Het jaar in vogelvlucht
De economie van het eurogebied werd in 2020 getroffen door een buitengewone en ernstige schok, veroorzaakt door de coronapandemie (COVID-19). Als gevolg van lockdowns en toegenomen risicoaversie gaf de economische bedrijvigheid in de eerste helft van het jaar een sterke krimp te zien. De bedrijvigheid stabiliseerde zich echter weer in de tweede helft van het jaar, mede door de sterke en gecoördineerde monetaire en budgettaire beleidsreactie, plus positief nieuws over vaccins. Het bbp van het eurogebied is in 2020 met in totaal 6,6% gekrompen. De totale inflatie op jaarbasis daalde van 1,2% in 2019 naar 0,3%. Dit kwam vooral door een daling van de energieprijzen, maar ook factoren die verband hielden met de pandemie speelden een rol. De sectoren die het hardst door de crisis werden geraakt, zoals het vervoer en het hotelwezen, droegen bijvoorbeeld bij aan de inflatiedaling in de tweede jaarhelft.
Om de negatieve gevolgen van de pandemie voor de economie van het eurogebied te bestrijden, heeft de ECB haar monetairbeleidskoers aanzienlijk verruimd en een uitgebreid pakket maatregelen genomen die in de loop van het jaar herijkt zijn. We hebben bijvoorbeeld een nieuw, tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma ingevoerd, de criteria voor in aanmerking komende effecten en onderpand versoepeld en nieuwe langerlopende herfinancieringstransacties ingevoerd. Deze monetairbeleidsreactie was cruciaal om de markt te stabiliseren en heeft geholpen om ernstige risico’s van de pandemie voor het monetaire-transmissiemechanisme, de economische vooruitzichten voor het eurogebied en uiteindelijk ook voor het doel van de ECB, prijsstabiliteit, te verminderen. Daarnaast was het macroprudentieel beleid erop gericht de kredietverlening aan de economie in stand te houden, terwijl ECB-Bankentoezicht microprudentiële maatregelen nam om de effecten van de crisis te temperen en de schokbestendigheid van de Europese banksector te bevorderen.
Om ervoor te zorgen dat het monetair beleid aan zijn doel blijft beantwoorden, is de Raad van Bestuur in januari een strategische evaluatie gestart. Doel van de evaluatie is een grondige analyse van de implicaties van de ingrijpende veranderingen die sinds de vorige beleidsevaluatie in 2003 hebben plaatsgevonden. Daarbij valt te denken aan de hardnekkig lage inflatie en evenwichtsrente en aan de gevolgen van globalisering, digitalisering en klimaatverandering. De vraag bij deze evaluatie, die naar verwachting in de tweede helft van 2021 wordt afgerond, is of en hoe de ECB haar monetairbeleidsstrategie daaraan moet aanpassen.
De ECB onderzoekt alle mogelijke manieren om binnen de grenzen van haar mandaat bij te dragen aan de beperking van de aanzienlijke economische en maatschappelijke effecten van de klimaatverandering. Daarvoor worden onder andere zorgvuldige analyses uitgevoerd op allerlei relevante beleidsterreinen, wordt gekeken naar manieren om het pensioenfonds en de eigenmiddelenportefeuilles van de ECB duurzaam en verantwoord te beleggen en ook naar de CO2-voetafdruk van de ECB zelf. De ECB heeft onlangs een Centrum Klimaatverandering ingesteld om haar klimaatagenda te bepalen en te sturen.
Het Eurosysteem heeft een brede strategie voor retailbetalingen geformuleerd om de innovatieve mogelijkheden van digitalisering te benutten. De nadruk ligt daarbij op het mogelijk maken van instantbetalingen, de ontwikkeling van een pan-Europese betaaloplossing en onderzoek naar de mogelijkheden van een digitale euro. Omdat het publiek ook vertrouwen moet hebben in eventuele nieuwe vormen van geld en betaalsystemen die het Eurosysteem in de toekomst aanbiedt, is in oktober 2020 een openbare raadpleging over een digitale euro gestart.
Door de uitdagingen als gevolg van de pandemie en om een beter beeld te krijgen van wat de Europese burgers bezighoudt en zorgen baart, is de ECB in 2020 meer en anders gaan communiceren. In 2020 is ze ook begonnen met het ECB-blog. Er verschenen in 2020 19 blogposts, die veelal gingen over de reactie van de ECB op de crisis. Het eerste evenement in het kader van ‘De ECB luistert’ vond plaats in oktober 2020 en op het bijbehorende webportaal zijn bijna 4.000 commentaren en opmerkingen bij de monetairbeleidsstrategie binnengekomen.
2020 was een jaar vol intensieve en urgente activiteit om de immense exogene schok voor de wereldeconomie het hoofd te bieden. Daarbij hebben we nauw samengewerkt met zowel Europese instellingen als andere centrale banken wereldwijd. De ECB heeft haar bijdrage geleverd.
Frankfurt am Main, april 2021
Christine Lagarde
President
Het jaar in cijfers
1 De economie is hard geraakt door de uitzonderlijke en buitengewoon ernstige schok veroorzaakt door de COVID-19-pandemie.
In 2020 kwam de wereldeconomie in een diepe recessie terecht, met ongekende uitdagingen. In tegenstelling tot de vorige crises in 2008 en 2011-2012, waaraan specifieke problemen binnen de financiële sector ten grondslag lagen, lag de oorzaak van de COVID-19-schok nu juist buiten de economie. De verspreiding van COVID-19 had een zeer grote impact op de economische bedrijvigheid, aanvankelijk alleen in China, maar al snel ook op mondiaal niveau. De internationale handel nam sterk af, mondiale waardeketens haperden en de onzekerheid op financiële markten vierde wereldwijd hoogtij.
Ook de economie van het eurogebied had sterk te lijden onder de gevolgen van de pandemie. Dit bleek bijvoorbeeld uit de consumptie, die in de eerste helft van het jaar sterk terugliep als gevolg van wijdverbreide lockdownmaatregelen en een verhoogde risicoaversie. De bedrijvigheid nam eveneens aanzienlijk af, met name in de dienstensector, als gevolg van vraaguitval en beperkingen op de bedrijvigheid. Als gevolg daarvan daalde het reële bbp in het tweede kwartaal van 2020 uitzonderlijk snel. De monetaire en budgettaire beleidsmakers hebben echter snel en voortvarend gehandeld om de ineengestorte vraag en de grote onzekerheid aan te pakken, onder andere door te zorgen voor gunstige en stabiele financieringsvoorwaarden en door de toegang tot liquide middelen zeker te stellen. Vanaf het begin van de COVID-19-crisis zijn de verwachtingen over de diepte en de duur van de recessie vooral beïnvloed door de vooruitzichten op een medische oplossing, in het bijzonder een vaccin. In combinatie met de krachtige en gecoördineerde beleidsmaatregelen, leidden positieve berichten aan het einde van het najaar over de voortgang in de ontwikkeling van vaccins tot een geleidelijk vertrouwensherstel. Hoewel de groeiontwikkelingen in de tweede helft van het jaar volatiel bleven als gevolg van de tweede besmettingsgolf, wisten de groeiverwachtingen zich steeds sterker te stabiliseren. De pandemie had ook een grote weerslag op de prijsontwikkelingen. De HICP-inflatie daalde in de loop van het jaar als gevolg van een haperende vraag, lagere olieprijzen en teruggelopen bedrijvigheid, en dook vanaf augustus in de min. Ook andere factoren, zoals de tijdelijke verlaging van het Duitse btw-tarief in de tweede helft van het jaar, hadden een neerwaarts effect op de inflatie. Op basis van de verwachting van een solide herstel in 2021 en het terugdraaien van tijdelijke maatregelen zoals de verlaging van het Duitse btw-tarief nam de verwachting van een stijging van de inflatie echter toe. Dankzij krachtige beleidsmaatregelen bleven de krediet- en financieringsvoorwaarden ondersteunend, waardoor de verkrappende impact op de bancaire kredietverlening als gevolg van de verslechterde risico-omgeving grotendeels teniet werd gedaan. Hoewel de ontwrichting van de markt als gevolg van de pandemie in maart tot een stevige aanscherping van de financieringsvoorwaarden had geleid, droeg voortvarend beleidsoptreden bij aan dalende rendementen op overheidsobligaties in het eurogebied in 2020 en aan een geleidelijk herstel van de aandelenkoersen in het eurogebied in de tweede helft van het jaar, die door de pandemie op een dieptepunt waren beland. De periode van grote onzekerheid leidde ook tot een versnelde geld- en kredietgroei, die duidelijk weerspiegeld werd in de sterke voorkeur van bedrijven en huishoudens voor liquiditeit en de opbouw daarvan.
1.1 De pandemie veroorzaakte een diepe economische malaise
De COVID-19-pandemie heeft geleid tot de grootste krimp van de wereldeconomie sinds de depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw, maar dankzij positieve berichten over de ontwikkeling van vaccins heeft het vertrouwen zich geleidelijk hersteld.
De verspreiding van de pandemie, de maatregelen om deze in te dammen en de steunpakketten om de economische gevolgen van de pandemie te verzachten waren de belangrijkste factoren die de mondiale groeiontwikkelingen bepaalden. De wereldeconomie werd geraakt door een heftige externe schok en overheden reageerden met omvangrijke steunpakketten om de economische gevolgen van de pandemie te verzachten. Als gevolg van de maatregelen om het virus tegen te houden, bereikte de wereldeconomie in het tweede kwartaal van 2020 een dieptepunt. In het derde kwartaal, toen de pandemie leek af te zwakken, de maatregelen werden versoepeld en de positieve berichten over de ontwikkeling van werkzame vaccins toenamen, begon de wereldeconomie zich weer te herstellen. In verschillende ontwikkelde economieën sloeg in het laatste kwartaal echter een tweede golf toe, waarna in die economieën opnieuw strenge beperkende maatregelen werden ingevoerd en de economische groei als gevolg daarvan weer vertraagde (zie Grafiek 1). In diverse grote opkomende markteconomieën was de economische groei in de eerste twee kwartalen van 2020 negatief, maar herstelde deze zich sterk in de tweede helft van het jaar.
Grafiek 1
Mondiale bbp-groei
De sterke wereldwijde krimp van de economie was vooral het gevolg van een substantiële afname van de productie in de dienstensector, die hard getroffen werd door de invoering van maatregelen om het virus in te dammen, en van een afname van handel en investeringen. De productie in de verwerkende sector herstelde zich sneller dan die in de dienstensector dankzij stimuleringsmaatregelen van de overheid en een groeiende vraag naar elektronica, computers en medische producten, en omdat de beperkende maatregelen in die sector sneller werden versoepeld dan in de over het algemeen contactrijkere dienstensector.
Handel en investeringen liepen aanzienlijk terug in 2020 als gevolg van beperkende maatregelen en handelsverstoringen.
De verstoringen en onzekerheid als gevolg van COVID-19 namen sterk toe en bleven groot, wat de wereldeconomie verzwakte. De pandemie verstoorde ook de internationale handel en wereldwijde leveringsketens. Deze verstoringen namen in de tweede helft van 2020 iets af doordat de maatregelen om het virus in te dammen slechts gedeeltelijk werden opgeheven. Uit verschillende indicatoren viel af te leiden dat de handelsspanningen tussen de Verenigde Staten en China verhoogd bleven, ondanks de ondertekening van de ‘fase-één’-overeenkomst. Naast de hoge handelsspanningen leidden de negatieve impact van de pandemie op de aanbodzijde en de eerder ingevoerde heffingen tot een scherpe daling van de handel, terwijl de toegenomen onzekerheid en het verslechterende economisch sentiment de investeringsgroei belemmerden (zie Grafiek 2).
Grafiek 2
Mondiale handelsgroei (invoervolumes)
De totale inflatie daalde, maar de kerninflatie daalde minder.
De mondiale inflatie daalde in 2020 en weerspiegelde de zwakke mondiale vraag als gevolg van de pandemie (zie Grafiek 3) en de scherpe prijsdaling van veel grondstoffen. In het OESO-gebied is de totale jaarlijkse consumptieprijsinflatie gedaald van ongeveer 2% in de tweede helft van 2019 naar 1,2% in december 2020 als gevolg van dalende energieprijzen en een vertragende prijsinflatie voor voedingsmiddelen. De onderliggende inflatie (m.u.v. energie en voedingsmiddelen) daalde minder dan de totale inflatie en kwam aan het eind van 2020 uit op 1,6%.
Grafiek 3
CPI-inflatiecijfers in de OESO-landen
De olieprijzen fluctueerden op basis van de verwachting dat de mondiale vraag zwak zou zijn
In de eerste helft van het jaar daalden de olieprijzen sterk als gevolg van de scherpe daling van de wereldwijde vraag, vooral omdat reisbeperkingen en meer thuiswerken tot minder olieconsumptie leidden. De internationale referentieprijs (voor ruwe Brent-olie) schommelde sterk in 2020, met prijzen die varieerden tussen USD 20 (het laagste niveau in twintig jaar) en USD 70 per vat. De referentieprijs in de Verenigde Staten (voor West Texas Intermediate-olie) zakte in april korte tijd onder nul.
De koers van de euro is gestegen ten opzichte van valuta’s van handelspartners van het eurogebied
De nominaal-effectieve wisselkoers van de euro steeg circa 7% in de loop van 2020. Bilateraal beschouwd was dit het gevolg van een stijging van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Ook ten opzichte van het pond sterling steeg de euro, maar deze wisselkoers fluctueerde sterk gedurende het jaar, voornamelijk vanwege de veranderende verwachtingen over de brexit.
De risico's voor de mondiale economische bedrijvigheid waren neerwaarts gericht, maar het vooruitzicht van een medische oplossing zou het economisch herstel kunnen ondersteunen
Aan het eind van 2020, in het licht van positieve berichtgeving over de ontwikkeling van vaccins tegen COVID-19, wezen de vooruitzichten op een sterk herstel van de mondiale groei in 2021. Toch bleven deze vooruitzichten zeer onzeker, en bleven de risico's voor de mondiale bedrijvigheid per saldo toch neerwaarts gericht, aangezien de nieuwe golf besmettingen en strengere maatregelen om het virus in te dammen in de grote economieën het tempo van herstel beïnvloedden.[1]
1.2 De economie van het eurogebied hield gelijke tred met de wereldeconomie[2]
Na een matiging van de economische bedrijvigheid in 2019 kromp het reële bbp van het eurogebied met 6,6% in 2020 (zie Grafiek 4). De drastische afname van de economische bedrijvigheid en het grillige verloop ervan gedurende 2020 waren het gevolg van de impact van de COVID-19-pandemie en de lockdownmaatregelen die werden genomen om de verspreiding van het virus in te dammen. De eerste golf van de pandemie trof de landen van het eurogebied vooral in maart en april met een ongekende snelheid en intensiteit. De meeste landen reageerden hierop met strenge beperkende maatregelen die de hele economie raakten. Als gevolg van deze maatregelen daalde de economische bedrijvigheid in het eurogebied cumulatief met 15,3% in de eerste helft van 2020. Nadat de beperkende maatregelen vanaf mei 2020 in de meeste landen weer werden opgeheven toen de pandemie bedwongen leek, liet de economische bedrijvigheid in het derde kwartaal een sterke opleving zien. Tegen het najaar begon de economische bedrijvigheid echter weer te vertragen, en in het laatste kwartaal veroorzaakte de nieuwe piek in het aantal besmettingen een tweede serie lockdowns. De nieuwe maatregelen waren echter gerichter van aard dan die tijdens de eerste golf van de pandemie. Hoewel de pandemie een schok veroorzaakte die alle economieën van het eurogebied raakte, liep de economische impact van de pandemie enigszins uiteen in de verschillende landen van het eurogebied. Dat kwam vooral omdat de sectoren die het meest te lijden hadden onder de contactbeperkende maatregelen niet in elk land even groot zijn, omdat de intensiteit van de gezondheidscrisis per land verschilde en vanwege verschillen in de omvang en aard van de getroffen overheidsmaatregelen. Aan het einde van 2020 lag de economische bedrijvigheid in het eurogebied 4,9% onder het niveau van vóór de pandemie, met grote verschillen tussen de landen onderling. Zo lag de economische bedrijvigheid in Spanje 9,1% onder het niveau van vóór de pandemie, terwijl deze in Nederland op 3,0% onder dit niveau lag.
Grafiek 4
Reëel bbp van het eurogebied
De recessie als gevolg van de COVID-19-pandemie was aanvankelijk veel heviger dan de langdurige recessies als gevolg van bijvoorbeeld de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009 en de schuldencrisis in het eurogebied van 2011-2012. Tegelijkertijd kwamen de signalen en verwachtingen met betrekking tot herstel ook veel eerder naar voren dan bij deze laatste twee crises. Dit had grotendeels te maken met de exogene aard van de COVID-19-schok en was daarnaast te danken aan de tijdige en slagvaardige monetaire en budgettaire beleidsmaatregelen, de vooruitgang in de ontwikkeling van vaccins en de veel beperkte wisselwerking met de financiële sector, iets dat ondersteund werd door de gerichte centralebankmaatregelen.
