële onafhankelijkheid van de nationale centrale banken (zaak C-45/21). Het Hof van Justitie maakte ook een einde aan een bijna tien jaar durende gerechtelijke procedure met betrekking tot de resolutiemaatregelen van 2013 in Cyprus (de zaken T-200/18 en T-379/16) en verduidelijkte verder belangrijke aspecten van de toezichthoudende bevoegdheden van de ECB (zaak T-275/19). De ECB heeft 14 adviezen uitgebracht over EU-wetsvoorstellen en 32 adviezen over nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Er zijn vijf gevallen opgetekend waarin de verplichting tot raadpleging van de ECB met betrekking tot wetsvoorstellen niet werd nageleefd. Het ging hierbij om nationale wetsvoorstellen. De controle door de ECB van 2022 op de naleving door de centrale banken van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang bevestigde dat de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag in het algemeen werden nageleefd.

9.1 Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB

Voor het eerst heeft het Hof van Justitie het begrip "andere kredietfaciliteit" uitgelegd in het kader van het verbod op monetaire financiering

In september 2022 heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor het eerst uitleg gegeven aan het begrip "andere kredietfaciliteit", dat wordt genoemd in Artikel 123, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dat in Artikel 1, lid 1, onder b), ii), van de Verordening van de Raad Nr. 3603/93 wordt gedefinieerd als "iedere financiering van verplichtingen van de overheidssector jegens derden" (zaak C-45/21). Volgens het Hof van Justitie houdt het verbod van een kredietfaciliteit in de zin van iedere financiering van verplichtingen van de overheidssector jegens derden niet alleen in dat de nationale centrale banken (NCB's) geen reeds bestaande, op andere overheden of lichamen getroffen maatregelen jegens derden op zich mogen nemen, maar ook dat de daadwerkelijke financiering van de verplichtingen jegens derden door de NCB's niet rechtstreeks mag voortvloeien uit de door andere overheden of lichamen getroffen maatregelen of gemaakte beleidskeuzes. In dezelfde prejudiciële beslissing heeft het Hof van Justitie, opnieuw voor het eerst, uitdrukkelijk de financiële dimensie van de onafhankelijkheid van de NCB's erkend en de implicaties daarvan uitgelegd in de context van een NCB dat nationale taken buiten het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) om vervult. Volgens het Hof van Justitie zou het vermogen van NCB's om zich op onafhankelijke wijze te kwijten van een via het ESCB uit te voeren taak worden ondermijnd als de nationale taken die buiten dat toepassingsgebied vallen, de NCB’s beletten voldoende financiële middelen op te bouwen in de vorm van reserves of buffers, om met name de uit monetaire beleidsoperaties voortvloeiende verliezen te compenseren.

Het Gerecht heeft een einde gemaakt aan een bijna tien jaar durende gerechtelijke procedure met betrekking tot de resolutiemaatregelen van 2013 in Cyprus door de laatste hangende vorderingen tot schadevergoeding tegen de ECB te verwerpen

In juli en november 2022 heeft het Gerecht eveneens de vorderingen tot schadevergoeding tegen onder andere de ECB en aangespannen door enkele belanghebbenden in twee Cypriotische banken die onderworpen waren aan de resolutiemaatregelen van 2013 (Zaken T-200/18 en T379/16) niet-ontvankelijk verklaard. De beschikkingen volgen op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2020 in de gevoegde zaken Chrysostomides en Bourdouvali[67] die betrekking hadden op soortgelijke onderwerpen. De eisers betoogden dat de betreffende resolutiemaatregelen door de ECB en andere verweerders[68] onder andere waren opgelegd op basis van hun betrokkenheid bij de vergaderingen van de Eurogroep en hun rol in de onderhandelingen over en goedkeuring van het Cypriotische memorandum van overeenstemming en de beslissingen van de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank met betrekking tot noodliquiditeitssteun. Het Gerecht oordeelde dat de ECB en andere verweerders geen inbreuk hebben gepleegd op het vermogensrecht van de eisers, het beginsel van gerechtvaardigde verwachtingen, het proportionaliteitsbeginsel of het beginsel van gelijke behandeling. De beschikkingen van het Gerecht maken een einde aan een bijna tien jaar durende gerechtelijke procedure met betrekking tot de resolutiemaatregelen van 2013 in Cyprus, waarin de ECB steeds heeft aangetoond dat zij rechtmatig heeft gehandeld.

Het Gerecht heeft de onderzoeksbevoegdheden en de toezichthoudende bevoegdheden van de ECB verder verduidelijkt.

In december 2022 heeft het Gerecht vier arresten gewezen, waarbij alle door AS PNB Banka ingestelde beroepen tegen een reeks toezichtsbesluiten van de ECB werden verworpen en de toezichthoudende bevoegdheden van de ECB verder werden verduidelijkt. Van januari 2019 tot februari 2020 heeft de ECB een reeks toezichtsbesluiten genomen met betrekking tot AS PNB Banka. Bij de beoordeling van deze besluiten heeft het Gerecht bevestigd dat de ECB bevoegd is om ten aanzien van een minder belangrijke kredietinstelling alle in de Artikelen 10 tot en met 13 van de SSM-verordening genoemde onderzoeksbevoegdheden uit te oefenen, met inbegrip van inspecties ter plaatse, en verduidelijkt dat de toepasselijke verordening niet vereist dat de geïnspecteerde entiteit wordt gehoord voordat het besluit tot het verrichten van een inspectie ter plaatse wordt genomen (zaak T-275/19). Het Gerecht heeft ook bevestigd dat de ECB over ruime discretionaire bevoegdheden beschikt om het rechtstreekse toezicht op een minder belangrijke instelling over te nemen wanneer dat nodig is om een consistente toepassing van hoge toezichtsnormen te waarborgen (zaak T-301/19). Ten derde heeft het Gerecht geoordeeld dat de ECB zich kan verzetten tegen een voorgenomen overname van een gekwalificeerde deelneming indien daarvoor redelijke gronden bestaan op basis van een of meer van de in Artikel 23, eerste lid, van Richtlijn 2013/36 genoemde criteria, zonder de andere criteria te hoeven onderzoeken (zaak T-330/19). Ten slotte heeft het Gerecht met betrekking tot het intrekkingsbesluit enkele aspecten verduidelijkt betreffende de verhouding tussen een voorstel van een nationale bevoegde autoriteit (NBA) en het definitieve besluit tot intrekking van de vergunning van de ECB. Zij oordeelde bijvoorbeeld dat, aangezien de ECB niet gebonden is door het voorstel van de NBA, de ECB haar eigen onderzoek kan verrichten, daarbij rekening houdend met de in Artikel 83, lid 2, van de SSM-kaderverordening opgesomde elementen. Dientengevolge kan de ECB, indien passend, in het definitieve intrekkingsbesluit gronden voor intrekking toevoegen die niet in het NBA-voorstel waren opgenomen (zaak T-230/20).

9.2 Adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving

Krachtens artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de ECB worden geraadpleegd over communautaire of nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Alle adviezen van de ECB worden gepubliceerd op EUR-Lex. Adviezen van de ECB over communautaire wetsvoorstellen worden ook gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. In 2022 heeft de ECB 14 adviezen uitgebracht over EU-wetsvoorstellen en 32 adviezen over nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.

Vijf duidelijk en belangrijk geachte gevallen van niet-raadpleging

Er zijn vijf gevallen opgetekend waarin de verplichting tot raadpleging van de ECB met betrekking tot wetsvoorstellen niet werd nageleefd. Het ging hierbij om nationale wetsvoorstellen en rechtshandelingen van de Unie. Het eerste geval betrof een Finse wet inzake interbancaire noodbetalingssystemen. Dit geval werd duidelijk en belangrijk geacht vanwege de mogelijke gevolgen voor de taak van het ESCB om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen en voor de taken van Suomen Pankki. Het tweede geval ging over een Italiaanse wet inzake maatregelen om de financiering van ondernemingen die landmijnen, clustermunitie en submunitie produceren te verbieden, op grond waarvan de betrokken autoriteiten, waaronder Banca d'Italia, ervoor moesten zorgen dat kredietinstellingen het verbod om ondernemingen te financieren die landmijnen, clustermunitie en submunitie produceren, naleven. Dit geval werd duidelijk en belangrijk geacht vanwege de potentiële gevolgen voor Banca d'Italia op grond van de atypische aard van deze taak voor een nationale centrale bank. Het derde geval ging over de Irish Land and Development Agency Act, die voorziet in de onteigening van grond die eigendom is van relevante overheidsinstanties, waaronder de Central Bank of Ireland. Dit geval werd duidelijk en belangrijk geacht vanwege de mogelijke gevolgen voor de Central Bank of Ireland, met name voor haar financiële onafhankelijkheid. Het vierde geval betrof een Litouwse wet inzake securitisaties en gedekte obligaties ter wijziging van de wet op Lietuvos bankas, waarbij Lietuvos bankas werd aangewezen als de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het overheidstoezicht op securitisaties en gedekte obligaties en aan wie de desbetreffende toezichthoudende bevoegdheden, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden werden verleend. Dit geval werd duidelijk en belangrijk geacht vanwege de impact ervan op de taken van Lietuvos Bankas. Het vijfde geval ging over de EU-richtlijn houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie. Dit geval werd beschouwd als een duidelijk en belangrijk geacht geval van verzuim om de ECB te raadplegen vanwege de potentiële impact op de taken van het ESCB, met name de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer, de bijdrage aan de goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de stabiliteit van het financiële marktsysteem en de taken van de ECB met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen.

De ECB heeft 14 adviezen over voorgenomen communautaire wetgeving uitgebracht

De ECB heeft 14 adviezen uitgebracht over wetsvoorstellen van de EU, betreffende onderwerpen zoals de invoering van de euro in Kroatië en de omrekeningskoers naar euro voor de Kroatische kuna; de vaststelling van een marktcorrectiemechanisme voor de gasprijs; centrale effectenbewaarinstellingen; prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en betreffende vereisten voor kredietrisico’s met betrekking to resoluties (CRR III); toezichthoudende bevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s (CRD VI); voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (AMLD 6), en de oprichting van een Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme; maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Europese Unie (NIS 2); markten voor financiële instrumenten (/MiFID II); beheerders van alternatieve beleggingsfondsen; geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en gebruik van gegevens (Dataverordening); de instelling en werking van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot algemeen beschikbare informatie over financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid; en het systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

De ECB heeft 32 adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen

Met betrekking tot de nationale wetgeving, die vaak meer dan één onderwerp bestrijkt, heeft de ECB acht adviezen uitgebracht over monetaire aangelegenheden en betaalmiddelen; 25 adviezen over NCB's; twee adviezen over betalings- en/of effectenafwikkelingssystemen; vier adviezen over statistische aangelegenheden; vijf adviezen over de stabiliteit van het financiële stelsel; twee adviezen over monetaire beleidsinstrumenten en -transacties; en zeven adviezen over het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

9.3 Naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang

Krachtens artikel 271 onder d, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de ECB de taak toe te zien op de naleving, door de nationale centrale banken van de EU van de verbodsbepalingen zoals uiteengezet in de artikelen 123 en 124 van het Verdrag en Verordeningen (EC) Nr. 3603/93 en 3604/93 van de Raad. Artikel 123 verbiedt de ECB en de nationale centrale banken voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten aan overheden en instellingen of organen van de EU te verlenen, alsmede van hen rechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel 124 verbiedt alle niet op overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maatregelen waardoor overheden en instellingen of organen van de EU bevoorrechte toegang tot financiële instellingen zouden krijgen. Naast de Raad van Bestuur van de ECB ziet de Europese Commissie erop toe of de lidstaten de bovengenoemde bepalingen naleven.

De ECB controleert tevens de door de centrale banken van de EU op de secundaire markt verrichte aankopen van schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de binnenlandse overheidssector, de overheidssector van andere lidstaten en door instellingen en organen van de EU. Krachtens de overwegingen van Verordening (EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoop van door de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen op de secundaire markt niet worden gebruikt om het doel van artikel 123 van het Verdrag te ontwijken. Dergelijke aankopen mogen geen vorm van indirecte monetaire financiering van de overheidssector worden.

De verbodsbepalingen van de artikelen 123 en 124 van het Verdrag werden in het algemeen nageleefd

De voor 2022 door de ECB uitgevoerde controle bevestigde dat de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag in het algemeen werden nageleefd.

De ECB zal de betrokkenheid van Magyar Nemzeti Bank bij de Budapest Stock Exchange op de voet blijven volgen, aangezien de aankoop van een meerderheidsbelang in de Budapest Stock Exchange door Magyar Nemzeti Bank in november 2015 nog altijd kan worden beschouwd als reden tot bezorgdheid over monetaire financiering.

De vermindering van de activa die verband houden met de Irish Bank Resolution Corporation door de Central Bank of Ireland in 2022, door middel van verkopen van langlopende obligaties met variabele rente, is een belangrijke stap in de richting van de noodzakelijke volledige afstoting van deze activa en voorziet in de mogelijkheid dat de Speciale Portefeuille in 2023 kan worden opgeheven. Voortzetting van de verkopen in een passend tempo zou de aanhoudende ernstige bezorgdheid over het risico van monetaire financiering verder wegnemen.

De financiering van verplichtingen van de overheidssector jegens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) door NCB's wordt niet als monetaire financiering beschouwd, mits deze resulteert in buitenlandse vorderingen die alle kenmerken van reserves hebben. De financiële bijdragen die enkele NCB's in 2022 en voorgaande jaren via het IMF hebben verstrekt voor schuldverlichting voor arme landen met een zware schuldenlast, hebben echter niet geleid tot buitenlandse vorderingen. Deze vorm van financiële bijdragen van NCB's aan IMF-initiatieven is derhalve niet verenigbaar met het verbod op monetaire financiering en rechtvaardigt corrigerende maatregelen voor zover deze nog niet volledig zijn uitgevoerd (Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique, Banque de France, Banca d'Italia, Lietuvos bankas en Sveriges Riksbank).

10 De ECB binnen de EU en in een internationale context

De ECB bleef in 2022 een intensieve dialoog voeren met Europese en internationale partners. De relatie tussen de ECB en het Europees Parlement vormt een essentieel onderdeel van het verantwoordingskader van de ECB. De ECB werkte gedurende het gehele jaar via reguliere hoorzittingen en briefwisselingen samen met de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement (ECON). In het kader van haar lopende werkzaamheden betreffende een digitale euro, hield de ECB extra vergaderingen met ECON. Op internationaal niveau nam de ECB constructief deel aan een uitdagende dialoog met de ministeries van Financiën en de centrale banken van de G20 en droeg zij bij aan voor centrale banken relevante besprekingen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), die gericht waren op beleidsreacties om de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne te verlichten voor de leden van het IMF. De ECB werkte ook nauw samen met het IMF aan de operationalisering van de Resilience and Sustainability Trust om het vrijwillig overbrengen van bijzondere trekkingsrechten (SDR's) te vergemakkelijken na de historische algemene toewijzing van SDR's in 2021 in overeenstemming met het governancekader van de Economische en Monetaire Unie. De ECB heeft, vaak samen met haar partners in het Europees Stelsel van centrale banken, ook haar internationale betrokkenheid buiten de G20 en het IMF in andere fora voortgezet, onder meer door samenwerking tussen centrale banken met Oekraïne en met andere toekomstige EU-lidstaten en ontwikkelingslanden en opkomende landen.

10.1 De verantwoordingsplicht van de ECB

De ECB is haar verantwoordingsplicht nagekomen

De onafhankelijkheid die de ECB krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geniet, betekent dat zij niet onderworpen is aan instructies van instellingen van de Europese Unie, nationale overheden of andere instanties. Dit stelt de ECB in staat beslissingen te nemen met het oog op haar doelstelling om de prijsstabiliteit te handhaven zonder te worden beïnvloed door politieke actoren. De noodzakelijke tegenhanger van onafhankelijkheid is verantwoording. De ECB wordt voor haar optreden ter verantwoording geroepen door het Europees Parlement, als het orgaan dat bestaat uit de gekozen vertegenwoordigers van de burgers van de EU. De effectieve uitvoering van de verantwoordingsplicht van de ECB jegens het Europees Parlement is een essentieel onderdeel van haar werkzaamheden. De wederzijdse dialoog tussen de ECB en het Europees Parlement stelt de ECB in staat haar optreden aan de vertegenwoordigers van de EU-burgers uit te leggen en naar hun zorgen te luisteren. Deze dialoog heeft zich in de loop der tijd verder ontwikkeld dan de vereisten van Artikel 284, lid 3, van het VWEU. Bovendien zijn de handelingen van de ECB onderworpen aan rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie, hetgeen een extra laag van verantwoordingsaflegging biedt.

Omvangrijke interactie met het Europees Parlement voortgezet

In 2022 woonde de President van de ECB vier reguliere hoorzittingen van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (Committee on Economic and Monetary Affairs - ECON) bij en nam in februari deel aan het plenaire debat over het Jaarverslag 2020 van de ECB. Tijdens de reguliere hoorzittingen beantwoordde de President van de ECB meer dan 120 vragen van leden van het Europees Parlement over een breed scala aan onderwerpen. Een meerderheid van de vragen ging over het monetaire beleid van de ECB en de economische vooruitzichten (75%), maar de leden stelden ook vragen over economisch bestuur (9%), klimaatverandering (6%) en financiële wetgeving (4%). De Vice-President van de ECB presenteerde ook het jaarverslag 2021 van de ECB in april 2022 aan ECON. In dat verband heeft de ECB haar feedback op de input van het Europees Parlement gepubliceerd als onderdeel van de resolutie van het Europees Parlement over het Jaarverslag 2020. Bovendien nam een delegatie van leden van ECON deel aan het jaarlijkse bezoek aan de ECB, dat in mei 2022 live plaatsvond na twee jaar in virtuele vorm te hebben plaatsgevonden tijdens de pandemie. Naast deze directe interacties beantwoordde de ECB ook 32 schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement.

Voorts heeft de ECB nauw samengewerkt met ECON in het kader van haar werk aan een digitale euro.[69] In 2022 woonde Directielid Panetta drie hoorzittingen van ECON bij om de vooruitgang te bespreken die tijdens de onderzoeksfase van de digitale euro is geboekt, waaronder de onderwerpen privacy, financiële stabiliteit en de rol van de particuliere sector binnen het ecosysteem van de digitale euro. De ECB organiseerde ook technische seminars op medewerkersniveau met het Europees Parlement en nam deel aan door leden van het Europees Parlement georganiseerde evenementen ter bespreking van een digitale euro.

Uit de Eurobarometer-peilingen voor de winterperiode 2022-23 uitgevoerd in januari en februari 2023 blijkt dat 79% van de respondenten in het eurogebied voorstander is van de euro. Hoewel deze resultaten bemoedigend zijn, bleek uit dezelfde peilingen ook dat een relatief kleiner aandeel van 44% de ECB vertrouwt. Het is voor de ECB van essentieel belang het vertrouwen van het publiek te bevorderen, zowel om de inflatieverwachtingen te verankeren als om de ECB te beschermen tegen politieke druk die haar onafhankelijkheid zou kunnen ondermijnen. De ECB zal daarom haar inspanningen voortzetten om vertrouwen op te bouwen bij het publiek door een constructieve dialoog te blijven aangaan met het Europees Parlement en de burgers in het eurogebied om haar besluiten uit te leggen en naar hun zorgen te luisteren.

10.2 Internationale betrekkingen

G20

De G20 moest reageren op de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, naast de structurele uitdagingen

De wereldwijde economische ontwikkelingen tijdens het Indonesische voorzitterschap van de G20 in 2022 stonden in het teken van de ernstige economische en humanitaire gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, die de mondiale kwetsbaarheid verergerde en het ontluikende mondiale herstel vertraagde. De ministers van Financiën en de centralebankpresidenten van de G20 moesten reageren op de directe en indirecte gevolgen van de oorlog, zoals voedsel- en energietekorten, stijgende mondiale inflatie en toenemende schuldproblemen, met name in kwetsbare landen. Bovendien bleven structurele uitdagingen op de lange termijn, zoals het beperken van de klimaatverandering, pandemische paraatheid en het vermijden van protectionisme en mondiale fragmentatie hoog op de agenda staan.

De ECB bleef ook ondersteuning verlenen aan G20-initiatieven die gericht waren op de bevordering van de financiële stabiliteit en veerkracht. Dit omvatte het verminderen van structurele kwetsbaarheden die voortvloeien uit niet-bancaire financiële bemiddeling en het boeken van vooruitgang bij de uitvoering van een regelgevend kader op internationaal en juridisch niveau om de risico's van ecosystemen van cryptoactiva te beperken. De ECB ondersteunde tevens de G20 bij de ontwikkeling van een raamwerk voor rechtvaardige en betaalbare klimaattransities en om de stroom van duurzame investeringen te versnellen. Wat betreft de steun aan kwetsbare landen, bleef de ECB steun verlenen aan een voorspelbare, tijdige en gecoördineerde uitvoering van het gemeenschappelijk kader voor schuldregeling (Common Framework for Debt Treatment) en aan maatregelen om schulden transparanter te maken.

Beleidskwesties in verband met het IMF en de internationale financiële architectuur

Het IMF heeft maatregelen ingevoerd om Oekraïne en andere leden te helpen de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne op te vangen

Het IMF speelde een prominente rol bij de ondersteuning van Oekraïne en andere lidstaten die werden getroffen door de directe en indirecte gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, zoals de energie- en voedselcrisis. Het IMF heeft verscheidene maatregelen genomen, waaronder een nieuwe financieringsfaciliteit voor voedselschokken in het kader van zijn bestaande noodfinancieringsinstrumenten en een nieuw Programmatoezicht met betrokkenheid van de Raad van Bestuur, waarvan Oekraïne en verscheidene andere landen konden profiteren. Er is een Geadministreerde Rekening opgezet om donorlanden in staat te stellen financiële steun – leningen of subsidies – veilig naar Oekraïne te sluizen via de betalingsinfrastructuur van het IMF. Bovendien werkte het IMF nauw samen met de Oekraïense autoriteiten om technische steun te verlenen aan de economische beleidsmaatregelen van Oekraïne.