De particuliere consumptie in het eurogebied daalde in 2020 met 8,0%. De daling was het sterkst in de eerste helft van 2020, vooral als gevolg van de lockdownmaatregelen. Aangezien het verlies aan reëel besteedbaar inkomen als gevolg van de lockdowns werd opgevangen door forse overheidssteun, hield de daling van de consumptie tegelijkertijd een scherpe stijging van de spaarquote in. De particuliere consumptie vertoonde een stevige opleving in het derde kwartaal van 2020, toen de lockdownmaatregelen versoepeld werden. In het vierde kwartaal werd deze opleving onderbroken door de tweede golf van de pandemie. Aan het eind van 2020 lag de particuliere consumptie uiteindelijk onder het niveau van vóór de pandemie, mede als gevolg van de klap voor de arbeidsmarkt en de hoge mate van onzekerheid.
De bedrijfsinvesteringen stortten eveneens in in de eerste helft van 2020. Bedrijven stelden hun investeringsbeslissingen uit als gevolg van de lockdownmaatregelen en de daarop volgende scherpe omzetdalingen. Ook de haperende mondiale en lokale vraag zette een rem op de investeringen. In de tweede helft van het jaar werden de vooruitzichten voor de bedrijfsinvesteringen nog onzekerder. Dat was te wijten aan de tweede golf van de pandemie en de verwachting van langdurig gematigde ontwikkelingen als gevolg van een verzwakte externe omgeving, de gematigdere vraag bij eindgebruikers en de verslechterde balanspositie van bedrijven.
De netto bijdrage van de externe sector aan de productie in het eurogebied was eveneens negatief in 2020. De handel van de eurogebied zakte aan het begin van het jaar iets in, toen China in lockdown ging om de verspreiding van COVID-19 een halt toe te roepen. In het tweede kwartaal leidden de maatregelen om het virus in te dammen in Europa tot een terugval van zowel de invoer als de uitvoer, waarbij die laatste het zwaarst getroffen werd door de tijdelijke opschorting van bedrijfsactiviteiten. De versoepeling van de maatregelen in de zomer zorgde voor een heropleving van de handelsstromen, waarbij de sectoren die het hardst geraakt waren, zoals reizen, toerisme en horeca, in verhouding weinig verbetering lieten zien. De heropleving van de pandemie vertraagde het herstel in het eurogebied, dat niet volledig was aan het eind van het jaar.
De effecten van COVID-19 op de productiegroei waren ook ongelijk verdeeld over de verschillende sectoren. De dienstensector, die een aanzienlijk deel uitmaakt van de economie van het eurogebied en die het meest te lijden had onder de contactbeperkende maatregelen, droeg het meest bij aan de daling van de reële bruto toegevoegde waarde (zie Grafiek 5).
Grafiek 5
Reële bruto toegevoegde waarde naar bedrijfstak in het eurogebied
De arbeidsmarkt in het eurogebied verzwakte, ondanks overheidsmaatregelen om de werkgelegenheid te beschermen.
Dankzij regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen bleef het verlies van werkgelegenheid in 2020 beperkt.
Hoewel de pandemie een grote invloed had op de werkgelegenheidsgroei, werd de arbeidsmarkt in het eurogebied in 2020 vooral bepaald door arbeidsmarktbeleid (zie Grafiek 6). Na de snelle en hevige terugval in economische bedrijvigheid met ongeveer 15% in de eerste helft van 2020 volgde een kleinere, maar nog altijd belangrijke terugval in werkgelegenheid. De totale werkgelegenheid kromp met ongeveer vijf miljoen mensen in dezelfde periode, waarmee de werkgelegenheid terug was op het niveau van vóór 2018. Dankzij de overheidssteun in de verschillende landen van het eurogebied bleef het aantal ontslagen beperkt (zie Kader 1 voor een bespreking van de regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen). In vergelijking met de eerdere economische en financiële crises hebben overheden bij deze crisis forser ingezet op regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen om het aantal ontslagen te beperken en zo bedrijfs- en werknemerspecifiek menselijk kapitaal te behouden. Toch daalde de arbeidsparticipatie aanzienlijk en gaven ongeveer drie miljoen mensen de zoektocht naar werk op in de eerste helft van 2020. Omdat de dienstensector en bepaalde bedrijven veel zwaarder getroffen werden door de contact- en mobiliteitsbeperkende maatregelen, lopen de gevolgen van de voortdurende aanpassing van de arbeidsmarkt sterk uiteen voor verschillende groepen werknemers. Zo kromp de lager opgeleide beroepsbevolking met bijna 7% en de middelbaar opgeleide beroepsbevolking met 5,4%, maar groeide de hoger opgeleide beroepsbevolking met 3,3%.
Grafiek 6
Arbeidsmarktindicatoren
De groei van het werkloosheidscijfer was geringer dan in eerdere recessies.
De werkgelegenheid kromp met 1,9% in 2020 en het werkloosheidspercentage steeg naar 8,4%. Die stijging was kleiner dan bijvoorbeeld tijdens de recessies van 2008-2009 en 2011-2012, mede dankzij de tijdige en uitgebreide overheidsmaatregelen in het eurogebied. Tegelijkertijd kwam de gemiddelde groei van de arbeidsproductiviteit uit op 1% in 2020, die werd opgevangen door het aanzienlijk lagere aantal gewerkte uren als gevolg van de verschillende regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen.
Kader 1
De economische gevolgen van COVID-19 op de middellange en langere termijn
De arbeidsmarkten in het eurogebied hebben over het algemeen veerkrachtig gereageerd op de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, ondersteund door economische beleidsmaatregelen zoals regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen en kredietgaranties. Dankzij deze maatregelen bleef het verlies van werkgelegenheid en het aantal bedrijfsfaillissementen beperkt. Om schadelijke langetermijngevolgen van de crisis te beperken en de noodzakelijke herstructurering van de economie niet in de weg te staan, zijn de manier waarop de maatregelen uiteindelijk worden afgebouwd en de timing waarmee dat gebeurt, minstens zo belangrijk als de steunpakketten zelf. De langetermijngevolgen van de pandemie voor de arbeidsmobiliteit en de steeds sneller toenemende digitalisering kunnen ertoe leiden dat banen en bedrijven in de toekomst op een andere manier vormgegeven moeten worden.
Uit een recent gehouden enquête onder grote bedrijven in het eurogebied kwam sterk naar voren dat de pandemie de omarming van digitale technologieën heeft versneld, met als gevolg een groei van de productiviteit, maar afnemende werkgelegenheid op de langere termijn.[3] In volgorde van belangrijkheid mochten bedrijven maximaal drie gevolgen aangeven van de pandemie op hun bedrijfsvoering op de langere termijn. Vaker thuiswerken en de versnelde invoering van digitale technologieën werden hierbij het vaakst genoemd. Andere vaak genoemde punten waren een blijvende afname van zakelijke reizen en/of een toename van virtuele vergaderingen en een toename van de e-commerce (of virtuele verkoop, in het geval van business-to-business-segmenten). Een overgrote meerderheid van de respondenten was het eens met de stelling dat hun bedrijf efficiënter en/of weerbaarder zou worden dankzij de lessen die getrokken waren uit de pandemie. Ongeveer driekwart gaf aan dat op de langere termijn een veel groter deel van hun personeel zou thuiswerken. Ze dachten daarbij niet dat thuiswerken de productiviteit van hun personeel zou verminderen. Naast het nadeel van minder informele persoonlijke interactie zagen de respondenten toch ook verschillende voordelen, zoals tijdwinst als gevolg van minder reistijd, het beter kunnen combineren van werk- en privéverplichtingen en een betere connectiviteit. Ook gaf meer dan de helft van de respondenten aan dat de productiviteit in hun bedrijf of in hun sector naar verwachting zou toenemen. Slechts een enkeling verwachtte dat de productiviteit zou dalen als een langetermijngevolg van de pandemie. Anderzijds gaf ook meer dan de helft aan een negatief langetermijneffect op de werkgelegenheid te verwachten, tegenover niet meer dan zo'n 10% van de respondenten die een positief langetermijneffect verwachtten. De verwachtingen ten aanzien van de langetermijneffecten op verkoopcijfers, prijzen, kosten en lonen liepen meer uiteen, maar waren per saldo negatief.
De coronacrisis heeft een grote impact gehad op de arbeidsmarkt in het eurogebied. Het werkloosheidscijfer in het eurogebied (zie de blauwe lijn in Grafiek A) heeft gematigd gereageerd op de krimp van de economische bedrijvigheid en weerspiegelt de effecten van COVID-19 op de arbeidsmarkt niet volledig. Om de mate van onderbenutting van arbeid tijdens de pandemie beter te kunnen meten, kan daarnaast ook gekeken worden naar het aantal inactieve ontmoedigde werklozen (zie de gele lijn in Grafiek A). Bovendien zijn regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen specifiek tijdens deze crisis op brede schaal ingezet. Deze hebben geholpen om banen te beschermen en het inkomen van werknemers ondersteund, maar hebben ook het aantal gewerkte uren doen dalen. In april 2020 maakten zo'n 30 miljoen mensen (ongeveer 19% van de beroepsbevolking) gebruik van een dergelijke regeling voor het behoud van arbeidsplaatsen. Als het standaard werkloosheidspercentage wordt aangevuld met het aantal ontmoedigde werklozen en met het aantal werknemers dat valt onder regelingen voor het behoud van arbeidsplaatsen, ontstaat een representatiever beeld van de mate van onderbenutting van arbeid (zie de rode lijn in Grafiek A).
Grafiek A
Algemene en bijzondere maatstaven van werkloosheid
Over de gehele linie is het aantal bedrijven dat risico's loopt, gegroeid als gevolg van de coronacrisis, en dat zou op de langere termijn ook nog een effect op de werkgelegenheid kunnen hebben. Na de scherpe daling van de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal van 2020, leek het herstel in het derde kwartaal erop te wijzen dat de schok veroorzaakt door de pandemie grotendeels van voorbijgaande aard was. De tweede ronde met lockdownmaatregelen heeft het risico op schadelijke langetermijngevolgen voor de economische groei en de werkgelegenheid echter doen toenemen. De coronaschok heeft de diverse sectoren op uiteenlopende manieren geraakt. Zo was de impact kleiner voor bedrijven die al meer hadden ingezet op digitale technologieën en groter voor bedrijven waarin persoonlijke interactie een belangrijke rol speelt. De laatste categorie bedrijven loopt meer risico om de deuren te moeten sluiten, afhankelijk van de duur van de pandemie en van de vraag of het met nationale beleidsmaatregelen lukt om liquiditeitstekorten terug te dringen en te overbruggen. Een tweede specifiek kenmerk van de coronacrisis is dat deze een exogene oorsprong heeft. Daardoor zijn zowel productieve als minder productieve bedrijven getroffen. Het louterende effect van eerdere crises, namelijk dat minder productieve bedrijven harder geraakt worden en hun deuren moeten sluiten, zal bij deze crisis minder uitgesproken zijn omdat ook productieve bedrijven met tijdelijke liquiditeitsproblemen nu risico's lopen.[5]
1.3 De budgettaire beleidsreactie op de crisis
De COVID-19-pandemie heeft de overheidsfinanciën voor ongekende uitdagingen gesteld
De overheidsfinanciën stonden in 2020 grotendeels in het teken van de coronapandemie. Dat stelde overheden voor ongekende uitdagingen, maar heeft tegelijkertijd ook geleid tot een sterke beleidsreactie. De pandemie had een grote impact op overheidsbegrotingen, enerzijds door de hogere uitgaven die nodig waren om de crisis het hoofd te bieden en anderzijds door lagere belastingopbrengsten als gevolg van de diepe recessie en de steunmaatregelen voor bedrijven en huishoudens. Volgens de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van december 2020 liep het tekort van de totale overheid in het eurogebied dan ook op van 0,6% van het bbp in 2019 naar 8,0% van het bbp in 2020, (zie Grafiek 7). De begrotingskoers[6] van het eurogebied, die de forse economische ondersteuning door overheden weerspiegelde, wijzigde dan ook van licht expansief in 2019 naar zeer accommoderend in 2020, en kwam uit op een niveau van 4,8% van het bbp. Omdat de omvang van de genomen begrotingsmaatregelen per land verschilde, waren er wel grote verschillen tussen de landen van het eurogebied onderling. Over het geheel genomen bleek uit de snelheid en reikwijdte van de getroffen ondersteuningsmaatregelen dat de overheden van het eurogebied in staat waren tot resoluut en gecoördineerd optreden in een crisissituatie. Dit laatste was mogelijk doordat gebruik werd gemaakt van de algemene ontsnappingsclausule in het Stabiliteits- en Groeipact.
Grafiek 7
Begrotingkoers en begrotingssaldo
Het merendeel van de extra uitgaven betrof de directe kosten in verband met de gezondheidscrisis of de ondersteuning van huishoudens en bedrijven
De omvang van de begrotingsmaatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de pandemie kwam volgens schattingen van de Europese Commissie[7] uit op 4,2% van het bbp van het eurogebied in 2020. Het leeuwendeel van deze extra uitgaven betrof directe overheidskosten in verband met de gezondheidscrisis of de steunpakketten voor huishoudens en bedrijven (zie Grafiek 8). Een van de belangrijkste doelen van de ondersteuningsmaatregelen was het behoud van werkgelegenheid en productiecapaciteit, om te komen tot een gunstige uitgangspositie voor een vlot herstel na de pandemie. De steunmaatregelen voor huishoudens bestonden dan ook hoofdzakelijk uit arbeidstijdverkortings- en verlofregelingen om massaontslagen te voorkomen. Directe uitkeringen aan huishoudens vormden een veel kleiner deel.[8] Tegen het einde van de eerste golf van de pandemie werd ook een aantal beperktere maatregelen ingezet om economisch herstel te bevorderen, zoals verlagingen van indirecte belastingen en extra overheidsinvesteringsprojecten. Aangezien in 2020 de pandemie nog verre van voorbij was en zich in het najaar van 2020 een nieuwe golf aandiende, zullen dergelijke maatregelen naar verwachting een grotere rol gaan spelen.
Grafiek 8
Geschatte specificatie van de coronamaatregelen in 2020
Overheden gaven ook aanzienlijke liquiditeitssteun aan de economie
Naast begrotingsmaatregelen om de economie te ondersteunen, verstrekten overheden in het eurogebied ook uitgebreide kredietgaranties om de liquiditeitspositie van bedrijven op peil te houden. Die ondersteuning ging vooral naar het midden- en kleinbedrijf, dat doorgaans minder gemakkelijk toegang heeft tot externe financiering. De liquiditeitssteun vormde met name een belangrijk onderdeel van de beleidsmix in de eerste fase van de crisis, voordat andere steunpakketten werden opgetuigd. In totaal vertegenwoordigden deze kredietgaranties zo'n 17% van het bbp in het eurogebied.[9] De kredietgaranties zijn voorwaardelijke verplichtingen voor overheden, die tot extra overheidsuitgaven leiden als ze worden ingeroepen. Veel overheden hebben daarnaast bedrijven gesteund met belastinguitstel, kredieten en kapitaalinjecties. Over het algemeen zijn dergelijke kapitaalinjecties en andere liquiditeitssteun niet opgenomen in het begrotingssaldo, maar zijn ze deels zichtbaar in de overheidsschulden.
Overheidsschulden gingen omhoog, maar de risico's voor de houdbaarheid van deze schulden bleven goed beheersbaar
Als gevolg van de coronacrisis schoten de overheidsschulden in het eurogebied omhoog. Uit de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van december 2020 bleek dat de algehele schuldquote in 2020 was opgelopen tot 98,4% van het bbp, een stijging van 14,5 procentpunten ten opzichte van 2019. Daarnaast gingen overheden aanzienlijke nieuwe voorwaardelijke schulden aan in de vorm van kredietgaranties. Hoewel het de nodige tijd zal kosten om de overheidsschulden weer flink naar beneden te brengen, lijkt de houdbaarheid van deze schulden niet onder druk te staan. Dat komt niet alleen door de verbeterde vooruitzichten voor herstel in 2021, vooral na de positieve berichtgeving over de ontwikkeling van verschillende COVID-19-vaccins, maar ook doordat de financieringsvoorwaarden de komende tijd gunstig lijken te blijven. Bovendien zouden de gecoördineerde begrotingsmaatregelen op EU-niveau hierbij een stabiliserende rol moeten spelen (zie Kader 4 voor een recent voorbeeld) Het is van onverminderd belang dat de EU-lidstaten naar een solide begrotingspositie terugkeren zodra de economische bedrijvigheid zich heeft hersteld.