De werkzaamheden ter verlichting van de gevolgen van mondiale problemen, waaronder de pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne, zijn voortgezet

Wat het kredietverleningsinstrumentarium van het IMF betreft, is de nieuwe Resilience and Sustainability Trust (RST) – die voor het eerst werd voorgesteld na de algemene toewijzing van bijzondere trekkingsrechten (special drawing rights – SDR's) in 2021 – goedgekeurd en in werking getreden vóór de jaarvergaderingen van het IMF in 2022. De RST zal de positieve effecten van de algemene toewijzing van SDR's in 2021 helpen vergroten middels het vrijwillig overbrengen van bijzondere trekkingsrechten van leden met een sterke externe positie ten gunste van lage-inkomenslanden en kwetsbare middeninkomenslanden te vergemakkelijken. De financiering van de RST kan worden gebruikt om structurele uitdagingen op langere termijn, waaronder klimaatverandering en pandemische paraatheid, aan te pakken en aldus bij te dragen tot de toekomstige stabiliteit van de betalingsbalans. Voor bijdragen van het ESCB, vergelijkbaar met andere alternatieven van financieringsondersteuning via de Poverty Reduction and Growth Trust, is het essentieel dat de vorderingen op de RST de kwaliteit van de reserves behouden. In mei 2022 voltooide het IMF, naast andere SDR-gerelateerde kwesties, de vijfjaarlijkse herziening van de waardering van bijzondere trekkingsrechten (Engels), volgens welke de euro qua omvang van het aandeel de op één na grootste valuta bleef, na de Amerikaanse dollar.

Tegen de achtergrond van een verhoogde kwetsbaarheid door schulden na de pandemie, die verder verergerde door de Russische oorlog in Oekraïne, bleef het IMF zijn agenda voor schuldgerelateerde werkzaamheden verder ontwikkelen en voltooide het in het voorjaar van 2022 zijn Herziening van het beleid van het Fonds inzake betalingsachterstanden van overheden en daarmee samenhangende randzaken (Engels). In de Herziening is opnieuw gekeken naar de voorwaarden waaronder het Fonds leningen kan verstrekken aan een lidstaat bij betalingsachterstanden van de overheid, rekening houdend met de ontwikkeling van het schuldeiserslandschap, waaronder de opkomst van nieuwe officiële bilaterale en institutionele schuldeisers en instrumenten. Dit omvat een verfijning van de vorderingen waarop het beleid van niet-toelaatbare betalingsachterstanden van toepassing is, het hoogste niveau van IMF-bescherming voor de vorderingen van internationale financiële instellingen en officiële bilaterale schuldeisers. De werkzaamheden inzake transparantie in schuldbeheer in het kader van de gezamenlijke meervoudige aanpak van het IMF en de Wereldbank om de kwetsbaarheid van schulden aan te pakken, zijn voortgezet. Het IMF heeft in maart 2022 ook de Herziening van de institutionele visie op de liberalisering en het beheer van kapitaalstromen (Engels) afgerond. Dit maakt deel uit van zijn toezichtsactiviteiten, die steeds belangrijker worden in het licht van een vertraging van het groeitempo, een verkrapping van het financiële klimaat en de gevolgen van de energie- en voedselcrisis.

11 Goed bestuur en sociale en ecologische duurzaamheid aanmoedigen

In 2022 volgde de ECB nauwlettend de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheidsrapportage op Europees en internationaal niveau om haar ecologische, sociale en bestuurlijke activiteiten (Environmental, Social, Governance - ESG) continu transparanter te maken. Het hele jaar door werd in die domeinen belangrijk werk verricht. Zo werden verschillende mijlpalen op de klimaatagenda van de ECB bereikt, bewustmakingscampagnes gelanceerd en werd vlotte toegang verleend tot advies over ethiek en deugdelijk gedrag in antwoord op het toenemende aantal ethiek- en compliancekwesties. Bovendien groeide het aantal kanalen waarlangs de ECB met het publiek communiceert en werden de HR-beleidslijnen en -praktijken aangepast aan de nieuwe manieren van werken die na de pandemie ontstonden.

11.1 De duurzaamheidsreactie van de ECB en de daarmee samenhangende effecten en risico's

Belangrijk werk werd verricht rond ecologische, sociale en bestuurlijke thema’s

De ECB bracht in 2021 voor het eerst op een meer holistische manier verslag uit over ecologische, sociale en bestuurlijke thema’s, op basis van een materialiteitsbeoordeling waarin de belangrijkste thema's voor de organisatie werden vastgesteld. Deze oefening gaf ook richting aan de informatieverschaffing van de ECB over 2022, die verder werd uitgebreid met een eerste analyse van de duurzaamheidsthema’s die in 2022 in de Europese standaarden voor duurzaamheidsrapportage werden opgenomen.[70]

Als openbare instelling streeft de ECB naar het hoogste niveau van integriteit en goed gedrag. Ze monitort en past haar kaders daarom continu aan om ze geschikt te maken voor het beoogde doel in een snel veranderende wereld (zie Paragraaf 11.2). Wat haar sociale impact betreft, leverde de ECB verdere inspanningen om haar beleid uit te leggen aan het publiek. Ze richtte zich daarbij op verschillende doelgroepen, ging in op de bezorgdheden van de burgers, en creëerde ruimte om op regelmatige basis in dialoog te gaan met het publiek. In Paragraaf 11.3 worden de belangrijkste activiteiten van 2022 in dat domein toegelicht. De ECB stemde daarnaast haar humanresourcesbeleid en -praktijken af op de nieuwe manieren van werken die voortvloeiden uit de COVID-19-pandemie. Zo werkte ze een nieuw, flexibel telewerkbeleid uit, voerde ze nieuwe opleidingsprogramma’s in en boekte ze vooruitgang met haar activiteiten rond diversiteit en inclusie, zoals wordt uitgelegd in Paragraaf 11.4. In 2022 werkte de ECB haar strategische aanpak van klimaatverandering nader uit met een ECB-klimaatagenda (zie Paragraaf 11.5).

De ECB beoordeelt niet alleen de impact van ESG-aspecten, ze neemt ook duurzaamheidsrisico’s in aanmerking binnen haar bestaande governancekader, zoals wordt uiteengezet in het hoofdstuk over risicobeheer in de Jaarstukken.

11.2 Ethiek en integriteit versterken

De ECB plaatst ethiek en goed gedrag centraal in haar activiteiten

De ECB zet actief in op een organisatiecultuur van ethiek en compliance en zorgt ervoor dat haar hoge functionarissen, leidinggevenden en personeelsleden hun functies uitoefenen in overeenstemming met de strengste gedragsnormen. Het Bureau Naleving en Governance (Compliance and Governance Office - CGO) stelt de regels inzake ethiek en governance voor de ECB-medewerkers vast en ziet erop toe dat ze worden nageleefd. Het organiseert bewustmakingscampagnes, opleidingen en e-learningprogramma’s en geeft individueel advies over en begeleiding bij ethische kwesties. In 2022 werden inspanningen geleverd om het bewustzijn over deze regels te vergroten en advies over ethiek vlotter toegankelijk te maken. Aangezien het belangrijk is snel kwaliteitsvolle begeleiding te bieden, ontwikkelde het CGO een ethiekchatbot die algemene informatie kan verschaffen en in real time antwoordt op eenvoudige vragen rond verschillende ethische thema’s. Als gevolg daarvan daalde het aantal vragen aan het CGO met bijna 20%, van ongeveer 2.050 in 2021 tot 1.690 in 2022, waardoor de ethiek- en compliancedeskundigen zich kunnen concentreren op complexere kwesties (Grafiek 11.1).

Grafiek 11.1

Overzicht van de in 2022 ontvangen vragen van medewerkers van de ECB

Bron: ECB.

De ECB ontwikkelde een gestructureerde benadering om het risico door gedrag van externe contractanten te beheersen

Naast haar reguliere informatie- en adviesactiviteiten investeerde de ECB in het verder versterken van haar kaders voor integriteit en goed gedrag. In 2022 volgde de ECB een gestructureerde aanpak voor het beheersen van de risico’s indien contractanten die op delicaat terrein werken, zich niet gedragen volgens de ethische normen van de ECB. De nieuwe benadering vormt een aanvulling op het risicobeheersingskader van de ECB voor leveranciers en biedt een leidraad voor het toezicht op en het beheer van gedragsrisico’s tijdens de tenuitvoerlegging van contracten.

Een onafhankelijk Ethisch Comité adviseert hoge functionarissen van de ECB over ethische kwesties, vooral met betrekking tot privéactiviteiten en bezoldigde beroepswerkzaamheden na afloop van het mandaat, en beoordeelt hun belangenverklaringen. In overeenstemming met het streven van de ECB naar transparantie en het opbouwen van publiek vertrouwen, worden de adviezen van het Ethisch Comité over belangenconflicten, bezoldigde functies na afloop van het mandaat en privéactiviteiten, alsook de belangenverklaringen van hoge functionarissen op de website van de ECB gepubliceerd.

De ECB nam aangescherpte regels aan voor financiële privétransacties van hoge ambtenaren van de ECB

Daarnaast volgt het Ethisch Comité de internationale ontwikkelingen op het gebied van ethiek en goed gedrag en adviseert het over wenselijke bijsturingen van het ethisch kader van de ECB voor haar hoge functionarissen. Eind 2021 stelde het Ethisch Comité een herziening voor van de regels voor financiële privétransacties om de risico’s op misbruik van vertrouwelijke informatie en mogelijke belangenconflicten verder te beperken. Als gevolg daarvan keurde de Raad van Bestuur in november 2022 een verbeterde Gedragscode goed, waarin aanvullende beperkingen worden opgelegd aan het beleggingsuniversum en de beleggingshorizon van financiële privétransacties, evenals nieuwe transparantieverplichtingen.[71]

Op het niveau van het Eurosysteem ondersteunde de Ethics and Compliance Conference, die bestaat uit de Chief Ethics Officers van de ECB, de nationale centrale banken (NCB’s) en de nationale bevoegde autoriteiten (NCA’s), de lopende tenuitvoerlegging van de in 2021 vastgestelde Ethische Richtsnoeren, die bijdragen aan een consistente interpretatie van de bepalingen in alle nationale instellingen.[72] Om uitdrukking te geven aan het toenemende belang van ethiek en compliance, heeft de Raad van Bestuur besloten de Conferentie om te vormen tot een ethiek- en compliancecomité (Ethics and Compliance Committee).