1.4 De inflatie daalde aanzienlijk als gevolg van de dalende olieprijs en de economische krimp[10]
De totale inflatie in het eurogebied bedroeg in 2020 gemiddeld 0,3%, tegen 1,2% in 2019. Wat de componenten van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) betreft, kwam in de daling de lagere bijdrage van de energie-inflatie tot uitdrukking, maar in de tweede helft van het jaar ook die van de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen (zie Grafiek 9). Het desinflatieproces werd gedreven door de substantiële inkrimpingen van de economische bedrijvigheid, die de consumptieve vraag aanzienlijk verzwakten en grote negatieve risico's voor de economische vooruitzichten met zich meebrachten. Ook waren de economische consequenties van en reacties op de coronapandemie zichtbaar als desinflatiefactoren. Zo was de verdere daling van de inflatie in de tweede helft van het jaar deels het gevolg van de prijsdaling van aan reizen gerelateerde diensten (met name vervoer en hotels), die het hardst geraakt waren door crisis, en van de tijdelijke verlaging van het btw-tarief in Duitsland.
Grafiek 9
HICP-inflatie en bijdragen van de componenten
Volatiele HICP-componenten ontwikkelden zich deels in tegenovergestelde richtingen
De ontwikkelingen in de energie-inflatie weerspiegelden de scherpe daling van de olieprijzen aan het begin van de pandemie en droegen in belangrijke mate bij aan de daling van de gemiddelde totale inflatie in 2020 ten opzichte van 2019. De bijdrage van de voedselinflatie aan de totale HICP-inflatie steeg in 2020 daarentegen licht in vergelijking met 2019, tot 0,4 procentpunten. Dit had te maken met het feit dat de inflatie van met name onbewerkte voedingsmiddelen tijdens de pandemie tijdelijk omhoogschoot, met een piek van 7,6% in april 2020.[11]
De onderliggende inflatie daalde in de loop van 2020
De maatstaven van onderliggende inflatie daalden in de loop van 2020. De HICP-inflatie uitgezonderd energie en voedingsmiddelen kwam, met een dieptepunt in de laatste vier maanden, uit op gemiddeld 0,7% van 2020 tegenover 1,0% in 2019. De zwakke ontwikkeling van de inflatie van zowel industriële goederen uitgezonderd energie als van de dienstensector droeg hieraan bij. De inflatie van industriële goederen uitgezonderd energie werd negatief in augustus 2020 en bereikte een diepterecord in december 2020. De inflatie in de dienstensector zakte naar een historisch dieptepunt van 0,4% in oktober 2020, om daarna weer licht te stijgen. Deze twee componenten werden beïnvloed door dezelfde factoren, maar wel in uiteenlopende mate. Zo had de waardestijging van de euro in het midden van 2020 een wat groter effect op de inflatie van industriële goederen uitgezonderd energie dan op de inflatie in de dienstensector. Hetzelfde geldt voor de veranderingen in indirecte belastingen, gezien het feit dat bepaalde componenten van de dienstensector, zoals huren, zijn vrijgesteld van btw. De lockdowns en beperkende maatregelen hadden een groter effect op de diensteninflatie, wat vooral zichtbaar was in de daling van de inflatie voor reizen en vrijetijdsbesteding. Over het geheel genomen werd de inflatie van zowel industriële goederen uitgezonderd energie als van de dienstensector gedomineerd door de ongekende vraaguitval door de pandemie als gevolg van de grote onzekerheid, de risicoaversie, de beperkende maatregelen en het verlies van inkomen en werkgelegenheid. Deze neerwaartse ontwikkeling woog aanzienlijk zwaarder dan enkele opwaartse effecten van verstoringen in de toeleveringsketens in bepaalde sectoren. Daarnaast hinderde de pandemie de verzameling van HICP-prijsgegevens. Als gevolg daarvan piekte het aandeel geschatte prijzen in de HICP in april, om vervolgens weer te dalen. In de periode juli-oktober waren prijsschattingen nog maar voor enkele items noodzakelijk. In november en december ging het aandeel geschatte prijzen weer iets omhoog, al was dit lager dan in het voorjaar.[12] De vraag- en aanbodeffecten leken ook aan te geven dat het aandeel van individuele consumptiegoederen en -diensten verschilde van het aandeel dat in 2020 aan de samenstelling van de HICP ten grondslag lag.
De binnenlandse prijsdruk is gestegen
Afgemeten aan de groei van de bbp-deflator liep de binnenlandse prijsdruk tijdens 2020 gemiddeld sneller op dan het gemiddelde niveau in 2019 (zie Grafiek 10). De jaarlijkse groei van de loonsom per werknemer viel daarentegen snel terug in 2020 en kwam gemiddeld uit op -0,6%, ruim onder de waarde van 2019. Tegelijkertijd impliceerde de nog scherpere daling van de productiviteitsgroei een substantiële stijging van de arbeidskosten per eenheid product, wat bijdroeg aan de waargenomen groei van de bbp-deflator. De toename van de arbeidskosten per eenheid product kwam uit op 4,6%, een stijging ten opzichte van de 1,9% in 2019. De toename van de arbeidskosten per eenheid product, de productiviteitsgroei en de loonsom per werknemer werden in 2020 beïnvloed door de grootschalige inzet van arbeidstijdverkortingsregelingen, wat er bijvoorbeeld op wijst dat de werkgelegenheid veel veerkrachtiger bleef dan de productiviteit of het feitelijk aantal gewerkte uren. De statistische vastlegging van deze indicatoren was bovendien problematisch, aangezien ze een ongebruikelijk hoge bijdrage van subsidies aan binnenlandse prijsontwikkelingen suggereerden, en daarmee de vergelijking tussen recente en eerdere ontwikkelingen bemoeilijkten.[13] Aan de uitgavenkant bleken de statistische problemen uit de forse toename in het groeitempo van de overheidsconsumptiedeflator in het tweede kwartaal.
Grafiek 10
Uitsplitsing van de bbp-deflator
De inflatieverwachtingen voor de langere termijn bleven historisch laag
Nadat de inflatieverwachtingen voor de langere termijn in de Survey of Professional Forecasters van de ECB (SPF) in 2019 naar een historisch dieptepunt waren gedaald, bleven ze in 2020 op dat niveau, tussen 1,6% en 1,7%. De inflatieverwachtingen voor vijf jaar vooruit in de SPF bedroegen in het vierde kwartaal van 2020 1,7%, ongewijzigd ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019. De marktgebaseerde indicatoren van inflatieverwachtingen voor de langere termijn, zoals de vijfjaars geïndexeerde swaprente vijf jaar vooruit, fluctueerden opmerkelijk gedurende het jaar. Deze swaprente daalde sterk aan het begin van de pandemie en bereikte tegen het einde van het eerste kwartaal van 2020, op 23 maart, een historisch dieptepunt van 0,7%. In de loop van het jaar herstelde dit cijfer zich om tegen het einde van het jaar te stabiliseren op een niveau dichtbij dat van vóór de pandemie (1,3% per 31 december 2020). Niettemin lieten de marktgebaseerde indicatoren van inflatieverwachtingen voor de langere termijn over het geheel genomen een zeer gematigde ontwikkeling zien.
1.5 Krediet- en financieringsvoorwaarden bleven gunstig dankzij daadkrachtige beleidsmaatregelen
De rendementen op overheidsobligaties in het eurogebied daalden tegen de achtergrond van een slagvaardige monetaire en budgettaire aanpak van de crisis
De coronapandemie leidde tot een snelle verslechtering van de mondiale en binnenlandse economische vooruitzichten, gecombineerd met een scherpe stijging van de rendemensecarts op overheidsobligaties in een krapper financieel klimaat. De monetaire en budgettaire beleidsmakers hebben snel en slagvaardig gehandeld om de schadelijke gevolgen van de pandemie voor de economie en de inflatie tegen te gaan, tegen de achtergrond van opkomende risico's voor de financiële stabiliteit en voor de soepele transmissie van het monetair beleid (zie Paragraaf 2.1). Zo hebben zij maatregelen genomen om de verkrapping van de financieringsvoorwaarden als gevolg van de schok tegen te gaan. Met name hebben zij bijgedragen aan een daling van de risicovrije lange rente en een vermindering van de dankzij de pandemie hoog opgelopen rendementsecarts op tienjaars overheidsobligaties van landen in het eurogebied ten opzichte van de tienjaars overnight index swaprente. Als gevolg hiervan is het bbp-gewogen gemiddelde rendement op tienjaars overheidsobligaties met 50 basispunten gedaald tussen 1 januari 2020 en 31 december 2020, toen dit cijfer uitkwam op -0,23 (zie Grafiek 11).
Grafiek 11
Obligatierendementen in het eurogebied en de Verenigde Staten
Hoewel de aandelenkoersen in het eurogebied zich hebben hersteld van het dieptepunt als gevolg van de pandemie, bleven ze onder het niveau van begin 2020.
Na de ineenstorting medio maart hebben de aandelenkoersen zich traag maar gestaag hersteld, tegen de achtergrond van oplevende bedrijvigheid en ondersteund door monetair en budgettair beleid en hoopgevende berichten over de ontwikkeling van mogelijke vaccins, die de risicopremie op aandelen waarschijnlijk hebben beïnvloed en hebben bijgedragen aan de marktverwachtingen ten aanzien van winstherstel. Daarmee verschilde deze ontwikkeling fundamenteel van de grotere en vooral scherpere correctie op de aandelenmarkt in de nasleep van de financiële crisis van 2008-2009. Ten opzichte van eind 2019 waren er in het eurogebied grote verschillen tussen de aandelenkoersen in de verschillende sectoren. Zo lag de veelomvattende index voor aandelenkoersen van niet-financiële ondernemingen (NFC's) in het eurogebied aan het einde van 2020 net boven het niveau van eind 2019, terwijl de aandelenkoersen van banken in het eurogebied aanzienlijk verder onderuit gingen en ongeveer 24% lager uitkwamen (zie Grafiek 12).
Grafiek 12
Aandelenindices in het eurogebied en de Verenigde Staten
Leningen bij banken en de uitgifte van schuldpapier door NFC’s zijn toegenomen
De externe financieringsstromen van NFC's namen toe in 2020 ten opzichte van het voorgaande jaar, maar bleven onder de meest recent waargenomen piek van 2017 (zie Grafiek 13). Gedurende het jaar bleven de rentetarieven voor bancaire kredietverlening redelijk stabiel rondom hun historische dieptepunten in lijn met de ontwikkeling van de marktrente. Tegelijkertijd namen de leningen bij banken door NFC’s en hun uitgifte van schuldbewijzen sterk toe. Dit weerspiegelde hun uitzonderlijk grote liquiditeitsbehoefte als gevolg van de aanzienlijke economische krimp en de sterke terugval van verkopen en kasstromen. De uitgifte van beursgenoteerde aandelen was per saldo negatief, wat verklaard kan worden doordat in het tweede kwartaal van 2020 een onderneming van de beurs werd gehaald. De uitgifte van niet-beursgenoteerde aandelen en andere deelnemingen nam daarentegen per saldo fors toe, zelfs na correctie voor de geschrapte beursnotering, wat waarschijnlijk mede het gevolg was van kapitaalinjecties om verliezen op te vangen. Het gebruik van andere financieringsbronnen zoals intragroepsleningen en handelskredieten was grotendeels stabiel.
Grafiek 13
Netto externe financieringsstromen naar niet-financiële ondernemingen in het eurogebied
De geld- en kredietgroei versnelde als gevolg van de COVID-19-crisis
De groei van het ruime monetaire aggregaat (M3) nam sterk toe als gevolg van de coronacrisis (zie Grafiek 14), vooral gedreven door het eng gedefinieerde monetaire aggregaat M1. In deze versnelling kwam de opbouw van liquiditeitsbuffers door bedrijven en huishoudens tot uiting bij toenemende onzekerheid. Bij de huishoudens speelden gedwongen besparingen als gevolg van beperkte consumptiemogelijkheden daarnaast ook een rol. De geldschepping werd gedreven door een toename van binnenlandse kredieten aan zowel de private sector als aan overheden. In het laatste geval betrof dit vooral de aankoopprogramma's van het Eurosysteem. Dankzij de tijdige en omvangrijke maatregelen van monetaire, budgettaire en toezichthoudende autoriteiten bleven de kredietstromen naar de economie van het eurogebied tegen gunstige voorwaarden intact.
Grafiek 14
M3 en leningen aan de private sector
De verhoogde risicoperceptie van banken had een verkrappend effect op de acceptatiecriteria
Hoewel de kredietvoorwaarden van banken over het algemeen gunstig waren in 2020, bleek uit de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied dat banken hun acceptatiecriteria voor bedrijfsleningen in de tweede helft van het jaar hadden aangescherpt. Dit had vooral te maken met een toename in de risicoperceptie van banken vanwege het effect dat de pandemie had op de vooruitzichten met betrekking tot de kredietwaardigheid van kredietnemers. Tegelijkertijd gaven de banken aan dat hun liquiditeitspositie en marktfinancieringsvoorwaarden baat hebben gehad bij de aankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa, het pandemie-noodaankoopprogramma en de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties, zeker na de herijkingen in maart en april. Naast de overheidsmaatregelen in de vorm van kredietgaranties en moratoria zorgden deze maatregelen ervoor dat een nog strakkere aanscherping van de kredietvoorwaarden voorkomen kon worden.
2 Monetair beleid: gunstige financieringsvoorwaarden handhaven
De ECB heeft de monetairbeleidskoers in de loop van 2020 aanzienlijk versoepeld om de negatieve invloed van de COVID-19-pandemie op de economie van het eurogebied tegen te gaan. De uitgebreide reeks maatregelen en de daaropvolgende aanpassingen ervan temperden de dreiging van een liquiditeits- en kredietschaarste door soepele liquiditeitsvoorwaarden in de banksector te verzekeren. Daarnaast beschermden ze de kredietstroom naar de reële economie en vrijwaarden ze de accommoderende monetairbeleidskoers door een procyclische aanscherping van de financieringsvoorwaarden af te wenden. De monetairbeleidsreactie in 2020 was een cruciale stabiliserende factor voor de markten en hielp de ernstige risico’s afweren die ontstonden door de snelle verspreiding van het virus naar het transmissiemechanisme van het monetair beleid, de vooruitzichten voor de economie van het eurogebied en, uiteindelijk, de doelstelling van de ECB inzake prijsstabiliteit. De omvang van de balans van het Eurosysteem bereikte in 2020 een historisch hoogtepunt van € 7 biljoen, een stijging met € 2,3 biljoen ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar. Eind 2020 vertegenwoordigden de met het monetair beleid verband houdende activa 79% van de totale activa op de balans van het Eurosysteem. De risico’s verbonden aan de omvangrijke balans werden nog steeds getemperd door het risicobeheersingskader van de ECB.
2.1 De monetairbeleidsreactie van de ECB op de pandemie bood cruciale steun aan het economisch herstel en de inflatievooruitzichten[14]
De eerste reactie van de ECB op de COVID-19-pandemie
De voorzichtig optimistische stemming aan het begin van het jaar werd abrupt onderbroken door COVID-19
Aan het begin van het jaar wezen de binnenkomende gegevens op een aanhoudende, maar gematigde groei van de economie van het eurogebied. Hoewel de zwakke internationale handel in een klimaat van mondiale onzekerheid nog steeds de groei afremde, ondersteunde de werkgelegenheidsgroei, samen met de stijgende lonen, de licht expansieve begrotingskoers van het eurogebied en de gestage – zij het enigszins tragere – toename van de mondiale bedrijvigheid, de economie van het eurogebied. Het inflatieverloop bleef over het geheel genomen zwak, maar er waren enkele tekenen van een matige stijging van de onderliggende inflatie in overeenstemming met de verwachtingen. De monetairbeleidsmaatregelen die in de loop van 2019 werden genomen, bevorderden gunstige financieringsvoorwaarden en ondersteunden daardoor de economische expansie van het eurogebied, de opbouw van binnenlandse prijsdruk en de convergentie van de inflatie naar de middellangetermijndoelstelling van de Raad van Bestuur.
Tijdens zijn vergadering van januari 2020 besloot de Raad van Bestuur te starten met een evaluatie van de monetairbeleidsstrategie van de ECB. Sinds de laatste strategische evaluatie onderging de economie in het eurogebied en in de wereld ingrijpende structurele veranderingen. De afnemende trendmatige groei - onder invloed van een vertragende productiviteit en de vergrijzing van de bevolking - en de gevolgen van de financiële crisis deden de rente teruglopen. Dit beperkte de ruimte voor de ECB en andere centrale banken om bij een ongunstig conjunctuurverloop het monetair beleid met conventionele instrumenten te versoepelen. Bovendien vergt een lage inflatie een andere aanpak dan het historische probleem van hoge inflatie. De bedreiging voor de duurzaamheid van het milieu, de snelle digitalisering, de mondialisering en de veranderende financiële structuren leidden tot een verdere transformatie van de omgeving waarin het monetair beleid wordt gevoerd, met inbegrip van de inflatiedynamiek. In het licht van die uitdagingen besloot de Raad van Bestuur een evaluatie van de monetairbeleidsstrategie aan te vatten, met volledige inachtneming van het in het Verdrag vastgelegde prijsstabiliteitsmandaat van de ECB (zie Kader 2).
De voorzichtig optimistische stemming aan het begin van het jaar werd eind februari abrupt onderbroken door de uitbraak en wereldwijde verspreiding van COVID-19. Ondanks de onzekerheid omtrent de omvang en duur van de neerwaartse herziening van de groeivooruitzichten werd het steeds duidelijker dat de pandemie een grote weerslag zou hebben op de economie van het eurogebied. Hoewel verstoringen van de mondiale aanbodketens potentieel enige opwaartse druk op de inflatie in het eurogebied zouden kunnen uitoefenen, werd verwacht dat dit effect zou worden overtroffen door de druk van de zwakkere vraag op de inflatie. Bovendien veroorzaakte de scherpe verslechtering van het risicosentiment een aanzienlijke verkrapping van de financiële voorwaarden en van die voor bankfinanciering. Samen met de gematigde appreciatie van de wisselkoers van de euro dreigde dat de neerwaartse druk op de inflatie te verhogen.
Een omvangrijk pakket monetairbeleidsmaatregelen was noodzakelijk
Tegen die achtergrond besloot de Raad van Bestuur tijdens zijn monetairbeleidsvergadering op 12 maart 2020 dat een omvangrijk pakket monetairbeleidsmaatregelen noodzakelijk was. Het pakket had enerzijds tot doel de dreiging van een liquiditeits- en kredietschaarste te temperen door ruime liquiditeitsvoorwaarden in het bankwezen te handhaven en de kredietstroom naar de reële economie te beschermen. Anderzijds beoogden die maatregelen de accommoderende monetairbeleidskoers te vrijwaren door een procyclische aanscherping van de financieringsvoorwaarden in de economie af te wenden.
De Raad van Bestuur voerde met name additionele langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO’s) in, tegen dezelfde rente als die op de depositofaciliteit. De Raad besloot voorts om tijdens de periode van juni 2020 tot juni 2021 aanzienlijk gunstiger voorwaarden toe te passen op alle transacties in het kader van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III). De rente op TLTRO III-transacties werd met 25 basispunten verlaagd en zou tot 25 basispunten lager kunnen liggen dan de gemiddelde rente op de depositofaciliteit gedurende de periode van juni 2020 tot juni 2021 voor alle in die periode uitstaande TLTRO III-transacties. Bovendien werd het maximumbedrag dat tegenpartijen in het kader van TLTRO III-transacties mochten opnemen, verhoogd tot 50% van hun in aanmerking komende leningen. Bijgevolg zouden de additionele LTRO’s banken in staat stellen onmiddellijk te profiteren van zeer gunstige kredietvoorwaarden, en zouden ze een effectieve overbrugging verschaffen tot de start van de aangepaste TLTRO III-transacties. Deze zijn er, op hun beurt, op gericht de financieringsvoorwaarden voor banken duurzamer te versoepelen om de kredietstromen naar de getroffen sectoren te ondersteunen en een verkrapping van het kredietaanbod te voorkomen.
De Raad van Bestuur besloot tevens tot het einde van het jaar een tijdelijk bedrag van € 120 miljard uit te trekken voor aanvullende nettoaankopen van activa in het kader van het programma voor de aankoop van activa (APP), met een sterke bijdrage van de aankoopprogramma’s van de private sector. Het beperken van dat extra bedrag tot het lopende kalenderjaar werd beschouwd als een passend antwoord op een tijdelijk geachte schok. In combinatie met het bestaande APP diende dat tijdelijke bedrag gunstige financieringsvoorwaarden voor de reële economie te bevorderen in een periode van toegenomen onzekerheid.
Tijdens de week na de vergadering van de Raad van Bestuur van maart 2020 verslechterde de situatie aanzienlijk door de snelle verspreiding van COVID-19, wat bijna alle landen van het eurogebied ertoe noopte verstrekkende beperkende maatregelen te nemen. De financiële markten bleken uiterst volatiel en vertoonden tekenen van ernstige verstoringen als gevolg van een gebrek aan liquiditeiten, markten die zowat tot stilstand kwamen en toenemende fragmentatie. Dit leidde tot een sterke verkrapping van de financieringsvoorwaarden, wat de soepele transmissie van het monetair beleid van de ECB in alle landen van het eurogebied zou kunnen hebben gehinderd en de prijsstabiliteit in gevaar zou hebben gebracht.
In het licht van die snelle verslechtering besloot de Raad van Bestuur op 18 maart 2020 dat een verdere krachtige monetairbeleidsreactie nodig was om de markten te stabiliseren en de sterke aanscherping van de financiële voorwaarden tegen te gaan. Die reactie had ten doel de ernstige risico’s aan te pakken die de pandemie inhield voor de economische vooruitzichten in het eurogebied, het transmissiemechanisme van het monetair beleid en, uiteindelijk, de doelstelling van de ECB inzake prijsstabiliteit. De Raad van Bestuur kondigde de volgende extra maatregelen aan.
De Raad van Bestuur besloot een nieuw tijdelijk programma voor de aankoop van activa op te zetten: het pandemie-noodaankoopprogramma
In de eerste plaats besloot de Raad een nieuw tijdelijk programma voor de aankoop van activa op te zetten – het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP). Het PEPP zou, voor een totaalbedrag van € 750 miljard, alle activacategorieën omvatten die voor het APP in aanmerking komen. Daarnaast verruimde de Raad van Bestuur ook de reeks activa die in aanmerking komen voor het programma voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen. Hierdoor kon voortaan ook niet-financieel commercial paper worden gekocht, zodat verhandelbare schuldbewijzen met een initiële looptijd van minder dan één jaar in aanmerking komen indien hun resterende looptijd op het ogenblik van de aankoop ten minste 28 dagen bedraagt. De uitbreiding van de in aanmerking komende activa zou de financieringssituatie van de ondernemingen ondersteunen en zo cruciale steun verlenen aan een deel van de economie dat zwaar werd getroffen door de gevolgen van het virus. Voor aankopen in het kader van het PEPP besloot de Raad van Bestuur tevens afstand te doen van de toelaatbaarheidsvereisten voor schuldbewijzen die door Griekenland werden uitgegeven. Bovendien besloot de Raad van Bestuur dat effecten van de overheidssector met een resterende looptijd van minder dan een jaar, maar ten minste 70 dagen, in aanmerking zouden komen voor aankopen in het kader van het PEPP, gelet op de tijdelijke aard ervan.
Het PEPP diende een dubbele rol te vervullen. In de eerste plaats was het PEPP, samen met de andere componenten van het monetairbeleidskader, erop gericht de monetaire accommodatie te bieden die nodig was om de prijsstabiliteit op middellange termijn te vrijwaren, door het economisch herstel na de pandemiecrisis te ondersteunen. Ten tweede zouden aankopen in het kader van het PEPP op een flexibele manier plaatsvinden, wat schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen mogelijk zou maken. De in het ontwerp van het programma verankerde flexibiliteit zorgde ervoor dat het PEPP de markt op een efficiënte wijze kon stabiliseren, met name in het licht van de grote onzekerheid omtrent de gevolgen van de pandemie voor de verschillende activamarkten en landen van het eurogebied.
Daarnaast kondigde de Raad van Bestuur op dezelfde vergadering een tijdelijke versoepeling van de onderpandsvereisten aan. Daartoe paste de Raad de belangrijkste risicoparameters van het onderpandskader aan om ervoor te zorgen dat tegenpartijen ten volle gebruik konden blijven maken van de krediettransacties van het Eurosysteem. Meer specifiek keurde de Raad van Bestuur vervolgens twee pakketten goed met tijdelijke maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten. De eerste reeks maatregelen werd op 7 april 2020 aangekondigd en beoogde de beschikbaarheid van beleenbaar onderpand voor tegenpartijen van het Eurosysteem te verhogen, zodat zij ten volle konden gebruikmaken van liquiditeitsverschaffende transacties, zoals de TLTRO III-transacties. Op 22 april 2020 besloot de Raad van Bestuur dat verhandelbare activa en de emittenten van dergelijke activa die op 7 april 2020 aan de minimale kredietkwaliteitsvereisten voldeden, in geval van ratingverlagingen nog steeds in aanmerking zouden komen als onderpand, zolang de ratings boven een bepaald kredietkwaliteitsniveau bleven en aan alle andere beleenbaarheidsvereisten was voldaan. Deze maatregel had ten doel het effect van mogelijke ratingverlagingen op de beschikbaarheid van onderpand te temperen en een potentiële procyclische dynamiek te vermijden.
Op het ogenblik van de monetairbeleidsvergadering van de Raad van Bestuur in april 2020 ging de economische situatie nog steeds snel achteruit, aangezien de economische bedrijvigheid bleef krimpen en de arbeidsmarktomstandigheden zichtbaar verslechterden. De maatregelen om de verspreiding van het virus in te perken, hadden de economische bedrijvigheid in het eurogebied en wereldwijd grotendeels tot stilstand gebracht. Hoewel de volle omvang en de duur van de gevolgen van de pandemie voor de economie nog steeds moeilijk te voorspellen waren, bleek toen duidelijk dat de economie van het eurogebied afstevende op een daling van de economische bedrijvigheid met een omvang en snelheid zonder weerga in de recente geschiedenis.
De verslechterende economische vooruitzichten deden, samen met een scherpe daling van de olieprijzen en teruglopende inflatieverwachtingen, sterk neerwaartse risico’s ontstaan voor de inflatievooruitzichten in het eurogebied. De Raad van Bestuur besloot daarom in april 2020 zijn beleidssteun voor gezinnen en bedrijven verder te versterken. De Raad van Bestuur versoepelde met name de voorwaarden voor de TLTRO III-transacties verder door de rente op de transacties tijdens de periode van juni 2020 tot en met juni 2021 te verlagen tot 50 basispunten onder de gemiddelde rente op de basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem gedurende dezelfde periode. Bovendien zou de rente voor tegenpartijen waarvan de in aanmerking komende nettokredietverlening de kredietverleningsdrempel heeft bereikt, in de periode van juni 2020 tot en met juni 2021 50 basispunten lager zijn dan de gemiddelde rente op de depositofaciliteit gedurende dezelfde periode. Daarnaast besloot de Raad van Bestuur een nieuwe reeks niet-gerichte langerlopende herfinancieringstransacties in verband met de pandemie (pandemic emergency longer-term refinancing operations – PELTRO’s) uit te voeren om de liquiditeitsvoorwaarden in het financiële systeem van het eurogebied te ondersteunen en bij te dragen aan het in stand houden van de soepele werking van de geldmarkten, door te voorzien in een doeltreffende liquiditeitsachtervang. Ten slotte zette de ECB in de loop van maart en april 2020 ook tijdelijke swap- en repolijnen met centrale banken buiten het eurogebied op. In juni 2020 stelde de ECB een tijdelijke repofaciliteit van het Eurosysteem voor centrale banken (Eurosystem Repo Facility for Central Banks – EUREP) in, om de liquiditeitsverstrekking van euro’s buiten het eurogebied te verbeteren en spillbackeffecten op de financiële markten van het eurogebied te voorkomen.
De aanpassing van de monetairbeleidskoers in juni
Recente informatie bevestigde dat de economie van het eurogebied een ongekende krimp doormaakte
In juni bevestigden recente gegevens dat de economie van het eurogebied een ongekende krimp doormaakte als gevolg van de pandemie en de maatregelen om deze in te dammen. Het enorme verlies aan banen en inkomsten en de uitzonderlijk grote onzekerheid over de economische vooruitzichten leidden tot een aanzienlijke daling van de consumptie en de investeringen. Hoewel de enquêtegegevens en realtime-indicatoren voor de economische bedrijvigheid enkele aanwijzingen hadden gegeven dat het dieptepunt was bereikt tegen de achtergrond van de geleidelijke versoepeling van de beperkende maatregelen, was het herstel tot dusver slechts voorzichtig in vergelijking met de snelheid waarmee de indicatoren in de afgelopen twee maanden waren achteruitgegaan. Volgens de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van juni 2020, die weliswaar onderhevig waren aan een uitzonderlijk grote onzekerheid, zou de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal van het jaar in een recordtempo krimpen. De prijsdruk zou gematigd blijven als gevolg van de scherpe daling van het reële bbp en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke toename van de economische onderbenutting. De prognoses van juni 2020 behelsden een sterk neerwaartse bijstelling van zowel het niveau van de economische bedrijvigheid als de inflatievooruitzichten over de hele projectieperiode. De inflatie werd met name neerwaarts bijgesteld van 1,6% aan het einde van de projectieperiode van de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van december 2019, tot 1,3% in de projecties van juni 2020.
De Raad van Bestuur besloot het bedrag voor steunaankopen in het kader van het PEPP met € 600 miljard te verhogen tot een totaalbedrag van € 1.350 miljard
Tegen die achtergrond nam de Raad van Bestuur een reeks nieuwe monetairbeleidsmaatregelen om de economie tijdens haar geleidelijke opleving te ondersteunen en de prijsstabiliteit op middellange termijn te vrijwaren. Meer specifiek besloot de Raad het bedrag voor steunaankopen in het kader van het PEPP met € 600 miljard te verhogen tot een totaalbedrag van € 1.350 miljard, de termijn voor nettoaankopen in het kader van het PEPP te verlengen tot ten minste eind juni 2021, en de hoofdsom van de in het kader van het PEPP aangekochte maar op vervaldag gekomen effecten te blijven herinvesteren tot ten minste eind 2022.[15] De aanpassing van het PEPP was bedoeld om de monetairbeleidskoers verder te versoepelen, teneinde gunstige financieringsvoorwaarden voor alle sectoren en landen in de hand te werken en er uiteindelijk voor te zorgen dat de inflatie zich op duurzame wijze ontwikkelt in de richting van de doelstelling van de Raad van Bestuur.
In de loop van de zomer wezen actuele gegevens op een sterke opleving van de economische bedrijvigheid, voornamelijk als gevolg van de versoepeling van de beperkende maatregelen. Het herstel verliep echter asymmetrisch en was verder gevorderd in de verwerkende industrie dan in de dienstensector, terwijl de bedrijvigheid ruim onder het niveau van vóór de pandemie bleef. De totale inflatie werd nog steeds getemperd door de lage energieprijzen en de zwakke prijsdruk tegen de achtergrond van de gematigde vraag en een sterke onderbenutting op de arbeidsmarkt.
De aanpassing van de monetairbeleidskoers in december
Na een krachtige – zij het gedeeltelijke en ongelijkmatige – opleving van de bedrijvigheid tijdens de zomer, vertraagde het economisch herstel in het eurogebied
In het najaar werd het steeds duidelijker dat na een krachtige – zij het gedeeltelijke en ongelijkmatige – opleving van de economische bedrijvigheid in de zomermaanden, het economisch herstel in het eurogebied sneller dan verwacht afzwakte. De weer toenemende COVID-19-besmettingen en de daarmee gepaard gaande beperkende maatregelen plaatsten de volksgezondheid en de groeivooruitzichten voor de economieën van het eurogebied en wereldwijd voor nieuwe uitdagingen. De inflatie bleef zeer laag als gevolg van de geringe vraag en de sterke onderbenutting van de arbeids- en productmarkten. Over het geheel genomen wezen actuele gegevens erop dat de pandemie in de nabije toekomst een meer uitgesproken invloed zou hebben op de economie en dat de inflatie langer laag zou blijven dan eerder verwacht. De Raad van Bestuur deelde daarom in oktober 2020 mee dat hij zijn instrumenten, zo nodig, op de volgende vergadering in december 2020 zou aanpassen om op de ontwikkelingen in te spelen en ervoor te zorgen dat de financieringsvoorwaarden gunstig zouden blijven om het economisch herstel te schragen en de negatieve invloed van de pandemie op het verwachte inflatiebeloop af te weren.
Op het ogenblik dat de vergadering van de Raad van Bestuur van december 2020 werd gehouden, bleek uit de recente gegevens en uit de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties dat de pandemie in de nabije toekomst een meer uitgesproken invloed zou hebben op de economie en dat de inflatie langer laag zou blijven dan eerder werd verwacht. De weer opflakkerende pandemie drukte aanzienlijk de economische bedrijvigheid in de wereld en in het eurogebied, die in het vierde kwartaal van 2020 zou afnemen. De totale inflatie zou langer negatief blijven dan voorheen was verwacht, terwijl de maatstaven van de onderliggende inflatie terugliepen en de inflatoire druk naar verwachting gematigd zou blijven als gevolg van de geringe vraag, de lagere loondruk en de appreciatie van de euro tijdens het voorjaar en de zomer van 2020.