De ECB nam deel aan Europese en internationale activiteiten en uitwisseling van kennis over ethische kwesties

De ECB neemt deel aan gezamenlijke activiteiten en kennisdeling met de ethische functies van Europese instellingen en internationale organisaties. Om gesprekken over ethiek en integriteit aan te moedigen, organiseerde het ethiek- en compliancecomité thematische sessies met gastsprekers van Europese en internationale organisaties. In 2022 nam de ECB deel aan interinstitutionele besprekingen over de oprichting van een onafhankelijk ethiekorgaan dat gemeenschappelijk is voor alle EU-instellingen, droeg ze bij aan het Mechanism for the Review of Implementation of the United Nations Convention against Corruption en nam zij de rol op van vicevoorzitter van het Ethics Network of Multilateral Organizations.

11.3 Meer transparantie en een beter begrip van het ECB-beleid

De ECB zette zich verder in voor prijsstabiliteit en een beter begrip van haar beleid bij het grote publiek

De inflatieopstoot, de Russische invasie in Oekraïne en de daaropvolgende energiecrisis creëerden in 2022 uitdagende omstandigheden, ook voor de communicatie van de ECB. In tijden van buitengewone onzekerheid is duidelijke, geloofwaardige en consistente communicatie essentieel om de verwachtingen te verankeren en het vertrouwen te scheppen bij het publiek dat de ECB vastberaden en in staat is om de prijsstabiliteit te herstellen. De ECB heeft daarom opnieuw grote inspanningen geleverd om ervoor te zorgen dat zowel deskundigen als het grote publiek haar besluiten beter begrijpen. Ze heeft daarbij innoverende formats en een meertalige aanpak gehanteerd.

Het ECB-beleid uitleggen in onzekere tijden en voor de langere termijn

De ECB stelde de Europese burgers gerust en legde haar beleidsbeslissingen op een toegankelijke manier uit

Tegen de achtergrond van een inflatie die tot een ongekend niveau was gestegen sinds de invoering van de euro en van de belangrijke monetairbeleidsmaatregelen die de ECB nam, was het essentieel de communicatie-inspanningen op te voeren en met toegankelijke verklaringen te komen. Zo moest de ECB eerst en vooral de Europese burgers geruststellen dat zij vastberaden is de inflatie te doen terugkeren naar de 2%-doelstelling op middellange termijn, en in staat is prijsstabiliteit te bereiken met de instrumenten waarover zij beschikt. Tegelijkertijd was het belangrijk om te erkennen dat de hoge inflatie iedereen in de economie onder druk zet en dat de noodzakelijke verkrapping van het monetaire beleid ook pijn zal doen.

De ECB leverde grote inspanningen om uit te leggen hoe haar beleidsbeslissingen de inflatie zullen beïnvloeden. De renteverhoging in juli 2022 was de eerste in 11 jaar. Om aan het grote publiek uit te leggen wat hogere rentetarieven tot doel hebben en wat ze concreet betekenen voor de mensen en hun economische keuzes heeft de ECB een uitgebreide communicatiecampagne gevoerd. Ze publiceerde onder meer een nieuwe explainer (in alle EU-talen) en organiseerde een reeks tv- en radio-interviews met directieleden en medewerkers van de ECB om de besluiten en de achterliggende redeneringen toe te lichten en om op bezorgdheden te kunnen reageren.

Daarnaast zoomde een speciale ECB-podcastaflevering in op de basismechanismen waarmee de hogere rentetarieven de inflatie kunnen afremmen. Een tweede podcastaflevering ging dieper in op de vraag waarom de ECB de verstrakking van het monetair beleid moet voortzetten ondanks een verzwakkende economie.

Het delen van meer inzichten en analyses die leiden tot ECB-besluiten kan ook bijdragen tot een beter begrip van het ECB-beleid bij het geïnteresseerde publiek. In dat verband lanceerde de ECB in 2022 haar vernieuwde ECB-blog (Engels) waarin nu bijdragen van zowel directieleden als van medewerkers van de ECB zijn opgenomen.

Met een frisse blik en een continue stroom van interessante en visueel aantrekkelijke posts is de ECB Blog een aantrekkelijk kanaal geworden om te leren over diverse centralebankonderwerpen, van verschillen in de manier waarop mannen en vrouwen de inflatie „voelen” tot de financiering van groene innovatie en de opkomst en neergang van cryptoactiva. Omdat blogberichten in de regel beknopt en in toegankelijke taal geschreven zijn, trekken zij doorgaans een ruimer lezerspubliek aan dan alleen deskundigen en academici.

Nieuwe manieren om het grote publiek te bereiken

De ECB verhoogde de aanwezigheid van haar directieleden op televisie en radio

In 2022 gaf de ECB ook gevolg aan haar voornemen naar aanleiding van de evaluatie van de monetaire-beleidsstrategie van de ECB om het bereik van haar communicatie en betrokkenheid te verruimen tot meer dan alleen de financiële markten en deskundigen en zich meer te richten op het grote publiek. Uit intern onderzoek is gebleken dat de meeste Europeanen (79%) via televisie over de ECB horen en dat ook radio en andere media van algemeen nut een zeer belangrijke rol spelen. Daarom richtte de ECB zich in 2022 voornamelijk op die media. Dat kwam tot uiting in een sterk toegenomen aanwezigheid van directieleden van de ECB op radio en televisie (Grafiek 11.2).

Grafiek 11.2

Toename van de tv- en radio-optredens van directieleden van de ECB

(procenten van het totale aantal media-opdrachten)

Bron: ECB.
Toelichting: Media-activiteiten omvatten onder meer interviews van directieleden, blogposts, bijdragen, opiniestukken, Q&A op sociale media en podcasts. Korte bijdragen en videoboodschappen vallen hier niet onder.

Aangezien jongeren in het bijzonder steeds vaker via digitale kanalen nieuws opvragen, versterkte de ECB ook haar online aanwezigheid. Ze verbeterde daartoe haar websites, verhoogde haar activiteit en gebruikte nieuwe formats op een reeks socialemediaplatforms. Dat deed het aantal volgers verder groeien.

De resultaten van de strategische evaluatie brachten de ECB ertoe directe betrokkenheid en interactie met het bredere publiek een structureel onderdeel van haar communicatie te maken, met andere woorden, door haar eenrichtingscommunicatie uit te breiden met tweerichtingscommunicatie. Het concept “De ECB luistert” werd daarom omgevormd tot een nieuw format. „ECB & You” moet een directe dialoog mogelijk maken tussen de hoogste vertegenwoordigers van de ECB en het publiek. Het streeft een zo breed mogelijk bereik na, bijvoorbeeld via passende tv-programma’s in landen van het eurogebied. Het eerste evenement van die aard in „College Tour”, een Nederlands tv-programma, bood lokale studenten de gelegenheid om live met president Lagarde in gesprek te gaan over uiteenlopende onderwerpen, zoals inflatie, de digitale euro, cryptoactiva en loopbaanadvies.

Om het grote publiek effectief te bereiken, moet de ECB de mensen in hun eigen taal aanspreken. Dat kan alleen door meertalig te communiceren. Belangrijke delen van de websites van de ECB zijn daarom beschikbaar in alle 24 officiële talen van de EU, en sinds 2022 ook in het Iers.

Toegang tot documenten verschaffen is een essentieel onderdeel van het transparantiebeleid van de ECB. In 2022 nam de ECB verschillende initiatieven om de indiening en behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot ECB-documenten te vergemakkelijken. Zo heeft de ECB, naar aanleiding van de door de Europese Ombudsman voorgestelde beleidslijnen en praktijken om uitvoering te geven aan het recht op toegang van het publiek tot documenten, de beschikbare informatie op haar webpagina Toegang tot documenten verbeterd door haar plan voor de indiening en bewaring van documenten te publiceren, evenals beknopte informatie over de verzoeken om toegang van het publiek die in het voorgaande jaar zijn ontvangen. Naar aanleiding van de recommendations on the recording of text and instant messages sent/received by staff members in their professional capacity, gaf de ECB het personeel een leidraad voor het strikt beperkte gebruik en de verplichte registratie van sms-berichten en instant messaging die voor zakelijke doeleinden worden uitgewisseld.

De Europese Ombudsman heeft geen gevallen van wanbeheer vastgesteld bij de behandeling door de ECB van verzoeken om toegang van het publiek.

Om verzoeken om toegang van het publiek tot ECB-documenten binnen de ECB, het Eurosysteem en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme te vergemakkelijken, ontwikkelde het Bureau Naleving en Governance een portaal over transparantie en toegang tot documenten dat toegankelijk is voor medewerkers van de ECB, de NCB’s en de NCA’s. Het biedt gemakkelijke toegang tot het wettelijk kader, de te volgen procedures en informatie over zaken uit het verleden. Het geeft ook meer bekendheid aan de ontwikkelingen op het gebied van transparantie op EU-niveau en op internationaal niveau.

In 2022 beantwoordde de ECB ongeveer 10.400 verzoeken van Europese burgers, dat is een stijging van 7% ten opzichte van 2021. Burgers vroegen om informatie of gaven commentaar op een breed scala aan onderwerpen, waaronder inflatie, rentetarieven, de Russische oorlog in Oekraïne, klimaatverandering, de euro en wisselkoersen.

11.4 Onze mensen empoweren om uit te blinken voor Europa

Nadat de ECB-medewerkers ruim twee jaar lang voornamelijk op afstand hadden gewerkt, keerden ze in 2022 geleidelijk terug naar kantoor en begonnen ze zich voor te bereiden op een nieuwe manier van werken. Om hen tijdens deze periode te ondersteunen, hebben we onze hr-beleidslijnen en -initiatieven ontwikkeld en aangepast. We bleven peilingen uitvoeren om na te gaan hoe het was gesteld met het welzijn van onze medewerkers, hun verbondenheid en hun eerste ervaringen met hybride werken. Bij de verschuiving naar een hybride werkmodel intensiveerden we ook onze inspanningen op het gebied van diversiteit en inclusie om zo een werkplek te creëren waar alle medewerkers zich veilig en gewaardeerd voelen en gerespecteerd voor wie ze zijn.

Geleidelijke terugkeer naar kantoor

De ECB-medewerkers bereidden zich voor op een nieuwe manier van werken

In mei 2022 gingen de ECB-medewerkers een overgangsfase in waarin ze geleidelijk terugkeerden naar kantoor, met een minimumaanwezigheid van acht dagen per maand. Tegelijkertijd lanceerden we het pilootproject Hybrid Working Model om eerste ervaringen met hybride werken te verzamelen. Ongeveer 1.400 medewerkers uit zes organisatie-eenheden namen eraan deel. De bevindingen uit het proefproject samen met de feedback van de ECB-medewerkers via verschillende kanalen, uitgebreide benchmarking en diverse raadplegingsronden met onze personeelsvertegenwoordigers droegen allemaal bij tot het nieuwe telewerkbeleid van de ECB. Dit nieuwe beleid, dat sinds 1 januari 2023 van kracht is, valt op door de algemene flexibiliteit in vergelijking met andere organisaties, aangezien het de ECB-medewerkers de mogelijkheid biedt tot 110 dagen per jaar te telewerken (ongeveer 50% van hun werktijd).

De ECB heeft haar medewerkers bevraagd

Om inzicht te krijgen in het welzijn van onze medewerkers, hun productiviteit, hun verbondenheid en hun eerste ervaringen met hybride werken hebben we onze peilingen voortgezet. De participatiegraad bedroeg ongeveer 60%. Hoewel het welzijn van de medewerkers in het eerste deel van het jaar bleef verbeteren, viel het tegen het einde van het jaar terug, ondanks een verbeterd gevoel van verbondenheid na de terugkeer naar kantoor. Uit onze laatste peiling blijkt dat onze medewerkers zich goed uitgerust voelen om hybride te werken, dat 83% van hen fier is om voor de ECB te werken en dat 72% de ECB zou aanbevelen als een uitstekende plek om te werken.

Leren en ontwikkelen

Er werden initiatieven gelanceerd voor de digitale ontwikkeling van de medewerkers

In 2022 boden we leerinitiatieven aan om de digitale bedrijfstransformatie te versnellen, onze medewerkers uit te rusten voor hybride werken en hun professionele ontwikkeling te ondersteunen. Zo introduceerden we een leerportfolio voor digitale vaardigheid met masterclasses en e-learnings voor leidinggevenden en alle medewerkers en hebben wij het Leadership Growth Programme voor onze ECB-leidinggevenden opnieuw ingevoerd. We gaven onze medewerkers toegang tot leermateriaal van de Europese Commissie en andere EU-instellingen, tot LinkedIn Learning via het leerportaal van de Commissie „EU Learn”, en lanceerden daarnaast EUREKA („European Expertise & Knowledge Academy”), ons nieuwe virtuele leerplatform. EUREKA draagt bij aan kennisdeling en samenwerking. Daarin worden ook alle leer- en mobiliteitsmogelijkheden binnen de ECB gecentraliseerd. Vanaf 2023 zal het ook leer- en mobiliteitsmogelijkheden in andere instellingen binnen het ESCB en het SSM bevatten.

De systeembrede samenwerking op het gebied van leren en ontwikkeling werd verbeterd

We gebruiken mobiliteit om veelzijdigheid in de hand te werken en getalenteerde mensen met nieuwe opvattingen aan te trekken. Dit bleek nuttig tijdens de pandemie toen we ECB-medewerkers via mobiliteit naar hun voormalige organisatie-eenheden overplaatsten om tegemoet te komen aan dringende behoeften. In 2022 nam de mobiliteit van medewerkers binnen de ECB tussen de organisatie-eenheden licht af, tot 4,3% (tegen 4,5% in 2021). De mobiliteit binnen het ESCB en het SSM nam evenwel toe dankzij twee verwante initiatieven: het Schumanprogramma dat werd heropgestart en een nieuw proefprogramma “System-wide Virtual Teams” (systeembrede virtuele teams), dat ECB-medewerkers en medewerkers van andere instellingen van het ESCB en het SSM in staat stelt op afstand samen te werken aan interessante projecten (Tabel 11.1).

Tabel 11.1

Mobiliteitsprojecten

Bron: ECB.

Maatregelen ter ondersteuning van Oekraïense professionals

De ECB nam een reeks maatregelen om Oekraïense onderdanen te ondersteunen na de Russische inval in Oekraïne. We lanceerden een stage voor Oekraïense afgestudeerden en boden Oekraïense professionals kortlopende contracten aan. In september 2022 verwelkomden we 15 Oekraïense stagiairs en twee kortetermijnmedewerkers. We zorgden er ook voor dat onze aanbieders van kinderopvang en huisvesting beschikbaar waren voor Oekraïense vluchtelingen. Verder zetten we ons in om kansen te bieden aan medewerkers van de National Bank of Ukraine.

Diversiteit en inclusie

Stappen die zijn ondernomen om divers talent aan te trekken

Divers talent aantrekken is cruciaal voor de ECB om de best mogelijke besluiten te kunnen nemen voor de burgers die zij dient. De ECB nam daarom in 2022 deel aan verschillende loopbaanbeurzen, zoals de door ADAN (Afro Deutsches Akademiker Netzwerk) georganiseerde loopbaanbeurs, de grootste Europese loopbaanbeurs voor zwarte mensen en mensen van kleur, en EUROUT, Europa’s toonaangevende bedrijfsconferentie voor LGBTQ+. Ook hebben we met succes een proefstage gelanceerd voor sollicitanten met een autismespectrumstoornis.

Extra inspanningen voor meer genderevenwicht

We bleven onze voortgang richting onze genderdoelstellingen 2020-26 monitoren door middel van verbeterde genderscorekaarten. In 2022 heeft de ECB haar doelstelling gehaald om minstens 50% vrouwen in dienst te nemen op of te bevorderen tot managementniveau (alle leidinggevenden en het senior management). Op het niveau van (team)lead, expert en analist kwamen we daarentegen tussen 10 en 6 procentpunten te kort om de doelstellingen te halen. Wat het totale aandeel vrouwen in de relevante salarisschalen betreft, werden de doelstellingen voor 2022 bereikt op managementniveau (alle leidinggevenden en het senior management) en analistniveau. Op het niveau van (team)lead en expert daarentegen werden de doelstellingen met respectievelijk 2 procentpunt en 1 procentpunt gemist (Tabel 11.2). We blijven onze inspanningen opvoeren om tot een genderevenwicht te komen.

Tabel 11.2

Streefcijfers voor instroom en aandeel vrouwelijke werknemers in 2022

Bron: ECB.

We hebben ook verdere maatregelen genomen met focus op het raakvlak van gender en andere aspecten van diversiteit, zoals leeftijd, etniciteit en handicap. Een van die maatregelen was de lancering van ons vernieuwde ECB Scholarship for Women.

De ECB streefde ernaar een inclusieve cultuur op te bouwen

Bij de ECB streven we naar een werkcultuur waarin alle medewerkers zich betrokken en gerespecteerd voelen, en waar individuele achtergronden, ervaringen en vaardigheden worden verwelkomd en gewaardeerd. Om deze cultuur mogelijk te maken en in gesprek te gaan met medewerkers over dit onderwerp hebben we in 2022 ons inclusieprogramma verder uitgerold. Naast trainingen en e-learnings introduceerden we verschillende workshops die gericht zijn op inclusief gedrag binnen teams. Voorts hebben president Christine Lagarde en de presidenten van 28 NCB’s en NCA’s een handvest voor gelijkheid, diversiteit en inclusie ondertekend om bij te dragen aan een cultuur die gebaseerd is op respect, waardigheid en inclusie binnen het ESCB en het SSM.

Het personeelsbestand van de ECB in cijfers

1 Met ingang van 31 december 2022.
2 Werknemers die gedetacheerd zijn door een nationale centrale bank van het Europees Stelsel van Centrale Banken, Europese overheidsinstellingen/agentschappen of internationale organisaties.
3 Betreft alleen vaste medewerkers en medewerkers met een vaste functie.
4 Verwijst naar een permanente of tijdelijke horizontale beweging tussen afdelingen of organisatie-eenheden.
5 Verwijst naar een permanente of tijdelijke beweging naar een hogere salarisschaal, al dan niet met een wervingscampagne.
6 Betreft alleen vaste medewerkers en omzetbare functies voor bepaalde tijd.
7 De tabel toont de aandelen van het ECB-personeel en -management naar nationaliteit, waarbij personeelsleden met meerdere nationaliteiten worden meegeteld voor elke nationaliteit die zij opgeven. „Alle medewerkers” verwijst naar medewerkers, inclusief het management, met een vast contract, een omzetbaar contract voor bepaalde tijd en een niet-omzetbaar contract voor bepaalde tijd per 31 december 2022. „Management” verwijst naar de salarisschalen I tot en met M. De totalen kunnen door afronding meer dan 100% bedragen. De landen worden gerangschikt in alfabetische volgorde van de landennamen in de respectieve nationale taal.

11.5 Milieu- en klimaatuitdagingen aanpakken

De werkzaamheden van de ECB op het gebied van klimaat worden geleid door het Centrum Klimaatverandering, onder leiding van de Directie

De ECB is vastberaden haar bijdrage te leveren aan de strijd tegen klimaatverandering en aan de aanpak van klimaatgerelateerde risico's, binnen haar mandaat. In 2021 zette de ECB de governance van haar klimaatgerelateerde werkzaamheden kracht bij door het Centrum Klimaatverandering (Climate Change Centre - CCC) op te richten, dat rechtstreeks verslag uitbrengt aan de president van de ECB, en de Directie van de ECB regelmatig informeert over de voortgang en de prioriteiten.

Het Centrum Klimaatverandering ontwerpt en stuurt de klimaatstrategie van de ECB en bevordert klimaatwerkzaamheden in samenwerking met relevante interne en externe belanghebbenden. Regelmatige vergaderingen met senior managers van de ECB fungeren als forum voor coördinatie en informatie-uitwisseling.

Klimaatgerelateerde overwegingen zijn al in aanmerking genomen in de bestaande governancestructuren van de ECB, bijvoorbeeld in haar beoordeling van klimaatrisico’s, maar ook in monetairbeleidstransacties, niet-monetairbeleidsportefeuilles, financiële stabiliteit en operationeel risicobeheer, waar relevant. Bovendien besloot de ECB in 2022 een intern kader vast te stellen ter ondersteuning van de integratie van de doelstellingen van de Europese klimaatwet in het beleid, de projecten en de activiteiten van de ECB, en om in het Jaarverslag over deze maatregelen verslag uit te brengen. Binnen het Eurosysteem werd een nieuw forum over klimaatverandering opgericht om de samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling en capaciteitsopbouw te verdiepen en innovatie in klimaatgerelateerde werkzaamheden te bevorderen. Beleidskwesties in verband met klimaatverandering worden nog steeds besproken in de betrokken comités van het Eurosysteem en het ESCB.

De ECB introduceerde haar klimaatagenda als leidraad voor haar werkzaamheden rond klimaatverandering op al haar werkterreinen

De ECB voerde haar klimaatagenda in 2022 in. Die bevat de strategische doelstellingen, prioriteiten en een routekaart voor de klimaatwerkzaamheden van de ECB. Drie strategische doelstellingen geven richting aan de agenda. Ten eerste beheerst en beperkt de ECB de financiële risico’s van klimaatverandering en schat ze de economische impact ervan in. Ten tweede ondersteunt ze een ordelijke transitie naar een klimaatneutrale economie met maatregelen die binnen haar mandaat vallen. Ten derde deelt de ECB expertise met als doel bredere actie, ook buiten de ECB, te stimuleren. De klimaatagenda van de ECB zal regelmatig worden bijgewerkt met meer informatie over de activiteiten die moeten helpen de strategische doelstellingen te halen. Die zijn gegroepeerd in zes prioriteiten, zoals uiteengezet in Figuur 11.1.

Figuur 11.1

De strategische doelstellingen van de klimaatagenda van de ECB

Bron: ECB.
Toelichting: Zie voor meer informatie over de klimaatagenda van de ECB de webpagina „Klimaatverandering en de ECB”.