Gelet op de economische schade van de weer opflakkerende pandemie, paste de Raad van Bestuur zijn monetairbeleidsinstrumenten aan.
De Raad van Bestuur besloot het bedrag voor aankopen in het kader van het PEPP met € 500 miljard te verhogen tot een totaalbedrag van € 1.850 miljard
De Raad van Bestuur besloot het bedrag voor aankopen in het kader van het PEPP met € 500 miljard te verhogen tot een totaalbedrag van € 1.850 miljard, de termijn voor nettoaankopen in het kader van het PEPP te verlengen tot ten minste maart 2022, en de hoofdsom van op vervaldag gekomen effecten die zijn aangekocht in het kader van het PEPP te blijven herinvesteren tot ten minste eind 2023. De aankopen zouden worden voortgezet op een flexibele manier volgens de marktomstandigheden en met betrekking tot de spreiding in de tijd, over de diverse activacategorieën en over de verschillende landen. Het doel ervan is een verkrapping van de financieringsvoorwaarden te voorkomen die onverenigbaar zou zijn met het tegengaan van de neerwaartse invloed van de pandemie op het verwachte inflatiebeloop, en een soepele transmissie van het monetair beleid te ondersteunen. De Raad van Bestuur verklaarde ook dat, indien gunstige financieringsvoorwaarden zouden kunnen worden gehandhaafd met aankopen van activa die lager blijven dan het over de termijn voor de nettoaankopen in het kader van het PEPP vastgelegde totaalbedrag, dit bedrag niet volledig hoeft te worden gebruikt. Evenzo kan het bedrag worden verhoogd indien dat nodig is om gunstige financieringsvoorwaarden te handhaven teneinde de schok te helpen opvangen die de pandemie voor het inflatiebeloop teweegbrengt.
Voorts besloot de Raad van Bestuur de voorwaarden van de TLTRO III-transacties verder aan te passen. Meer specifiek kondigde de Raad van Bestuur aan dat hij de periode waarin aanzienlijk gunstigere voorwaarden zouden gelden, zou verlengen met twaalf maanden tot juni 2022, drie extra transacties zou uitvoeren in de loop van 2021 en het totaalbedrag dat de tegenpartijen mogen lenen, zou verhogen van 50% tot 55% van hun in aanmerking komende leningen.
Ten slotte besloot de Raad van Bestuur de looptijd van de in april 2020 goedgekeurde maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten te verlengen tot en met juni 2022. Voorts werd besloten in 2021 vier extra PELTRO’s aan te bieden, alle tijdelijke swap- en repo-overeenkomsten met centrale banken buiten het eurogebied alsook de repofaciliteit van het Eurosysteem voor centrale banken (EUREP) te verlengen tot en met maart 2022. Daarnaast besloot de Raad alle reguliere krediettransacties zo lang als noodzakelijk te blijven uitvoeren als vasterentetenders met volledige toewijzing tegen de dan geldende voorwaarden.
De monetairbeleidsmaatregelen werden genomen om bij te dragen tot het vrijwaren van gunstige financieringsvoorwaarden tijdens de pandemie
Alle monetairbeleidsmaatregelen samen werden genomen om verder bij te dragen tot het vrijwaren van gunstige financieringsvoorwaarden tijdens de pandemie. Hierdoor ondersteunden ze de kredietstroom naar alle sectoren van de economie, wat de economische bedrijvigheid schraagde en de prijsstabiliteit op middellange termijn vrijwaarde. Tegelijkertijd heerste nog veel onzekerheid over, onder meer, de dynamiek van de pandemie, het tijdschema van de vaccinatiecampagne en het wisselkoersverloop van de euro. De Raad van Bestuur verklaarde zich dan ook bereid om, zo nodig, al zijn instrumenten aan te passen, teneinde ervoor te zorgen dat de inflatie zich op duurzame wijze ontwikkelt in de richting van de doelstelling, overeenkomstig het belang dat de Raad hecht aan symmetrie.
Samengevat werd het monetair beleid in de loop van 2020 in aanzienlijke mate versoepeld om de negatieve gevolgen van de pandemie tegen te gaan. De uitgebreide reeks maatregelen en de daaropvolgende aanpassingen ervan waren een cruciale stabiliserende factor voor de markten en hielpen de eerder in het jaar waargenomen verkrapping van de financiële voorwaarden ombuigen. De maatregelen slaagden erin de rendementen op overheidsobligaties (zie Grafiek 15), die de basis vormen voor de financieringskosten voor gezinnen, bedrijven en banken, binnen de perken te houden. Ze hielden de kosten van bankfinanciering gedurende de hele pandemie ook op een zeer gunstig peil (zie Grafiek 16). Daarnaast zorgden ze er eveneens voor dat huishoudens en bedrijven van die gunstige financieringsvoorwaarden profiteerden, waarbij de respectieve debetrentes een historisch dieptepunt van 1,32% en 1,46% bereikten (zie Grafiek 17). De monetairbeleidsreactie in 2020 garandeerde aldus gunstige financieringsvoorwaarden om het economisch herstel te ondersteunen en de negatieve invloed van de pandemie op het voorspelde inflatiebeloop tegen te gaan. Daardoor bevorderde ze de duurzame convergentie van de inflatie in de richting van de doelstelling van de Raad van Bestuur.
Grafiek 15
Veranderingen in het bbp-gewogen rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied
Grafiek 16
Samengestelde kosten van schuldfinanciering voor de banken
Grafiek 17
Samengestelde rentetarieven voor bankkredieten aan niet-financiële ondernemingen en huishoudens
2.2 De dynamiek van de balans van het Eurosysteem in moeilijke tijden
Sinds het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis in 2007-2008 heeft het Eurosysteem een hele reeks zowel conventionele als niet-conventionele monetairbeleidsmaatregelen genomen, die mettertijd een rechtstreeks effect hebben gehad op de omvang en de samenstelling van de balans van het Eurosysteem. De niet-conventionele maatregelen omvatten herfinancieringstransacties met een oorspronkelijke looptijd tot vier jaar om financiering te verstrekken aan tegenpartijen, alsook aankopen (in het kader van het APP) van door private en openbare entiteiten uitgegeven activa. In 2020 heeft de ECB, als reactie op de uitbraak van COVID-19 en naast de reeds bestaande niet-conventionele maatregelen, een uitgebreid pakket aanvullende monetairbeleidsmaatregelen goedgekeurd, die op de balans van het Eurosysteem een aanzienlijke invloed uitoefenden. In maart 2020 voegde de ECB aan het APP voor 2020 een tijdelijk aanvullend bedrag toe en startte ze met het PEPP. Beide maatregelen resulteerden in een stijging van de rechtstreeks aangekochte activa. Bovendien versoepelde de ECB tussen maart en april 2020 (tweemaal) haar TLTRO III-voorwaarden en paste ze zowel het onderpands- als het risicobeheersingskader aan. Deze aanvullende maatregelen resulteerden samen in een omvangrijke toename van de intermediatie door het Eurosysteem.[16] In 2020 bleef de balans van het Eurosysteem al met al groeien onder invloed van die niet-conventionele beleidsmaatregelen. Via deze maatregelen werd € 2,2 biljoen aan extra liquiditeiten in het bankwezen geïnjecteerd, en tegen eind 2020 bereikte de balans een historische omvang van € 7 biljoen, of 49% (€ 2,3 biljoen) meer dan eind 2019.
Eind 2020 bedroegen de met het monetair beleid verband houdende activa € 5,5 biljoen, dat is 79% van de totale activa op de balans van het Eurosysteem (tegen 70% eind 2019). Die met het monetair beleid verband houdende activa omvatten leningen aan kredietinstellingen van het eurogebied, die 26% van de totale activa uitmaakten (tegen 13% eind 2019), en voor monetairbeleidsdoeleinden aangekochte activa, die ongeveer 53% van de totale activa vertegenwoordigden (tegen 56% eind 2019), zoals blijkt uit Grafiek 18. Andere financiële activa op de balans bestonden hoofdzakelijk uit door het Eurosysteem aangehouden vreemde valuta’s en goud, en niet-monetairbeleidsportefeuilles in euro.
Aan de passiefzijde steeg het totale bedrag van de door de tegenpartijen aangehouden reserves en hun beroep op de depositofaciliteit van € 2 biljoen eind 2019 tot € 3,5 biljoen; eind 2020 maakte het 50% van de passiva uit, tegen 39% aan het einde van 2019. De bankbiljetten in omloop groeiden sneller dan de historische groeitendens, als gevolg van een forse stijging in maart 2020; eind 2020 maakten ze 21% van de passiva uit (tegen 28% eind 2019). De overige passiva, met inbegrip van kapitaal en herwaarderingsrekeningen, stegen van € 1,6 biljoen eind 2019 tot € 2,1 biljoen en vertegenwoordigden 30%, tegen 34% aan het einde van 2019 (zie Grafiek 18). De stijging van de overige passiva hing vooral samen met een toename van de overheidsdeposito's van € 0,2 biljoen tot € 0,5 biljoen, waardoor ze 25% van de overige passiva uitmaakten (tegen 11% eind 2019).
Grafiek 18
Verloop van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem
Looptijd van de APP- en de PEPP-portefeuille en verdeling over activacategorieën en landen
Het APP omvat vier actieve programma’s voor de aankoop van activa: het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (covered bond purchase programme - CBPP3), het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (asset-backed securities purchase programme - ABSPP), het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen (public sector purchase programme - PSPP) en het programma voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen (corporate sector purchase programme - CSPP). Het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme - PEPP) werd in 2020 ingevoerd en alle voor het APP in aanmerking komende activacategorieën komen ook in het kader van het PEPP in aanmerking. Voor de door Griekenland uitgegeven schuldbewijzen werd afgezien van de toelaatbaarheidsvereisten voor aankopen in het kader van het PEPP. Bovendien werd in maart 2020 de toelaatbaarheid van niet-financieel commercial paper in het kader van het CSPP uitgebreid tot effecten met een resterende looptijd van ten minste 28 dagen.
Eind 2020 beliepen de in het kader van het APP aangehouden effecten € 2,9 biljoen
Eind 2020 beliepen de in het kader van het APP aangehouden effecten € 2,9 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). Het ABSPP vertegenwoordigde 1% (€ 29 miljard) van de totale APP-portefeuille aan het einde van het jaar, het CBPP3 10% (€ 288 miljard) en het CSPP 9% (€ 250 miljard). Van de aankoopprogramma’s van de private sector droeg het CSPP in 2020 het meest bij tot de groei van de APP-portefeuille, met nettoaankopen naar rato van € 66 miljard. De aankopen in het kader van het CSPP vinden plaats op basis van een maatstaf die de marktkapitalisatie van alle in aanmerking komende uitstaande bedrijfsobligaties weerspiegelt.
Het PSPP maakte 80% van de totale APP-portefeuille uit
Het PSPP maakte eind 2020 het grootste gedeelte van de in het kader van het APP aangehouden effecten uit; het bedroeg € 2,3 biljoen of 80% van de totale APP-portefeuille, iets minder dan de 82% van eind 2019. Voor het PSPP werd de toerekening van de aankopen aan de landen bepaald door de kapitaalverdeelsleutel van de ECB op basis van de uitstaande bedragen. Daarnaast kochten sommige nationale centrale banken (NCB’s) door supranationale instellingen van de EU uitgegeven effecten. De gewogen gemiddelde looptijd van de in het kader van het PSPP aangehouden effecten kwam eind 2020 op 7,3 jaar uit, iets meer dan de 7,12 jaar aan het einde van 2019, met enige variatie tussen de landen.[17]
Eind 2020 beliepen de in het kader van het PEPP aangehouden effecten € 753,7 miljard
Eind 2020 beliepen de in het kader van het PEPP aangehouden effecten € 753,7 miljard (tegen geamortiseerde kostprijs). De gedekte obligaties beliepen minder dan 1% (€ 3,1 miljard), de door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen 6% (€ 43,2 miljard) en de door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen 94% (€ 707,4 miljard) van de totale PEPP-portefeuille aan het einde van het jaar.
Voor de aankoop van effecten van de overheidssector in het kader van het PEPP gelden de bijdragen van de NCB’s aan het kapitaal van de ECB, op basis van de uitstaande bedragen, als maatstaf voor de toerekening aan de landen. Tegelijkertijd vonden de aankopen op een flexibele manier plaats, wat leidde tot schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen. De gewogen gemiddelde looptijd van de in het kader van het PEPP aangehouden overheidseffecten bedroeg eind 2020 7,0 jaar, met enige verschillen tussen de landen.
Het Eurosysteem herinvesteerde de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in de APP- en PEPP-portefeuilles worden aangehouden. De aflossingen in het kader van de aankoopprogramma’s voor de private sector beliepen € 80,2 miljard in 2020, terwijl de aflossingen in het kader van de programma’s voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen € 229,4 miljard bedroegen. De via het PSPP, het CSPP en het CBPP3 aangekochte activa werden verder beschikbaar gesteld voor effectenleningen[18] teneinde de liquiditeit op de obligatie- en repomarkt te ondersteunen.[19] De effecten van de PEPP-portefeuille zijn ook beschikbaar voor effectenleningen onder dezelfde voorwaarden als die in het kader van het APP. In november 2020 paste het Eurosysteem de tarifering van zijn effectenuitleenfaciliteiten aan, zodat deze gunstiger uitvallen voor tegenpartijen en een doeltreffend vangnet blijven.
Ontwikkelingen voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem
Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem is sinds eind 2019 met € 1,2 biljoen gestegen, tot € 1,8 biljoen eind 2020. Dit kan grotendeels worden toegeschreven aan het in de TLTRO III-reeks toegewezen bedrag van € 1,75 biljoen, alsook aan het in de PELTRO’s toegewezen bedrag van € 26,6 miljard. De vrijwillige terugbetalingen ten belope van € 192 miljard en het vervallen van € 303 miljard aan effecten uit de TLTRO II-reeks compenseerden slechts in geringe mate de stijging van de uitstaande transacties. Banken kregen de kans om reeds uitstaande TLTRO-bedragen over te hevelen naar de TLTRO III-transacties van juni, september en december 2020. De gewogen gemiddelde looptijd van de uitstaande herfinancieringstransacties van het Eurosysteem nam toe van ongeveer 1,2 jaar eind 2019 tot ongeveer 2,4 jaar eind 2020.
De maatregelen van de ECB ter versoepeling van de onderpandsvereisten
De in april 2020 aangekondigde en in december 2020 verlengde tijdelijke maatregelen van de ECB ter versoepeling van de onderpandsvereisten vormden een kernelement van de monetairbeleidsreactie van de ECB op de pandemie. Een centraal element van die maatregelen bestond erin de aanvaarding van kredietvorderingen als onderpand tijdelijk uit te breiden, met name via de potentiële verruiming van de kaders voor aanvullende kredietvorderingen. Krachtens het herziene tijdelijke kader mogen NCB’s als onderpand onder meer leningen aanvaarden aan kleine en middelgrote ondernemingen of aan zelfstandigen die een beroep doen op COVID-19-gerelateerde garantieregelingen van de overheid.
Om een potentiële procyclische dynamiek van ratingverlagingen te vermijden, besloot de Raad van Bestuur bovendien om de beleenbaarheid van verhandelbare activa en de emittenten van dergelijke activa die op 7 april 2020 aan de minimale kredietkwaliteitsvereisten voldeden, tijdelijk te handhaven. Het Eurosysteem blijft met name verhandelbare activa die op de referentiedag beleenbaar waren voor liquiditeitstransacties, als onderpand aanvaarden, mits de rating boven een bepaald kredietkwaliteitsniveau blijft en nog steeds aan alle andere toelaatbaarheidsvereisten is voldaan.
Voorts keurde de ECB een tijdelijke algemene verlaging goed van de haircuts op de waardering van het onderpand met een vast percentage van 20% voor alle activacategorieën die in aanmerking komen als onderpand. Hierdoor werd tijdelijk meer risico op de balans van het Eurosysteem getolereerd. Bovendien besloot de Raad van Bestuur de concentratielimiet voor ongedekte bankobligaties te verhogen van 2,5% tot 10% en het niet-uniforme drempelbedrag voor binnenlandse kredietvorderingen te verlagen van € 25.000 tot € 0, om leningen aan kleine ondernemingen gemakkelijker als onderpand te mobiliseren. Als onderdeel van zijn beleidsreactie op de door de pandemie veroorzaakte economische schok besloot de Raad van Bestuur ook tijdelijk af te zien van de minimaal vereiste rating voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen.