Prioriteiten voor werkzaamheden in verband met klimaatverandering

In 2022 zette de ECB verdere stappen om klimaatafwegingen, binnen haar mandaat, op te nemen in haar activiteiten.

De ECB beoordeelt de macro-economische gevolgen van klimaatverandering en mitigerend beleid en verbetert de klimaatgegevens.

De ECB bleef de macro-economische impact van klimaatverandering en het mitigerend beleid op de inflatie en de reële economie analyseren. De door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van december 2022 voor het eurogebied omvatten een evaluatie van de macro-economische gevolgen van klimaatgerelateerde begrotingsmaatregelen zoals energiebelastingen op de groei en de inflatie. De belangrijkste resultaten werden gepubliceerd in het Economic Bulletin. De analyse was onder meer gericht op de impact van extreme weersomstandigheden op de inflatie. Daarnaast boekte de ECB vooruitgang bij het integreren van klimaatafwegingen in de macro-economische modellen.

Het Eurosysteem heeft klimaatgerelateerde statistische indicatoren ontwikkeld, waaronder experimentele indicatoren voor duurzame financiële instrumenten en analytische indicatoren over de blootstelling van financiële instellingen aan fysieke risico’s en de koolstofvoetafdruk van hun portefeuilles. Deze indicatoren zullen verder worden uitgewerkt. In dat verband streeft het Eurosysteem naar meer en betere klimaatgegevens, bijvoorbeeld door publieke gegevensbronnen te beoordelen en te gebruiken bij de analyse van transitierisico’s en fysieke risico’s en door commerciële gegevens aan te kopen om lacunes in gegevens op te vullen.

De ECB verbetert de beoordeling van financiële risico’s in verband met klimaatverandering

Om de beoordeling van klimaatgerelateerde financiële risico’s te verbeteren, heeft het Eurosysteem in 2022 een eerste klimaatstresstest uitgevoerd voor verschillende financiële blootstellingen op zijn balans. De belangrijkste resultaten voor de portefeuille bedrijfsobligaties publiceerde het in maart 2023 in zijn financiële informatieverschaffing over klimaatverandering. Het Eurosysteem ontwikkelde ook gemeenschappelijke minimumnormen voor de opname van klimaatrisico’s in de interne kredietbeoordelingssystemen van NCB’s voor onderpand van het Eurosysteem. Deze normen worden eind 2024 van kracht. De analyse van de ECB leverde ook verder bewijs over de systeemrelevantie van klimaatrisico’s en maakte duidelijk dat de bestaande macroprudentiële beleidsinstrumenten moeten worden aangepast om dergelijke risico's voor het financiële stelsel te beperken.[73]

Klimaat- en milieurisico’s worden verder in aanmerking genomen in het bankentoezicht van de ECB en worden beschouwd als een toezichtsprioriteit voor 2023-25. Informatie over de belangrijkste maatregelen die in 2022 zijn genomen, is te vinden in het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.

De ECB neemt klimaatafwegingen in aanmerking in de monetairbeleidstransacties en beoordeelt de impact ervan op het monetair beleid

Het Eurosysteem heeft verdere stappen gezet om klimaatverandering in aanmerking te nemen in zijn monetairbeleidstransacties. Vanaf oktober 2022 begon het Eurosysteem de bedrijfsobligaties in zijn monetairbeleidsportefeuilles koolstofvrij te maken door de aangehouden obligaties te verschuiven naar emittenten met betere klimaatprestaties. Deze zullen worden gemeten aan de hand van lagere uitstoot van broeikasgassen in het verleden, ambitieuzere koolstofreductiedoelstellingen en betere informatieverschaffing.

Bovendien besloot het Eurosysteem in zijn onderpandskader limieten in te voeren voor activa uitgegeven door niet-financiële ondernemingen met een grote koolstofvoetafdruk die afzonderlijke tegenpartijen als onderpand kunnen inzetten als ze krediet opnemen bij het Eurosysteem. De beperking zal naar verwachting vóór eind 2024 van toepassing zijn, mits aan de nodige technische voorwaarden is voldaan. Daarnaast nam de ECB in december 2022 klimaatrisico’s in aanmerking tijdens haar regelmatige herziening van de haircuts (veiligheidsmarges) die worden genomen op bedrijfsobligaties die voor het eerst als onderpand worden gebruikt. Bij de evaluatie van de risicobeheersingsmaatregelen in 2022 werden geen aanwijzingen gevonden dat het haircutschema op basis van klimaatoverwegingen moest worden aangepast, aangezien het geactualiseerde haircutschema al voldoende bescherming biedt tegen klimaatgerelateerde financiële risico’s. Andere maatregelen in het onderpandskader omvatten de invoering van openbaarmakingsgerelateerde toelaatbaarheidsvereisten, die naar verwachting vanaf 2026 van toepassing zullen zijn, voor entiteiten die onder de richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (Corporate Sustainability Reporting Directive - CSRD) vallen, en de bovengenoemde verbetering van de risicobeoordeling.

De ECB analyseert en draagt bij aan beleidsbesprekingen om duurzame financiering op te schalen

Op het gebied van EU-beleid en internationaal beleid en financiële regelgeving nam de ECB actief deel aan besprekingen over duurzame financiering in relevante fora, waaronder de G7, de G20, de Raad voor financiële stabiliteit (Financial Stability Board - FSB), het Bazels Comité van Toezichthouders, het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System (NGFS), de Europese Bankautoriteit en de EFRAG. Op die manier wil de ECB het juridische kader verder uitwerken om klimaatverandering aan te pakken, de analyse van klimaatrisico’s en klimaatscenario’s te verbeteren, als katalysator op te treden om de rapportage vanuit haar perspectief te verbeteren, gegevenslacunes op te vullen en uiteindelijk bij te dragen aan de opschaling van private en publieke duurzame financiering. Voorbeelden van de werkzaamheden van de ECB op het gebied van de EU-wetgeving inzake duurzame financiering en klimaat zijn onder meer het advies inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) en haar bijdrage aan de ontwikkeling van de Europese normen voor duurzaamheidsrapportage als waarnemer bij de Sustainability Reporting Board van de EFRAG. Op internationaal niveau zit de ECB momenteel ook de werkstroom voor met betrekking tot Scenario Design and Analysis en het Experts’ Network on Legal Issues van het NGFS.

In haar milieuverklaring 2022 zet de ECB uiteen hoe zij haar bedrijfsactiviteiten wil afstemmen op de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Het plan is gericht op het verminderen van de milieueffecten van reizen en conferenties en op het samenwerken met leveranciers via tools die worden aangeboden in processen voor duurzame aanbestedingen om de impact in de hele waardeketen te beheersen. Er is ook vooruitgang geboekt bij de beoordeling van de potentiële milieueffecten van de tweede reeks eurobankbiljetten gedurende de levenscyclus ervan. Op basis van de beschikbare informatie werden onderzoeksactiviteiten opgestart en beleidsmaatregelen ingevoerd om de milieu-impact van eurobankbiljetten tot een minimum te beperken, zoals het gebruik van duurzaam katoen voor bankbiljettenpapier, de verlenging van de levensduur van bankbiljetten in omloop en het gebruik van duurzamere methoden om gebruikte bankbiljetten af te voeren.

Met het oog op meer transparantie publiceerden de ECB en het Eurosysteem in maart 2023 hun eerste financiële klimaatrapportage van de in euro luidende niet-monetairbeleidsportefeuilles van de ECB en de NCB’s van het Eurosysteem en van de portefeuille bedrijfsobligaties van het Eurosysteem. In het verslag van de ECB over de niet-monetairbeleidsportefeuilles wordt de beleggingsstrategie van de ECB toegelicht en de voortgang geschetst die is geboekt met het koolstofvrij maken van de eigenmiddelenportefeuille en van het pensioenfonds voor het personeel.

12 Ontmoet onze mensen

Van functie veranderen binnen de ECB of tijdelijk werken bij een andere centrale bank of partnerinstelling is een integraal onderdeel geworden van de professionele en persoonlijke ontwikkeling van collega’s binnen het Eurosysteem en het Europees Stelsel van Centrale Banken. Zulke mobiliteitsopties zijn voor onze medewerkers een uitstekend middel om hun kennis en vaardigheden te verbreden en tegelijk hun specifieke deskundigheid in te zetten bij belangrijke projecten met Europese impact.

De volgende verhalen geven een beeld van het rijke scala aan opdrachten die collega’s dankzij verschillende vormen van mobiliteit hebben kunnen uitvoeren.

Elena Bobeica, hoofdeconoom, Directoraat-Generaal Economie

Na een tijdelijke aanstelling bij het Directoraat-Generaal (DG) Secretariaat in het kader van de interne mobiliteitsregeling van de ECB keerde ik in 2022 terug naar het DG Economie om een uitdagend project uit te voeren. Ik kreeg de opdracht om mede leiding te geven aan een groep deskundigen van de ECB en nationale centrale banken om vraagstukken te onderzoeken die verband houden met het voorspellen van de kosten van een eigen woning.

Interessant is dat de huidige inflatiemeting slechts een deel van de kosten die huiseigenaren maken in verband met het bezit, onderhoud en bewonen van hun eigen woning omvat, hoewel het hier om belangrijke uitgavenposten gaat. Hoewel de toekomstige opneming van deze kosten in de geharmoniseerde consumptieprijsindex een meerjarenproject is dat onder de bevoegdheid van het Europees Statistisch Systeem valt, is het voorspellen van de inflatie en de componenten daarvan een van de belangrijkste taken van een centrale bank.

Ik heb eerder gewerkt aan verschillende aspecten van het voorspellen van de inflatie en wilde inzicht krijgen in de uitdagingen die een rol spelen bij het voorspellen van de kosten van een eigen woning en onderzoeken hoe deze kunnen worden aangepakt. Ik vond de interactie met collega’s van de nationale centrale banken zeer de moeite waard. We hebben nauw samengewerkt aan dit project en konden inzichten en informatie over nationale bijzonderheden met elkaar uitwisselen. Gezien de heterogeniteit van de woningmarkten in het eurogebied was dit bijzonder zinvol. Volgens mij hebben we ons inzicht in de kosten van een eigen woning en het potentiële effect van het opnemen daarvan in de HICP voor prognoses en toezicht kunnen verdiepen.

Daniel Gybas, senior econoom, secretariaat van het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System (NGFS-secretariaat)

Hoewel het aanpakken van de klimaatverandering een wereldwijde uitdaging is die om internationale actie vraagt, opereren centrale banken onder sterk uiteenlopende omstandigheden. Omdat ik als lid van het DG Markttransacties betrokken ben geweest bij het vormgeven van de eerste ideeën van de ECB over de manier waarop klimaatverandering in haar monetairbeleidskader moet worden geïntegreerd, was ik benieuwd hoe andere centrale banken, die in verschillende omgevingen opereren, deze uitdaging aanpakken. Dankzij het Schuman-programma, een speciale mobiliteitsregeling van de nationale centrale banken van de EU, kon ik terecht bij het NGFS-secretariaat (Engels) (ondergebracht bij de Banque de France), waar ik de werkstroom monetair beleid (Engels) ondersteun. Mijn aandachtsgebied is de vergroening van monetairbeleidstransacties, waarvoor uitwisselingen worden gefaciliteerd tussen meer ervaren centrale banken, waaronder de ECB, en centrale banken die de mogelijkheid onderzoeken om klimaatgerelateerde aanpassingen in hun operationele kaders door te voeren.

Dankzij deze zeer dankbare opdracht heb ik uit de eerste hand kennis kunnen nemen van de acties en initiatieven van centrale banken en heb ik de uitwisseling van kennis en ervaring tussen instellingen kunnen bevorderen. Op het persoonlijke vlak was de verhuizing van mijn gezin van Frankfurt am Main naar de omgeving van Parijs weliswaar een uitdaging, maar zijn er ook mogelijkheden gecreëerd voor persoonlijke groei en dierbare herinneringen.

Stefano Pagnano, senior deskundige bedrijfsanalyse, Directoraat-Generaal Informatiesystemen

Ik ben mijn loopbaan bij de ECB begonnen bij de afdeling Governance en Transformatie, waar ik me bezighield met IT-governance en digitale transformatie. Na een paar jaar realiseerde ik me dat ik de ECB graag vanuit een ander perspectief wilde leren kennen en mijn ervaring in een nieuwe context wilde inbrengen. Dankzij een interne mobiliteitsregeling ben ik in 2022 bij de afdeling Data Analytics van het DG Informatiesystemen terechtgekomen. Mijn nieuwe afdeling werkt aan geavanceerde dataplatforms en analytische toepassingen die de ECB helpen haar ambitie om een datagestuurde organisatie te worden te realiseren.

Ik werk momenteel aan een gecentraliseerd platform voor gegevensverzameling genaamd CASPER, dat het snel indienen van gegevens bij de ECB van waar ook ter wereld door middel van self-service automatiseert. Inmiddels gebruiken meer dan 3.000 gebruikers en 175 verschillende instellingen het platform om aan hun rapportageverplichtingen te voldoen.

In mijn nieuwe functie houd ik me bezig met projectmanagement en bedrijfsanalyse. Samen met de collega’s van het DG Statistiek zoeken we voortdurend naar manieren om onze dienstverlening te verbeteren. Zo heeft mijn nieuwe afdeling bijvoorbeeld een programma voor gemeenschappelijk gegevensbeheer opgezet. Dat is een complex project, gericht op de totstandkoming van een platform voor gegevensbeheer en -analyse van een nieuwe generatie voor alle gebruikers van het ESCB en het SSM. We hebben heel wat transformatie-uitdagingen voor de boeg, maar onze teamgeest en constructieve benadering zijn onze kracht!

Mijn deelname aan de mobiliteitsregeling is zowel professioneel als persoonlijk verrijkend geweest. Zo heb ik mijn netwerk kunnen uitbreiden en met twee petten op aan innovatieve opdrachten kunnen werken: ik kon een nieuw perspectief bijdragen dankzij mijn ‘frisse blik’ én mijn ervaring als doorgewinterde professional inbrengen.

Meri Sintonen, econoom, Directoraat-Generaal Monetair beleid

In 2022 ben ik via het Schuman-programma vanuit Suomen Pankki gedetacheerd bij de afdeling Monetairbeleidsstrategie van de ECB. Als econoom met expertise op het gebied van betalingen draag ik samen met collega’s van verschillende bedrijfsonderdelen van de ECB bij aan de analyse van de effecten van een digitale euro op het monetaire beleid. Hoewel een digitale euro veel voordelen zou kunnen bieden, zou deze ook gevolgen kunnen hebben voor het monetaire beleid en de financiële stabiliteit, afhankelijk van de mate waarin hij een vervanging wordt voor bankdeposito’s.

Ik ben betrokken bij een project dat als doel heeft de potentiële vraag naar een digitale euro naar gelang de ontwerpkenmerken ervan te voorspellen. De bevindingen van dit onderzoek kunnen worden gebruikt om het effect van de invoering van een digitale euro op de bankdeposito’s en bedragen aan contant geld van huishoudens te meten. De inzichten die deze analyse oplevert werpen ook licht op de manier waarop verschillende ontwerpkeuzes de vraag naar een digitale euro beïnvloeden en op de manier waarop de vraag varieert naar gelang kenmerken van huishoudens en tussen de landen van de eurozone verschillen.

Deze detachering heeft mij een unieke gelegenheid geboden om mijn vaardigheden te vergroten, mijn netwerken uit te breiden, de ECB beter te leren kennen en bij te dragen aan een bijzonder interessant project. Het was een inspirerende ervaring om zoveel getalenteerde mensen samen te zien werken aan gemeenschappelijke doelen.

Jaarstukken

https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/annual-accounts/html/ecb.annualaccounts2022~ee9329bf6f.nl.html

De geconsolideerde balans van het Eurosysteem per 31 december 2022

https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/balance/html/ecb.eurosystembalancesheet2022~4a2e481250.nl.html

© Europese Centrale Bank 2023

Postadres: 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoon: +49 69 1344 0
Website: www.ecb.europa.eu

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is alleen toegestaan met bronvermelding.

De afsluitingsdatum voor de in dit verslag voorkomende gegevens was 18 april 2023. Eventuele uitzonderingen zijn expliciet aangegeven.

Voor specifieke terminologie wordt verwezen naar het ECB glossary.

HTML ISBN 978-92-899-5980-3, ISSN 1725-2911, doi:10.2866/442731, QB-AA-23-001-NL-Q


  1. Aangezien er geen officiële kwartaalgegevens over de overheidsinvesteringen beschikbaar zijn, wordt deze alternatieve benadering veel gebruikt in ECB-publicaties.

  2. De volatiliteit vloeit voort uit de wereldwijde bedrijvigheid van een beperkt aantal grote, in Ierland gevestigde multinationals en weerspiegelt fiscaal optimale internationale overdrachten van immateriële activa die in wezen geen verband houden met de conjunctuurcyclus. Zulke transacties kunnen omvangrijk en onregelmatig zijn. Ze kunnen ook direct zijn, aangezien immateriële investeringen geen tijd nodig hebben om te worden opgebouwd.

  3. De begrotingskoers weerspiegelt de richting en omvang van de stimulans die uitgaat van het begrotingsbeleid op de economie, naast de automatische reactie van de overheidsfinanciën op de conjunctuur. Zie voor meer informatie over het begrotingsbeleid het artikel “The euro area fiscal stance”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2016.

  4. Zie het artikel getiteld “Fiscal policy and high inflation”, Economisch Bulletin, Nummer 2, ECB, 2023.

  5. Zie voor het effect van de oorlog op de voedselinflatie het Kader "De forse stijging van de voedselinflatie in het eurogebied en de gevolgen van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne", Economisch Bulletin, nummer 4, ECB, 2022.

  6. Zie het Kader “Comparing labour market developments in the euro area and the United States and their impact on wages” in het artikel “Wage developments and their determinants since the start of the pandemic”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2022.

  7. Zie Antonopoulos, C. et al., "The Greek labour market before and after the pandemic: Slack, tightness and skills mismatch", Economic Bulletin, Issue 56, Bank of Greece, december 2022.

  8. Zie “ECB provides details on how it aims to decarbonise its corporate bond holdings”, persbericht, ECB, 19 september 2022.

  9. Zie het Kader “Gradual phasing-out of pandemic collateral easing measures”, Economic Bulletin, Issue 3, ECB, 2022.

  10. Zie “The financial risk management of the Eurosystem’s monetary policy operations”, ECB, juli 2015.

  11. Zie het artikel “FAQs on the corporate sector purchase programme and non-financial commercial paper” op de website van de ECB, dat werd bijgewerkt op 22 februari 2023.

  12. Zie “ECB zet verdere stappen om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij haar monetairbeleidstransacties”, persbericht, ECB, 4 juli 2022.

  13. Zie de explainer “Maakt de ECB winst?”, ECB, bijgewerkt op 23 februari 2023.

  14. Artikel 5 van de SSM-verordening kent de ECB op dit gebied een belangrijke rol en specifieke bevoegdheden toe, waaronder de bevoegdheid om strengere kapitaalmaatregelen toe te passen in geval van nood.

  15. In 2022 verhoogden 11 landen de contracyclische kapitaalbuffer (Bulgarije, Duitsland, Estland, Ierland, Frankrijk, Kroatië, Cyprus, Litouwen, Nederland, Slovenië en Slowakije), terwijl Luxemburg een positief bufferpercentage handhaafde. Wat de systeemrisicobuffers betreft, voerden twee landen (Duitsland en Slovenië) een sectorale buffer in en handhaafde Litouwen een positieve sectorale buffer (België had eind 2021 besloten zijn maatstaf voor het risicogewicht van residentieel vastgoed te vervangen door een sectorale systeemrisicobuffer). Oostenrijk verhoogde zijn brede systeemrisicobuffer, terwijl Bulgarije en Kroatië positieve brede systeemrisicobuffers handhaafden.

  16. De verklaring erkende en bekrachtigde ook de waarschuwing betreffende kwetsbaarheden in het financiële stelsel van de EU die op 22 september 2022 door het Europees Comité voor systeemrisico’s werd uitgebracht (zie hieronder).

  17. Enhancing macroprudential space in the banking union – report from the Drafting Team of the Steering Committee of the Macroprudential Forum”, Bijlage 2 van het antwoord van de ECB op het verzoek van de Europese Commissie om advies over de herziening van het macroprudentieel kader van de EU, ECB, maart 2022.

  18. Zo richt Kader 8 in het nummer van mei zich op de transmissie en effectiviteit van op kapitaal gebaseerde macroprudentiële maatregelen.

  19. Het ESRB is verantwoordelijk voor het macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel van de EU en voor de preventie en beperking van systeemrisico’s. Het gebruikt voor de uitvoering van zijn mandaat “zachte bevoegdheden”, dat betekent dat het waarschuwingen en aanbevelingen afgeeft.

  20. Zie “Review of the EU Macroprudential Framework for the Banking Sector — response to the call for advice”, ESRB, maart 2022, “Review of the EU Macroprudential Framework for the Banking Sector — a Concept Note”,ESRB, maart 2022, en Wedow, M. et al., “Making the EU macroprudential framework fit for the next decade”, VoxEU column, 4 oktober 2022.

  21. Zie “Mitigating systemic cyber risk”, ESRB, januari 2022.

  22. Zie “Report on the economic rationale support the ESRB Recommendation of 2 december 2021 on money market funds and assessment”, ESRB, januari 2022.

  23. Zie “EU Non-bank Financial Intermediation Risk Monitor”, nr. 7, ESRB, juli 2022.

  24. Zie ECB/ESRB Project Team on climate risk monitoring, “The macroprudential challenge of climate change”, ECB/ESRB, juli 2022.