Het bedrag van de verhandelbare in aanmerking komende activa steeg met € 1.493 miljard en bereikte eind 2020 een niveau van € 15.657 miljard (zie Grafiek 19). Effecten van de centrale overheid bleven de grootste activacategorie (€ 8.385 miljard). De overige activacategorieën omvatten ongedekte bankobligaties (€ 1.667 miljard), gedekte obligaties (€ 1.640 miljard) en bedrijfsobligaties (€ 1.872 miljard). Regionale overheidsobligaties (€ 552 miljard), effecten op onderpand van activa (€ 584 miljard) en overige verhandelbare activa (€ 958 miljard) vertegenwoordigden elk een relatief klein deel van het volume beleenbare activa.
Grafiek 19
Ontwikkelingen van het beleenbaar onderpand
Het bedrag van het gemobiliseerde onderpand steeg aanzienlijk van € 1.543 miljard tot € 2.595 miljard (zie Grafiek 20). De stijging kan grotendeels worden toegeschreven aan kredietvorderingen (met inbegrip van aanvullende kredietvorderingen), waarvoor de gemobiliseerde bedragen ruimschoots verdubbelden van € 378 miljard tot € 825 miljard. Gedekte bankobligaties vormden de op een na belangrijkste activacategorie (€ 629 miljard) met betrekking tot het gebruik ervan als onderpand. Ook obligaties van de centrale overheid (€ 383 miljard) en effecten op onderpand van activa (€ 387 miljard) werden vaak gemobiliseerd als onderpand. Ongedekte bankobligaties, regionale overheidsobligaties en bedrijfsobligaties werden in mindere mate gebruikt, namelijk voor respectievelijk € 145 miljard, € 90 miljard en € 78miljard.
Grafiek 20
Ontwikkelingen van het gemobiliseerd onderpand
2.3 De aan het PEPP en het APP verbonden financiële risico's worden getemperd door passende risicobeheersingskaders
Het APP en het PEPP zijn complementaire instrumenten met uiteenlopende beleidsdoelstellingen
De belangrijkste doelstelling van de nettoaankopen van activa in het kader van het APP bestaat erin de robuuste convergentie van de inflatie in de richting van de middellangetermijndoelstelling van de Raad van Bestuur te ondersteunen. Het APP werd aangevuld met het PEPP, dat tot doel heeft de ernstige risico’s tegen te gaan die de COVID-19-pandemie teweegbrengt voor het transmissiemechanisme van het monetair beleid en voor de economische vooruitzichten in het eurogebied.
Risico-efficiëntie is een basisprincipe van de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem
Aan alle monetairbeleidsinstrumenten, inclusief de outright activa-aankopen, zijn inherent financiële risico’s verbonden, die door het Eurosysteem worden beheerd en beheerst. Indien er diverse uitvoeringsmogelijkheden zijn om de beleidsdoelstellingen te bereiken, moet worden gekozen voor de manier die zowel uit operationeel oogpunt als uit risico-oogpunt efficiënt is. Tegen die achtergrond streeft de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem risico-efficiëntie na: de beleidsdoelstellingen halen met zo weinig mogelijk risico’s voor het Eurosysteem.[20]
Outright activa-aankopen vergen specifieke risicobeheersingskaders
De outright activa-aankopen vergen specifieke kaders ter beheersing van de financiële risico’s die afhankelijk zijn van de beleidsdoelstellingen en van de kenmerken en risicoprofielen van de verschillende types van activa. Ieder kader bestaat uit toelaatbaarheidscriteria, kredietrisicobeoordelings- en zorgvuldigheidsprocedures, waarderingskaders, benchmarks en limieten. De APP- en PEPP-risicobeheersingskaders zijn van toepassing op de aankoop van aanvullende activa, de herinvestering van de hoofdsommen van aangekochte effecten die hun vervaldag bereiken en de aangehouden effecten zolang ze op de balans van het Eurosysteem zijn opgenomen.
De risicobeheersingskaders hebben niet alleen tot doel de financiële risico's te beperken, maar dragen ook bij tot de succesvolle realisatie van de beleidsdoelstellingen, door de activa-aankopen, zoveel als mogelijk is binnen de genoemde doelstelling, te sturen in de richting van een gediversifieerde, marktneutrale portefeuillesamenstelling. Bovendien zijn de risicobeheersingskaders zodanig ontworpen dat ze ook rekening houden met niet-financiële risico’s zoals juridische, operationele en reputatierisico’s.
Hieronder worden de huidige risicobeheersingskaders voor financiële risico's beschreven die de tenuitvoerlegging van het APP en het PEPP bepalen.[21] In Tabel 1 worden de kernelementen van de toepasselijke kaders samengevat.
Tabel 1
Kernelementen van de risicobeheersingskaders voor het APP en het PEPP
Toelaatbaarheidsvereisten voor outright activa-aankopen
De beleenbaarheidscriteria gelden voor alle activacategorieën
In principe komen enkel verhandelbare activa die worden aanvaard als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, potentieel in aanmerking voor outright activa-aankopen. De beleenbaarheidscriteria inzake onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem worden vermeld in het algemeen beleidskader voor monetairbeleidsinstrumenten. In aanmerking komende activa moeten onder meer voldoen aan hoge kredietkwaliteitsnormen waarbij ze beschikken over ten minste één kredietrating[22] van een binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (Eurosystem credit assessment framework - ECAF) aanvaarde externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) die behoort tot de kredietkwaliteitscategorie 3 (CQS 3) van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem of hoger (CQS 1 en CQS 2). Voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen wordt tijdelijk afgezien van dit vereiste voor aankopen in het kader van het PEPP en de als reactie op de COVID-19-pandemie genomen noodmaatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten. De activa moeten bovendien in euro luiden en worden uitgegeven en afgewikkeld in het eurogebied.
Behalve de bovengenoemde toelaatbaarheidscriteria zijn specifieke toelaatbaarheidscriteria van toepassing, afhankelijk van het aankoopprogramma. Zo gelden voor het PSPP, het CSPP en het PEPP minimale en maximale looptijden. Voor het CSPP komen activa die worden uitgegeven door kredietinstellingen of door emittenten waarvan de moederonderneming een kredietinstelling is, niet in aanmerking voor aankoop. Voor het CSPP, het CBPP3 en het ABSPP komen door entiteiten in afwikkeling en vermogensbeheermaatschappijen uitgegeven of verstrekte activa bovendien niet in aanmerking voor aankopen. In het CBPP3 moeten de activa voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om als onderpand in eigen gebruik ten behoeve van krediettransacties van het Eurosysteem te worden aanvaard, wat betekent dat ze door de uitgevende kredietinstelling als onderpand kunnen worden gebruikt.[23] Voor effecten op onderpand van activa moeten de debiteuren van de respectieve leningen hoofdzakelijk in het eurogebied gevestigd zijn.
Kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures
Kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsonderzoeken vinden voortdurend plaats
Voor de aankoopprogramma's van de private sector onderwerpt het Eurosysteem het voor aankoop in aanmerking komende universum voortdurend aan passende kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures. De monitoringkaders steunen op bepaalde risico-indicatoren. Die beoordelingen en procedures stemmen overeen met het evenredigheidsbeginsel, waarbij risicovollere activa aan een diepgaander analyse worden onderworpen. Zo nodig kunnen aanvullende risicobeheersingsmaatregelen worden toegepast, die ook voldoen aan het evenredigheidsbeginsel. Deze omvatten met name beperkingen op of de opschorting van aankopen en, in uitzonderlijke gevallen, zelfs de verkoop van activa, waarvoor een beoordeling per geval door de Raad van Bestuur vereist is.
Waarderingskaders
De waarderingskaders garanderen dat de aankopen plaatsvinden tegen marktprijzen
De waarderingskaders voor het APP en het PEPP garanderen dat de aankopen tegen marktprijzen plaatsvinden teneinde marktverstoringen tot een minimum te beperken en op een vlottere manier risico-efficiëntie te realiseren. In deze waarderingskaders wordt rekening gehouden met de beschikbare marktprijzen, de kwaliteit van die prijzen en de reële waarde. Voorts worden achteraf prijscontroles uitgevoerd om na te gaan of de transactieprijzen stroken met de marktprijzen op het tijdstip van de transacties.
Aankopen van in aanmerking komende schuldinstrumenten met een negatief effectief rendement zijn toegestaan in alle programma’s voor de aankoop van activa, ook in die, voor zover nodig, met een rendement dat lager ligt dan de rente op de depositofaciliteit.
Benchmarks
Benchmarks worden gebruikt om diversificatie te waarborgen
Benchmarks worden gebruikt om een gediversifieerde portefeuille uit te bouwen; ze helpen ook de risico’s beperken. De benchmarks voor de aankoopprogramma's van de private sector worden bepaald door de marktkapitalisatie van het voor aankoop in aanmerking komende universum, dat zijn de nominale uitstaande bedragen van de toelaatbare activa die aan de risicovereisten voldoen. Voor aankopen van effecten van de overheidssector in het kader van het PSPP en het PEPP, bepaalt de kapitaalverdeelsleutel van de ECB de toerekening van de aankopen aan de landen op basis van de uitstaande bedragen. Desondanks vinden de aankopen in het kader van het PEPP op een flexibele manier plaats, wat schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen mogelijk maakt.
Limieten
Emissie- en emittentenlimieten zijn een doeltreffend instrument om risicoconcentratie te beperken
Voor het APP gelden limietenraamwerken. Bij de kalibratie van de effectenemissie- en emittentenlimieten[24] wordt rekening gehouden met beleidsmatige, operationele en juridische overwegingen en met risicobeheersingsoverwegingen. De limieten worden afgestemd op de activaklasse, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen activa van de publieke sector en activa van de private sector. Bij de aankondiging van het PEPP verduidelijkte de Raad van Bestuur dat voor zover bepaalde zichzelf opgelegde beperkingen een belemmering zouden kunnen vormen voor de maatregelen die het Eurosysteem moet nemen om zijn mandaat te vervullen, de Raad zou overwegen ze te herzien in de mate die nodig is om ervoor te zorgen dat zijn maatregelen in verhouding staan tot de gelopen risico’s.
In het PSPP worden effectenemissie- en emittentenlimieten toegepast om de marktwerking en de prijsvorming te vrijwaren, de evenredigheid te waarborgen, de risicoconcentratie te beperken en te garanderen dat het Eurosysteem geen dominante schuldeiser van de overheden van het eurogebied wordt. De effectenemissielimiet voor supranationale obligaties die in aanmerking komen voor het PSPP, bedraagt 50% van het uitstaande bedrag van het uitgegeven activum. Voor alle andere voor het PSPP in aanmerking komende obligaties werd de effectenemissielimiet vastgesteld op 33% van het uitstaande bedrag van de emissie, waarbij per geval moet worden nagegaan of die limiet er niet toe zou leiden dat het Eurosysteem een blokkeringsminderheid zou hebben voor de toepassing van collectieve-actieclausules. Anders bedraagt de effectenemissielimiet 25%. De emittentenlimiet voor supranationale emittenten werd vastgesteld op 50% van het uitstaande bedrag van beleenbare activa die door de respectieve instellingen werden uitgegeven; voor andere in aanmerking komende emittenten beloopt die limiet 33%.
Voor het ABSPP, het CBPP3 en het CSPP mogen de door het Eurosysteem aangehouden activa per emissie niet meer dan 70% bedragen. In het CSPP gelden in specifieke gevallen lagere effectenemissielimieten, bijvoorbeeld voor activa die door overheidsbedrijven worden uitgegeven; deze worden op een soortgelijke wijze behandeld als in het kader van het PSPP. Naast die effectenemissielimieten worden voor het CBPP3 en het CSPP emittentenlimieten toegepast. Voor het CSPP worden de emittentenlimieten bepaald op basis van een op benchmarking gebaseerde toewijzing die samenhangt met de marktkapitalisatie van een emittentengroep, dit teneinde een gediversifieerde toewijzing van aankopen te waarborgen. Bovendien kunnen lagere limieten van toepassing zijn indien, zoals hierboven toegelicht, het resultaat van de kredietrisicobeoordeling en de zorgvuldigheidsprocedures dat rechtvaardigt.
Kader 2
De evaluatie van de monetairbeleidsstrategie van de ECB
Een monetairbeleidsstrategie gaat uit van de door de monetaire autoriteiten vastgestelde en/of aan die autoriteiten toegewezen beleidsdoelstellingen. Die strategie bepaalt hoe deze doelstellingen kunnen worden bereikt en verwijst naar een passende reeks monetairbeleidsinstrumenten, indicatoren en tussentijdse doelstellingen. Een monetairbeleidsstrategie heeft twee basisdoelstellingen: ten eerste verschaft ze de beleidsmakers een coherent analytisch kader dat actuele of verwachte economische ontwikkelingen vertaalt in beleidsbeslissingen; ten tweede is het ook een instrument om te communiceren met het publiek. Over een langere tijdspanne bekeken, ontwikkelen monetairbeleidsstrategieën zich altijd geleidelijk in overeenstemming met theoretische en empirische vorderingen en ondervinding, maar ze weerspiegelen ook de grootste eigentijdse beleidsuitdagingen.
De belangrijkste richtsnoeren van de huidige monetairbeleidsstrategie van de ECB zijn gebaseerd op de oorspronkelijke op prijsstabiliteit gerichte strategie van de ECB, die in 1998 werd aangekondigd en bij de laatste evaluatie van de strategie in 2003 werd verfijnd.[25] Deze strategie is erop gericht de prijsstabiliteit in het eurogebied te handhaven en daardoor het mandaat te vervullen dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aan het Europees Stelsel van Centrale Banken heeft verleend. De toekenning van een primaire doelstelling van prijsstabiliteit aan een onafhankelijke centrale bank berust op de overtuiging dat een monetair beleid dat op een geloofwaardige en duurzame wijze prijsstabiliteit handhaaft, de grootste algemene bijdrage zal leveren aan de verbetering van de economische vooruitzichten en het verhogen van de levensstandaard.
Sinds 2003, toen de ECB voor het laatst een evaluatie van haar strategie uitvoerde, onderging de economie in het eurogebied en in de wereld ingrijpende veranderingen. Het laatste decennium liepen de inflatie en de evenwichtsrente aanhoudend terug. Deze daling weerspiegelde seculaire en nog steeds merkbare invloeden van de mondialisering, de digitalisering en de vergrijzing van de bevolking, die werden versterkt door de gevolgen van de financiële crisis. Het bestaan van uiterst lage rentetarieven maakte het voor de centrale banken moeilijker om het monetair beleid te versoepelen wanneer de inflatie onder de doelstelling ligt en de economische groei zwak is. De toepassing van negatieve beleidsrentetarieven bracht de ECB en andere centrale banken dichter bij een effectieve ondergrens voor die tarieven. Onder die drempel zullen verdere renteverlagingen naar verwachting hun vermogen verliezen om de economie extra te stimuleren. In dat licht hebben vele centrale banken, zoals de ECB, hun reeks beleidsinstrumenten uitgebreid, bijvoorbeeld door programma’s voor de aankoop van activa aan te nemen en het bankwezen nieuwe vormen van langetermijnfinanciering aan te bieden. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, dook de klimaatverandering recentelijk op als een onheilspellende en ingrijpende bedreiging voor het toekomstige economische en maatschappelijke welzijn over de hele wereld; de mogelijke gevolgen ervan voor het monetair beleid moeten nog worden bepaald.
Tegen die achtergrond startte de Raad van Bestuur in januari 2020 met een evaluatie van de strategie van de ECB. Het doel van de evaluatie bestaat erin grondig de krachten achter al die structurele ontwikkelingen te analyseren, en te overwegen of en hoe de ECB haar monetairbeleidsstrategie daartoe zou moeten aanpassen, om te verzekeren dat ze geschikt blijft voor het nagestreefde doel. De evaluatie gaat uit van het bij het Verdrag toegewezen mandaat. Als gevolg van de pandemie heeft de beoordeling enige vertraging opgelopen. Ze zal naar verwachting in de tweede helft van 2021 worden afgerond.
Reikwijdte en proces van de evaluatie
In principe heeft de evaluatie van de strategie betrekking op alle relevante aspecten van het monetair beleid van de ECB binnen haar mandaat. De onderwerpen kunnen worden ingedeeld volgens de primaire doelstelling van de ECB en andere relevante overwegingen. In verband met de primaire doelstelling moeten de volgende elementen worden onderzocht en besproken: Hoe kan de inflatie het best worden gemeten? Welke factoren werken de inflatie in de hand? Hoe doeltreffend en efficiënt zijn de monetairbeleidsinstrumenten van de ECB, zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar, om de inflatie te sturen? Hoe kan de doelstelling van prijsstabiliteit worden gekwantificeerd? Wat is de beste manier om over monetair beleid te communiceren? De belangrijkste andere relevante overwegingen zijn in hoeverre en onder welke voorwaarden het monetair beleid ook rekening kan houden met ontwikkelingen in de reële economie (namelijk de conjunctuurcyclus en de arbeidsvoorwaarden), risico’s voor de financiële stabiliteit en duurzaamheid van het milieu (klimaatverandering) wanneer een op prijsstabiliteit gericht beleid wordt nagestreefd. In dit verband omvat de evaluatie ook de wisselwerkingen tussen enerzijds het monetair beleid en anderzijds het begrotingsbeleid en het macroprudentieel beleid. Om een beter inzicht te krijgen in al die belangrijke thema’s, heeft de ECB 13 werkgroepen ingesteld (zie Figuur A). In deze werkgroepen werken personeelsleden van de ECB en van de nationale centrale banken (NCB’s) van het Eurosysteem nauw samen, om gezamenlijk de analyse voor te bereiden waarop de besprekingen in de Raad van Bestuur zullen worden gebaseerd.
Figuur A
Werkgroepen in verband met de evaluatie van de strategie van de ECB
Luisteren als een kernelement van het evaluatieproces
Om te waarborgen dat haar monetairbeleidsstrategie in ruime mate wordt begrepen en ondersteund, verzocht de ECB een breed scala van belanghebbenden om een bijdrage te leveren tot het evaluatieproces. Daartoe organiseerde de ECB een aantal uitwisselingen en luistersessies. De evaluatie van de strategie stond centraal in regelmatig en ad hoc gehouden uitwisselingen met leden van het Europees Parlement. Er waren ook specifieke sessies met de academische gemeenschap, en de evaluatie van de strategie werd een belangrijk thema van tal van conferenties en seminaries met universiteiten, marktdeelnemers, de centralebankwereld en de media, met als blikvanger het ECB Forum on Central Banking.
De burgers kregen de gelegenheid om hun standpunten via het portaal ‘De ECB luistert’ in te dienen. Gedurende een periode van acht maanden deelden ongeveer 4.000 burgers hun standpunten mee; deze werden opgenomen in een verslag en ter overweging voorgelegd aan de Raad van Bestuur. De thema’s die de burgers aan de orde stelden, omvatten prijsstabiliteit en de betekenis ervan in het dagelijks leven, een brede reeks economische kwesties, gaande van ongelijkheid, besparingen en pensioenen, werkloosheid en onzekere banen tot de economische vooruitzichten, en de klimaatverandering.
De evaluatie van de strategie gaf ook aanleiding tot een verdere versterking van de relaties van de ECB met niet-gouvernementele organisaties. In dit kader hielden de President van de ECB Christine Lagarde en het Directielid Philip R. Lane op 21 oktober 2020 het eerste evenement “De ECB luistert”. Dit virtuele evenement werd bijgewoond door 22 vertegenwoordigers van 18 maatschappelijke organisaties die actief zijn in negen verschillende sectoren. Verscheidene organisaties merkten op dat de huidige crisis een kans biedt om de monetairbeleidsstrategie van de ECB te herzien, en daarbij rekening te houden met de bezorgdheid van het publiek en het maatschappelijk middenveld. Een samenvatting van de bijdragen van de maatschappelijke organisaties is te vinden op de website van de ECB. De ontvangen input wordt, samen met bijdragen van andere luistersessies, gebruikt in de lopende beraadslagingen van de Raad van Bestuur.
De ECB en de nationale centrale banken zullen gedurende het hele evaluatieproces, maar ook daarna, luistersessies blijven organiseren om in dialoog met alle belanghebbenden ervoor te zorgen dat de nieuwe monetairbeleidsstrategie die daaruit zal voortvloeien, door een groot publiek zal worden begrepen.
3 Europese financiële sector: verhoogde risico’s als gevolg van de pandemie
De financiële stabiliteit werd aanzienlijk beïnvloed door de verspreiding van de COVID-19-pandemie in 2020. De pandemie was niet alleen een volksgezondheidscrisis, maar leidde op de markten en in de sectoren ook tot een sterke toename van de risico’s voor de financiële stabiliteit. De centrale banken, regeringen en andere autoriteiten namen uitgebreide beleidsondersteunende maatregelen, waardoor de onmiddellijke risico’s voor de financiële stabiliteit konden worden beperkt. Desondanks blijven de risico’s op de middellange termijn groot. De voornaamste bezorgdheden zijn: een toenemende kwetsbaarheid voor correcties van de activaprijzen, grotere uitdagingen voor de schuldaflossing voor bedrijven, gezinnen en overheden, een verdere verzwakking van de winstgevendheid van banken, en krediet- en liquiditeitsrisico’s voor niet-banken. In deze context ging de ECB tot actie over om de financiële schokken als gevolg van de pandemie te dempen. In het bijzonder werden macroprudentiële beleidsmaatregelen getroffen om de kredietstroom naar de economie in stand te houden, en nam ECB-Bankentoezicht microprudentiële maatregelen om de impact van de crisis te verzachten en om de veerkracht van de Europese banksector te bevorderen. In 2020 bleef de ECB bijdragen aan structurele kwesties, waaronder de voltooiing van de kapitaalmarktenunie en de aanpak van de toenemende uitdagingen die klimaatrisico’s met zich kunnen meebrengen voor het financiële stelsel van het eurogebied.
3.1 De omgeving voor de financiële stabiliteit in 2020
Uitdagingen op het gebied van financiële stabiliteit voor banken en niet-banken
De coronaviruspandemie versterkte de bestaande risico’s voor de financiële stabiliteit, die de ECB in voorgaande jaren vaststelde. De pandemie, de onzekerheid over het toekomstige verloop ervan en de impact ervan op de economische vooruitzichten en de schuldenlast van overheden, bedrijven en gezinnen waren in 2020 de belangrijkste factoren die de risico’s voor de financiële stabiliteit beïnvloedden. De economische impact van de crisis in de landen van het eurogebied is zeer aanzienlijk geweest, met heterogene effecten op de groei van de toegevoegde waarde in de landen en sectoren, en een uitgesproken toename van de schuldenlast van bedrijven en overheden, in het bijzonder in landen die al een hoge schuldenlast hadden. Een ongelijk herstel tussen sectoren en landen verhoogde het risico van versnippering. Banken werden ook met hogere risico’s geconfronteerd, door het vooruitzicht van een verslechterende kwaliteit van activa als gevolg van de daling van de economische bedrijvigheid. Buiten de banksector ondervonden beleggingsfondsen, met inbegrip van geldmarktfondsen, in maart een uitstroom die qua omvang vergelijkbaar is met die tijdens de globale financiële crisis, waardoor de onrust op de markten werd versterkt. Fondsen waren steeds kwetsbaarder geworden voor grootschalige uitstromen, omdat ze zich, aangemoedigd door de lagerenteomgeving, de laatste jaren tot meer risicovolle en illiquide activa hadden gericht. Ook verzekeraars probeerden hun rendement te verhogen in een bijzonder uitdagend klimaat dat werd gekenmerkt door lage rentetarieven en toenemende schadeclaims als gevolg van de pandemie.
Voor de financiële stabiliteit werden vier belangrijke risico’s vastgesteld
Op de korte termijn werden de risico’s voor de financiële stabiliteit als gevolg van de pandemie beperkt door massale en tijdige beleidsondersteuning. Door het belang van de beleidsmaatregelen om de impact van de pandemie op de economische en financiële stabiliteit te beperken, is het even belangrijk dat de afbouw van deze steunmaatregelen goed wordt beheerd. De ECB stelde in 2020 vier belangrijke risico's voor de financiële stabiliteit van het eurogebied vast over een periode van twee jaar en besprak die in haar halfjaarlijkse Financial Stability Review (zie Figuur 1):
Figuur 1
Belangrijkste risico’s voor de financiële stabiliteit in het eurogebied
- Ten eerste werden sommige markten door de hoge activaprijzen en de hernieuwde bereidheid om risico’s te nemen steeds gevoeliger voor correcties. Na de beroering in maart stond een opmerkelijke maar ongelijke heropleving op de financiële markten in de zomer in contrast met zwakke economische fundamentals, waarbij beleggers mogelijk meer gewicht toekenden aan de meer beperkte neerwaartse economische risico’s naarmate het jaar vorderde, en aan de ondersteunende economische beleidsmaatregelen. De goede resultaten van sommige aandelenmarkten in het bijzonder leidden tot enige bezorgdheid over een ontkoppeling van de onderliggende economische fundamentals. De kredietspreads vielen over het gehele ratingspectrum terug tot hun niveau van vóór de pandemie en leken krap gezien de economische vooruitzichten, vooral voor het hoogrentende segment van de bedrijfsobligatiemarkt.
- Ten tweede namen de kwetsbaarheden toe in de niet-financiële private en publieke sectoren. Regeringen in het hele eurogebied zetten een brede waaier aan fiscale steunmaatregelen in als reactie op de pandemie, die in 2020 aanzienlijke begrotingstekorten met zich meebrachten. Tegelijkertijd namen bedrijven kredietlijnen op en gaven ze grote hoeveelheden obligaties uit om aan hun liquiditeitsbehoeften te voldoen. Hogere overheids- en bedrijfsschulden kunnen daarom in de toekomst aanleiding geven tot hernieuwde bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld. De financiële positie van de gezinnen werd in bescheiden mate beïnvloed door de pandemie dankzij inkomenssteunregelingen van de overheid. Een abrupte beëindiging van de maatregelen zou echter kunnen leiden tot een verminderd schuldaflossingsvermogen van de gezinnen en een verdere verzwakking van de al kwetsbare bedrijfsfundamentals. Ook het risico van een correctie op de markten voor residentieel en commercieel vastgoed nam in 2020 toe, met steeds zichtbaarder tekenen van overwaardering voor het eurogebied als geheel, en een abrupte en aanhoudende daling van de bedrijvigheid op de markt voor commercieel vastgoed.
- Ten derde werden de banken in het eurogebied geconfronteerd met een combinatie van toenemende bezorgdheid over de kwaliteit van activa, aanhoudende structurele problemen en een voortdurende druk op hun winstgevendheid. Verwacht werd dat de winstgevendheid van de banken zwak zou blijven en zich slechts zeer geleidelijk zou herstellen tot het niveau van vóór de uitbraak van de pandemie. Bovendien werden in 2020 de eerste tekenen van een verslechterende kwaliteit van de activa waargenomen, wat uiteindelijk zal leiden tot kredietverliezen en niet-renderende leningen.
- Ten vierde bleven de kwetsbaarheden toenemen in de niet-bancaire financiële sector doordat er opnieuw meer risico’s werden genomen. Na een terugkeer van de instroom, verminderden beleggingsfondsen in het eurogebied het aandeel van liquide activa en verhoogden ze hun blootstellingen aan niet-financiële bedrijfsobligaties met een langere looptijd en een lagere rating. Dit maakt beleggingsfondsen kwetsbaar voor een grote uitstroom indien er in de toekomst opnieuw onrust zou optreden. Tegelijkertijd werden verzekeraars geconfronteerd met winstgevendheidsproblemen als gevolg van lagere verzekeringsvolumes en hogere schadeclaimvoorzieningen door zowel de pandemie als een relatief hoog aantal natuurrampen in 2020.
De mogelijkheid dat deze risico’s tegelijkertijd werkelijkheid worden en misschien elkaar versterken, verhoogt de risico’s voor de financiële stabiliteit nog verder.
Risico’s op langere termijn mogen niet over het hoofd worden gezien
In 2020 wees de ECB ook op andere kwetsbaarheden buiten de korte tot middellange termijn die een negatieve impact kunnen hebben op de financiële sector, in het bijzonder op de risico’s van de klimaatverandering voor de financiële stabiliteit (zie Kader 3) en op de operationele risico’s als gevolg van cyberkwetsbaarheden.
Kader 3
De ECB en de klimaatverandering
De uitdagingen aangaan die voortvloeien uit de impact van de klimaatverandering is een centrale prioriteit geworden voor beleidsmakers over de hele wereld, ook voor centrale banken. De potentiële gevolgen van fysieke risico’s en transitierisico’s van klimaatverandering zijn breed en treffen dus heel wat werkgebieden, ook binnen de ECB en ECB-Bankentoezicht. De ECB onderzoekt alle mogelijke manieren waarop zij binnen haar mandaat de risico’s van klimaatverandering kan helpen beperken. In dit verband richtte de ECB onlangs een climate change centre op om haar klimaatagenda vorm te geven en te sturen, rekening houdend met alle perspectieven die relevant zijn voor centraal bankieren.
De bijdrage van de ECB aan beleidsbesprekingen over klimaatverandering
De impact van de klimaatverandering wordt vanuit meerdere invalshoeken nauwlettend gevolgd door medewerkers van de ECB. Klimaatrisico’s zullen worden opgenomen in de modellen en prognosemethodes van de ECB, en de gevolgen ervan voor de uitvoering van het monetaire beleid, voor de financiële stabiliteit en voor de eigen beleggingsportefeuilles van de ECB zullen worden beoordeeld. Groene obligaties (green bonds) zijn belangrijker geworden in de programma’s voor de aankoop van activa van de ECB en nieuwe soorten klimaatgerelateerde financiële instrumenten worden nauwlettend gecontroleerd. Toezichthouders ondernemen ook acties om banken bewust te maken van de risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering, om ervoor te zorgen dat die risico’s naar behoren in aanmerking worden genomen en beheerd in de strategieën van banken. Tegen deze achtergrond geeft dit Kader een overzicht van de belangrijkste werkgebieden van de ECB met betrekking tot dit transversale onderwerp. Dat zijn de kernbeleidsgebieden financiële stabiliteit en prudentieel beleid, macro-economische analyse en monetair beleid, financiëlemarkttransacties en risicobeheer, financiëlemarktinfrastructuren en betalingen, onderzoek en statistieken, en EU-beleid en financiële regelgeving. Er wordt een beschrijving gegeven van de belangrijkste activiteiten binnen de ECB, binnen het Eurosysteem en in internationale fora. De aandacht wordt ook gevestigd op het werk dat in de toekomst moet worden verricht en op de belangrijkste uitdagingen waarop de ECB-medewerkers zich de komende jaren zullen focussen.
Wat de financiële stabiliteit betreft, werkt de ECB, samen met het Comité voor financiële stabiliteit van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en in nauwe samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), aan geavanceerde monitoring en evaluatie van klimaatrisico’s. De resultaten van het eerste werkjaar rond dit thema werden in juni 2020 gepubliceerd in een ESRB-verslag. In zijn tweede bestaansjaar wil het projectteam een dashboard voor risicomonitoring ontwikkelen voor financiële intermediairs en nieuwe modelbenaderingen verkennen om de langetermijnafwegingen van klimaatrisico’s vast te leggen. De blootstellingen van financiële intermediairs aan klimaatgerelateerde risico’s werden verder geanalyseerd in specifieke Kaders in het Financial Stability Review van de ECB. De ECB ontwikkelt ook een top-down klimaatstresstest voor de hele economie, gebaseerd op uiterst gedetailleerde informatie over de kwetsbaarheid van bedrijven voor klimaatrisico’s en de blootstellingen van banken. Deze oefening zal op basis van toekomstgerichte scenario’s het publieke debat informeren over de relevantie van transitierisico’s en fysieke risico’s over een periode van 30 jaar en zal de basis leggen voor eventuele macroprudentiële beleidsmaatregelen in dit domein.
ECB-Bankentoezicht publiceerde in november 2020 de ECB-Gids inzake klimaat- en milieurisico’s, waarin ze haar toezichtsverwachtingen binnen het huidige prudentiële kader uiteenzet. In die gids wordt beschreven hoe de ECB van instellingen verwacht dat ze klimaat- en milieugerelateerde risico’s in aanmerking nemen wanneer ze hun bedrijfsstrategie en hun kaders voor bestuur en risicobeheer formuleren en implementeren. Verder wordt uitgelegd hoe de ECB verwacht dat instellingen meer en transparanter klimaat- en milieugerelateerde informatie verschaffen. Bovendien beoordeelde de ECB in een verslag de informatieverschaffing over de klimaat- en milieugerelateerde risico’s van alle instellingen die onder haar direct toezicht staan. Hoewel er enige verbetering is sinds het voorgaande jaar, wordt in het verslag vastgesteld dat openbaarmakingsverklaringen slechts karig worden gestaafd met relevante kwantitatieve en kwalitatieve informatie en dat de meeste instellingen hun risicoprofiel nog niet uitgebreid bekendmaken.
De ECB onderzoekt bovendien de macro-economische impact van klimaatrisico’s. Ze bestudeert in het bijzonder de macro-economische risico’s die rechtstreeks voortvloeien uit klimaatverandering en uit beleidsmaatregelen ter beperking van en aanpassing aan het klimaatrisico. ECB-medewerkers bekijken ook of macro-economische modellen en de macro-economische prognoses die de monetairbeleidsbeslissingen ondersteunen, moeten worden aangepast. De ECB heeft een analyse gemaakt van de macro-economische gevolgen van de klimaatverandering voor de monetairbeleidsvoering. De nadruk lag op de gevolgen van klimaatverandering en het daarmee verband houdende transitiebeleid voor: (i) de transmissie van monetair beleid en kredietverlening; (ii) de natuurlijke rente en de monetairbeleidsruimte; en (iii) de monetairbeleidsvoering tegen de achtergrond van intensiever en volatieler macro-economische schokken. Naar aanleiding van de evaluatie van de monetairbeleidsstrategie werd ook aandacht besteed aan de potentiële invloed van klimaatverandering op het monetaire beleid, rekening houdend met de opdracht om de prijsstabiliteit te handhaven en het algemene economische beleid in de Unie te ondersteunen, om de doelstellingen van de Unie te helpen behalen die bepaald zijn in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Bovendien bepaalt artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat de eisen over milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.