  25. See “Vulnerabilities in the EEA commercial real estate sector”, ESRB, januari 2023.

  26. Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 2 december 2021 inzake de hervorming van geldmarktfondsen (ESRB/2021/9) (PB C 129, 22.3.2022, p. 1) en Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 2 december 2021 inzake een pan-Europees coördinatiekader voor de betrokken autoriteiten met betrekking tot systemische cyberincidenten (ESRB/2021/17) (PB C 134, 25.3.2022, p. 1).

  27. Zie “ESRB issues new warnings and recommendations on medium-term residential real estate vulnerabilities”, persbericht, ESRB, 11 februari 2022.

  28. Waarschuwing van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 22 september 2022 betreffende kwetsbaarheden in het financiële stelsel van de Unie (ESRB/2022/7) (PB C 423 van 7.11.2022, p. 1).

  29. Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 1 december 2022 inzake kwetsbaarheden in de zakelijk onroerendgoedsector in de Europese Economische Ruimte (ESRB/2022/9).

  30. De ECB maakte gebruik van haar bevoegdheid om sancties op te leggen aan onder toezicht staande kredietinstellingen en sanctioneerde in maart 2022 de Banque et Caisse d’Epargne de l’Etat, Luxemburg (Engels) wegens een onjuiste rapportage van kapitaalbehoeften. Diezelfde dag legde zij de Bank of Cyprus (Engels) een sanctie op voor het zonder goedkeuring overdragen van liquiditeiten aan dochterondernemingen. In december 2022 sanctioneerde de ECB ABANCA (Engels) omdat ze een significant cyberincident niet binnen de voorgeschreven termijn had gemeld.

  31. Voor meer informatie over de Verordening en Richtlijn kapitaalvereisten, zie Kader 2, waarin ook links staan naar de adviezen van de ECB over de voorstellen van het bankenpakket.

  32. Zie bijvoorbeeld. Elderson, F., “Mind the gap, close the gap – the ECB’s views on the banking package reforms”, The Supervision Blog, ECB, 28 april 2022 en Campa, J.M., (voorzitter van de Europese Bankenautoriteit), de Guindos, L. and Enria, A., “Strong rules, strong banks: let’s stick to our commitments”, The Supervision Blog, ECB, 4 november 2022.

  33. Zie “An EU financial system for the future”, toespraak van Luis de Guindos, vicepresident van de ECB, tijdens de gezamenlijke conferentie van de ECB en de Europese Commissie over Europese financiële integratie, Frankfurt am Main, 6 april 2022.

  34. Zie “Mind the liquidity gap: a discussion of money market fund reform proposals” en “Assessing the impact of a mandatory public debt quota for private debt money market funds”, Macroprudential Bulletin, Nummer 16, ECB, 21 januari 2022.

  35. Zie “Assessment of the Effectiveness of the FSB’s 2017 Recommendations on Liquidity Mismatch in Open-Ended Funds”, FSB, 14 december 2022.

  36. Zie “Enhancing the Resilience of Non-Bank Financial Intermediation — Progress report”, FSB, 10 november 2022.

  37. Zie CPMI en IOSCO-raad “Application of the Principles for Financial Market Infrastructures to stablecoin arrangements”, Bank voor Internationale Betalingen en IOSCO, juli 2022.

  38. Zie Advies van de Europese Centrale Bank van 27 april 2022 inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s (CON/2022/16) (PB C 248 van 30.6.2022, blz. 87) en Advies van de Europese Centrale Bank van 24 maart 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor (CON/2022/11) (PB C 233 van 16.6.2022, blz. 14). De ECB publiceerde ook een advies over het derde onderdeel van het pakket, zie Advies van de Europese Centrale Bank van 13 januari 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met betrekking tot afwikkeling (CON/2022/3) (PB C 122 van 17.3.2022, blz. 33).

  39. Zie Ikeda, Y. et al., “Covid-19 and bank resilience: where do we stand?”, BIS Bulletin, Nr. 44, Bank voor Internationale Betalingen, 22 juli 2021.

  40. Een proces om ervoor te zorgen dat alleen geschikte en ervaren managers in topfuncties van een bank worden aangesteld .

  41. Een bank die bedrijven uit door de duurzame transitie getroffen sectoren financiert, kan bijvoorbeeld worden geconfronteerd met aanzienlijke risico’s, zowel op het vlak van kredietverliezen als van de weerbaarheid van bedrijfsmodellen. De voorgestelde wettelijke bepalingen zullen een dergelijke bank ertoe aanzetten een plan op te stellen om die risico’s proactief te meten en te beheren. Dit kan de bank mogelijkheden helpen vinden om ESG-risico’s te beperken, bijvoorbeeld door de transitie en aanpassing van haar meest kwetsbare klanten te ondersteunen.

  42. In totaal hebben zich in 2020 vijf ernstige (niet-cybergerelateerde) informatietechnologie-incidenten voorgedaan, die gevolgen hebben gehad voor betalingstransacties en de effectenafwikkeling van TARGET-diensten. Zie "ECB publishes an independent review of TARGET incidents in 2020 persbericht",, ECB, 28 juli 2021.

  43. Het gaat hier om het Europese raamwerk voor Threat Intelligence-Based Ethical Red Teaming (TIBER-EU). Dit dient als leidraad voor de hele EU over hoe autoriteiten, entiteiten, dreigingsinformatie en red-team providers moeten samenwerken om de cyberweerbaarheid van entiteiten te testen en te verbeteren door een gecontroleerde cyberaanval uit te voeren.

  44. Overeenkomstig Artikel 141, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikelen 17, 21.2, 43.1 en 46.1 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 9 van Verordening van de Raad (EG) Nr. 332/2002 van 18 februari 2002.

  45. Overeenkomstig Artikel 122, lid 2, en Artikel 132, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 8 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 407/2010 van 11 mei 2010.

  46. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 10 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 2020/672 van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak.)

  47. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Verordening (EU) Nr. 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 houdende instelling van de faciliteit voor herstel en veerkracht).

  48. Overeenkomstig Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 3.5 van de EFSF-Kaderovereenkomst).

  49. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 5.12.1 van de algemene voorwaarden voor overeenkomsten inzake financiële bijstand in het kader van het ESM).

  50. In het kader van de overeenkomst inzake de kredietfaciliteit tussen de lidstaten die de euro als munt hebben (behalve Duitsland en Griekenland) en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (handelend in het algemeen belang, onderworpen aan de instructies en met de waarborg van de Bondsrepubliek Duitsland) als uitleners en de Helleense Republiek als lener en de Bank of Greece als agent voor de lener en krachtens artikel 17 en 21.2 van de Statuten van het ESCB en Artikel 2 van het Besluit van de Europese Centrale Bank van 10 mei 2010 betreffende het beheer van gepoolde bilaterale leningen ten behoeve van de Helleense Republiek en tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 (ECB/2010/4) (OJ L 119, 13.5.2010, p. 24).

  51. Richtsnoer (EU) 2022/971 van de Europese Centrale Bank van 19 mei 2022 betreffende de gecentraliseerde effectendatabase en de productie van statistieken over effectenemissies en tot intrekking van Richtsnoer ECB/2012/21 en Richtsnoer (EU) 2021/834 (ECB/2022/25)(ECB/2022/25) (PB L 166 van 22.6.2022, blz. 147).

  52. Verordening (EU) nr. 1333/2014 van de Europese Centrale Bank 26 november 2014 houdende geldmarktstatistieken (ECB/2014/48) (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 97)

  53. Richtsnoer (EU) 2022/747 van de Europese Centrale Bank van 5 mei 2022 tot wijziging van Richtsnoer 2012/120/EU betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2022/23) (PB L 137, 16.5.2022, blz. 177).

  54. Een extra tabblad "Focus op Rusland" is ook beschikbaar in het dashboard van de Balance of Payments and International Investment Position.

  55. Voor meer informatie zie “ECB presenteert actieplan om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij haar monetairbeleidsstrategie”, persbericht, ECB, 8 juli 2021.

  56. Zie Climate change-related indicators op de website van de ECB.

  57. Zie “ECB geeft de aanzet tot een harmonisatie van de statistische rapportages om de lasten voor de banken te verlichten en de analyse te verbeteren”, persbericht, ECB, 17 december 2021.

  58. In overeenstemming met het in oktober 2016 door de Raad van Bestuur vastgestelde Besluit inzake grotere transparantie in ECB-richtsnoeren betreffende Europese statistieken.

  59. Zie voor meer informatie "Standardising banks' data reporting” (IReF & BIRD) op de website van de ECB.

  60. Zie “ECB, Frankfurt am Main, september 2020. The ESCB input into the EBA feasibility report under article 430c of the Capital Requirements Regulation (CRR 2)”, ECB, september 2020.

  61. Voor meer informatie over de analyse van OFI's, zie "Non-bank financial intermediation in the euro area: implications for monetary policy transmission and key vulnerabilities", Occasional Paper Series, nr. 270, ECB, herzien in december 2021.

  62. Zie Laeven, L. en Popov, A., “Carbon taxes and the geography of fossil lending”, Working Paper Series, nr. 2762, ECB, december 2022.

  63. Zie Reghezza, A., Altunbas, Y., Marques-Ibanez, D., Rodriguez d’Acri, C. en Spaggiari, M., “Do banks fuel climate change?”, Working Paper Series, nr. 2550, ECB, mei 2021.

  64. Zie De Haas, R. en Popov, A., “Finance and Green Growth”, The Economic Journal, vol. 133, nr. 650, februari 2023, pp. 637-668.

  65. Zie Hassler, J., Krusell, P. en Olovsson, C., “Finite resources and the world economy”, Journal of International Economics, vol. 136, nr. 103592, mei 2022.

  66. Zie Hassler, J., Krusell, P. en Olovsson, C., “Presidential Address 2020 Suboptimal Climate Policy”, Journal of the European Economic Association, vol. 19, nr. 6, december 2021, pp. 2895-2928.

  67. Gevoegde zaken C-597/18 P, C-598/18 P, C-603/18 P en C-604/18 P - ECLI:EU:C:2020:1028.

  68. De Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, de Eurogroep en de Europese Unie.

  69. Zie de brief van Fabio Panetta aan Irene Tinagli, voorzitter van ECON, over de voortgangsrapportage inzake de onderzoeksfase van een digitale euro, ECB, 14 juni 2022.

  70. De normen die door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) werden uitgewerkt, omvatten vereisten voor bedrijfsrapportage over een breed scala aan ESG-thema’s.

  71. Zie “ECB publishes enhanced rules for private financial transactions of high-level officials”, persbericht, ECB, 16 december 2022.

  72. Richtsnoer (EU) 2021/2253 van de Europese Centrale Bank van 2 november 2021 tot vaststelling van beginselen van een ethisch kader voor het Eurosysteem (ECB/2021/49) (PB L 454, 17.12.2021, p. 7) en Richtsnoer (EU) 2021/2256 van de Europese Centrale Bank van 2 november 2021 tot vaststelling van de beginselen van een Ethisch Kader voor het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (ECB/2021/50) (PB L 454 van 17.12.2021, p. 21).

  73. Zie „The macroprudential challenge of climate change”, gezamenlijk rapport van het ECB/ESRB Project Team on climate risk monitoring, July 2022.