De ECB denkt ook na over hoe ze klimaatveranderingsoverwegingen kan aanpakken binnen de kaders van het Eurosysteem voor de uitvoering van het monetaire beleid en het risicobeheer. Deze analyse draait om een verbetering van de beschikbare informatie over de blootstelling van economische actoren aan risico’s en kansen in verband met de klimaatverandering. De momenteel beschikbare gegevens zijn echter inconsistent, grotendeels onvergelijkbaar en soms onbetrouwbaar. De ECB dringt daarom aan op meer gestandaardiseerde en wijdverbreide openbaarmaking van klimaatgerelateerde informatie. In dit verband wil de ECB, als gebruiker van kredietratings, ook begrijpen hoe de risico’s van klimaatverandering in aanmerking worden genomen in de respectieve ratingprocessen. Hoewel erkend wordt dat kredietratingbureaus een aantal stappen hebben ondernomen om in hun ratings rekening te houden met de milieurisico’s, is er nog veel verbetering mogelijk, vooral in verband met de openbaarmaking van de relevantie en de materialiteit van de klimaatveranderingrisico’s in kredietratings.
In het pensioenfonds voor haar personeel, dat passief wordt beheerd door twee externe vermogensbeheerders, voert de ECB een breed duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeringsbeleid (DMVI). Ze doet dat op basis van selectieve uitsluiting en richtlijnen voor het stemmen bij volmacht waarin ESG-normen (Environmental, Social, Governance, oftewel hun inzet voor milieu, maatschappij en goed bestuur) zijn opgenomen. In 2020 werden alle conventionele aandelenreferentie-indexen voor het personeelspensioenfonds vervangen door hun koolstofarme equivalenten, waardoor de koolstofvoetafdruk van de aandelenportefeuilles aanzienlijk verkleinde. In de toekomst wil de ECB onderzoeken of de koolstofarme referentie-indexen kunnen worden uitgebreid naar de vastrentende activacategorieën. In haar eigenvermogensportefeuille past de ECB een thematische DMVI-strategie toe waarmee ze het aandeel van groene obligaties wil verhogen. Deze strategie wordt geleidelijk uitgevoerd door middel van directe aankopen van groene obligaties op secundaire markten, aangevuld met blootstellingen via andere beleggingsvehikels.
Kwaliteitsvolle klimaatgerelateerde statistieken en gegevens zijn een noodzakelijke eerste vereiste om klimaatveranderingsthema’s en de daarmee verband houdende relevante risico’s voor centrale banken weloverwogen te kunnen analyseren. Om hieraan tegemoet te komen, stelde het Comité statistieken van het ESCB een systematisch overzicht op van de bestaande gegevensbronnen, gebruikersbehoeften, methodologische uitdagingen en op te vullen gegevenslacunes. In een omgeving van veranderende gebruikersbehoeften zullen er op statistisch vlak eerst een reeks indicatoren moeten worden ontwikkeld, aanvankelijk op experimentele basis, die betrekking hebben op het aantal groene financiële instrumenten, de koolstofvoetafdruk van financiële instellingen en hun blootstelling aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s.
ECB-medewerkers voeren steeds meer onderzoeksprojecten uit op het gebied van klimaatverandering. In de ECB Working Paper Series werden al een aantal onderzoeksverslagen gepubliceerd, waaronder een studie naar de impact van natuurrampen op de inflatie[26], een analyse van de rol van de financiële markten in de groene transitie[27], een studie naar de optimale vormgeving van een koolstoftaks[28] en een analyse van het verband tussen COVID-19-infecties en lokale milieukenmerken[29]. Momenteel wordt er onder meer rond de volgende thema’s onderzoek gedaan: analyses van de risicoblootstellingen van grote banken, de rol die banken spelen bij het aanwakkeren van klimaatverandering, de prijsbepaling van groene obligaties, het effect van het EU-emissiehandelsysteem op de vervuiling door bedrijven, de verzekeringskloof tegen klimaatverandering, de impact van klimaatverandering op de prijsstelling van aandelen en het effect van koolstofheffingen op het koolstofarm maken van de economie.
Wat betreft de financiëlemarktinfrastructuren (FMI’s) en betalingen, lanceerde de ECB, in samenwerking met andere nationale centrale banken (NCB’s) van het eurogebied, twee werkstromen: de eerste is erop gericht te begrijpen hoe de milieuvoetafdruk van niet-cashbetalingen het best kan worden onderzocht, de tweede wil inzicht krijgen in de potentiële impact van klimaatrisico’s op FMI’s, waarbij de aandacht in eerst instantie uitgaat naar centrale tegenpartijen. Op het gebied van bankbiljetten zetten de ECB, de NCB’s van het Eurosysteem en de geaccrediteerde producenten hun inspanningen voort om eurobankbiljetten groener te maken. De volgende overeengekomen doelstellingen omvatten de overstap naar milieuvriendelijker grondstoffen en de uitvoering van specifieke projecten om de milieu-impact van bankbiljetten tijdens de productie, tijdens het gebruik ervan en aan het einde van hun levensduur te verminderen.
De ECB bleef in Europese en internationale fora bijdragen aan de ontwikkeling van het regelgevende kader. Ze gaf een impuls aan de beleidsagenda van de EU door een uitgebreid antwoord van het Eurosysteem te publiceren op de openbare raadplegingen van de Europese Commissie over de vernieuwde strategie voor duurzame financiering en de herziening van de richtlijn over de bekendmaking van niet-financiële informatie. Als lid van de technische deskundigengroep over duurzame financiering en de opvolger daarvan – het Platform voor duurzame financiering – steunde de ECB EU-beleidsinitiatieven over de taxonomie en de verbetering van de bruikbaarheid ervan voor de banksector. Onlangs heeft de ECB mogelijke EU-normen voor niet-financiële verslaglegging helpen voorbereiden. De ECB benadrukt in internationale fora (waaronder de G7, de G20 en het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS)) ook dat het belangrijk is dat er internationaal consistente regelgevende kaders worden ontwikkeld en dat een versnipperde regelgeving wordt voorkomen.
Als lid van het Network for Greening the Financial System (NGFS) is de ECB actief betrokken geweest bij de bevordering van een vlotte transitie naar een koolstofarme economie, en heeft zij belangrijke bijdragen geleverd aan alle vijf specifieke werkstromen waarin het netwerk zijn werkzaamheden heeft ingedeeld (microprudentieel en toezicht; macrofinancieel; verhoging van de groene financiering; vullen van gegevenslacunes; onderzoek). Ter erkenning van haar actieve rol en bijdrage, is de ECB in 2020 toegetreden tot het uitvoerend orgaan (het Steering Committee) van het netwerk. De ECB draagt ook bij aan de BCBS high level taskforce over klimaatgerelateerde financiële risico’s (Task Force on Climate-related Financial Risks - TFCR). Die taskforce werkt aan twee analytische verslagen, een over transmissiekanalen van klimaatrisico’s en een over meetmethodes.
Duurzaamheid- en milieuprestaties van de ECB
In 2020 vierde de ECB het 10-jarige bestaan van haar gecertificeerd milieubeheersysteem, dat wordt uitgevoerd in overeenstemming met het Europees milieubeheer- en milieuauditsysteem (Eco-Management and Audit Scheme - EMAS) en ISO 14001. In de afgelopen tien jaar hebben inspanningen om de milieuprestaties van de ECB te verbeteren zichtbare resultaten opgeleverd. Tussen 2008 en 2019 verkleinde de koolstofvoetafdruk van de ECB met 38%, ondanks een aanzienlijke toename van de rapporteringsgebieden en werkplekken. In dezelfde periode werden de emissies per werkplek met 75% verlaagd, voornamelijk door een daling van het energieverbruik, de aankoop van hernieuwbare elektriciteit en minder emissies door woon-werkverkeer van het personeel (vóór de omschakeling naar telewerk in 2020). Meer details over de milieuprestaties van de ECB zijn opgenomen in de actualisering in 2020 van de milieuverklaring van de ECB.
In 2020 voerde de ECB diverse activiteiten uit om de milieuprestaties van haar dagelijkse werking te verbeteren, ondanks de uitdagingen van de COVID-19-pandemie. Er werden bijenkorven, insectenhotels en vogel- en vleermuizenhuizen geïnstalleerd om de biodiversiteit op de ECB-campus verder te bevorderen en de beregeningsschema’s werden aangepast om het waterverbruik van de ECB verder te verlagen. Hoewel de hygiënevoorschriften het afvalsysteem van de ECB hebben beïnvloed, zullen de inspanningen om restafval te verminderen worden voortgezet, zal waar mogelijk voor herbruikbare oplossingen worden gekozen en zal de afvalinfrastructuur op de kantoorverdiepingen worden verbeterd. In 2020 werden activiteiten voor de bewustmaking en de verhoging van de betrokkenheid van het personeel uitsluitend online uitgevoerd, met lezingen en workshops over hoe de milieu-impact van thuiswerken kan worden verlaagd. Deze activiteiten omvatten een deelname aan het WWF Earth Hour, de Earth Overshoot Day, de Europese Mobiliteitsweek en de Europese Week van de Afvalvermindering.
Aangezien de pandemie leidde tot minder zakenreizen en meer online meetings, wordt besproken om zakenreizen ook op de lange termijn te verminderen en om een systematische aanpak te ontwikkelen voor duurzame vergaderingen en evenementen, zowel fysiek als online.
Naar de toekomst toe zal de ECB nog ambitieuzere milieudoelstellingen vooropstellen, in overeenstemming met de toonaangevende internationale inspanningen om de klimaatverandering te bestrijden, terwijl ze haar methodes om haar CO2-uitstoot aan te pakken zal blijven verfijnen en haar resterende CO2-uitstoot samen met een groeiend aantal Europese instellingen zal blijven compenseren. Ten slotte is de ECB van plan om vanaf 2022 niet alleen verslag uit te brengen over haar milieuprestaties, maar over haar algehele duurzaamheid.
3.2 Macroprudentieel beleid om de procycliciteit van de banksector te matigen en het economische herstel te steunen
Macroprudentiële beleidsmaatregelen zijn een belangrijk instrument om kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit aan te pakken
Kwetsbaarheden in het financiële systeem die systeemrisico’s kunnen veroorzaken, kunnen worden aangepakt door middel van macroprudentieel beleid. De SSM-verordening kent de ECB op dit gebied een belangrijke rol en specifieke bevoegdheden toe. De ECB heeft de opdracht om toekomstige macroprudentiële maatregelen voor banken, die zijn bepaald in de EU-wetgeving en goedgekeurd door de nationale autoriteiten van landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM), te beoordelen, en heeft de bevoegdheid om strengere maatregelen toe te passen dan die op nationaal niveau. Als reactie op de uitbraak van het coronavirus in 2020 namen de nationale autoriteiten in het eurogebied, in overleg met de ECB, belangrijke macroprudentiële beleidsmaatregelen om de financiële stabiliteit te waarborgen en de economische gevolgen van de pandemieschok te verzachten.
Proactief macroprudentieel beleid om de economie te ondersteunen en de financiële stabiliteit te bewaren
De ECB steunde proactief de beleidsmaatregelen van macroprudentiële autoriteiten in het eurogebied
De ECB koos voor een proactieve aanpak en handelde snel op het gebied van het macroprudentieel beleid, waardoor zij de reële economie aanzienlijk hielp ondersteunen en tegelijkertijd de financiële stabiliteit waarborgde. Ze stimuleerde en ondersteunde de beleidsmaatregelen van macroprudentiële autoriteiten in de landen die aan het SSM deelnemen, door het kapitaal van banken beschikbaar te stellen om verliezen op te vangen en leningen aan gezinnen en bedrijven te ondersteunen. Deze nationale autoriteiten gaven meer dan € 20 miljard aan kapitaalbuffervereisten vrij[30], voornamelijk door de volledige of gedeeltelijke vrijgave van contracyclische kapitaalbuffers.
Voor de doeltreffendheid van het macroprudentieel beleid is het van cruciaal belang dat kapitaalbuffers bruikbaar zijn. Daartoe moedigde de ECB banken aan hun kapitaal- en liquiditeitsbuffers te gebruiken om kredieten te verlenen en verlies op te vangen. Zo hielp ze de reële economie in evenwicht houden. De bruikbaarheid van de buffers werd verder ondersteund doordat de banken werd toegestaan tot minstens eind 2022 lagere dan vereiste kapitaal- en liquiditeitsbuffers aan te houden, zonder dat daarbij automatisch toezichtacties op gang worden gebracht. Bovendien benadrukte de ECB dat ze banken niet zou verplichten hun kapitaalbuffers aan te vullen voordat de piek in kapitaaluitputting is bereikt, en in ieder geval niet vóór eind 2022.
Het is wenselijk macroprudentiële beleidsruimte te creëren door middel van meer buffers die kunnen worden vrijgegeven
Het besef neemt toe dat op middellange termijn een nieuw evenwicht tussen structurele en cyclische kapitaalvereisten wenselijk lijkt om macroprudentiële beleidsruimte te creëren. De ontwikkelingen in de loop van 2020 toonden aan dat, naast het totale niveau van het bankkapitaal, vrij te geven buffers die in goede tijden worden opgebouwd belangrijk zijn om in een recessie verlies te helpen opvangen en krediet te helpen verstrekken. De macroprudentiële beleidsruimte was bij het begin van de pandemie beperkt, aangezien de contracyclische kapitaalbuffers, die volledig kunnen worden vrijgegeven, slechts een klein deel van het bankkapitaal in het eurogebied uitmaken (0,11%, tegen een tier 1-kernkapitaalratio van 14,9%).[31] Dit weerspiegelde voornamelijk het trage herstel van de financiële cyclus in de nasleep van de financiële crisis en de overheidsschuldencrisis. In de toekomst kan, naarmate de omstandigheden weer normaal worden, een herziening van het bufferkader gerechtvaardigd zijn om te beoordelen of een nieuw evenwicht tussen structurele en cyclische buffers voor voldoende flexibiliteit kan helpen zorgen in de vorm van vrij te geven buffers om op periodes van economische neergang te reageren.
Daarnaast bleef de ECB haar communicatie over macroprudentiële beleidskwesties verbeteren en maakte ze de lopende werkzaamheden en de opinies van de ECB op dit gebied transparanter.[32] De Financial Stability Review van november 2020 bevatte een paragraaf waarin een toekomstgericht macroprudentieel perspectief werd gegeven op het aanvullen van kapitaalbuffers. Naast toespraken, persberichten en andere publicaties, zoals Occasional Papers, bleef de ECB haar tweejaarlijkse Macroprudential Bulletin publiceren, waarin analytische ontwikkelingen en beoordelingen van actuele macroprudentiële kwesties worden voorgesteld. Voortbouwend op de ervaring die tijdens de crisis werd opgedaan, was de laatste editie van 2020 gewijd aan macroprudentiële kapitaalbuffers, waarbij inzicht werd gegeven in de impact op de kredietverlening, mogelijke belemmeringen voor buffergebruik en het belang van macroprudentiële manoeuvreerruimte. De ECB publiceerde op haar website ook een overzicht van de macroprudentiële maatregelen die momenteel gelden in de landen die onder het ECB-Bankentoezicht vallen.
Macroprudentiële beleidsbeslissingen in 2020
Overeenkomstig haar wettelijk mandaat, beoordeelde de ECB in 2020 kennisgevingen van de nationale autoriteiten in het eurogebied over 116 macroprudentiële beslissingen in verband met instrumenten die gericht zijn op cyclische en structurele systeemrisico’s en andere maatregelen op grond van Artikel 458 van de Verordening Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation - CRR). Dit omvatte ook kennisgevingen door Българска народна банка (de Bulgaarse Nationale Bank) en Hrvatska narodna banka (de Kroatische Nationale Bank) in het laatste kwartaal van het jaar, nadat vanaf 1 oktober 2020 een nauwe samenwerking met deze banken werd opgestart. De meeste kennisgevingen betroffen de vaststelling van contracyclische kapitaalbuffers, de aanwijzing van mondiale en andere systeemrelevante instellingen (G-SII’s en O-SII’s) en de kalibratie van de respectieve kapitaalbuffers. De Raad van Bestuur van de ECB maakte geen bezwaar tegen de macroprudentiële beslissingen die in 2020 door de nationale autoriteiten werden gemeld.
Na de uitbraak van het coronavirus waren veel van de maatregelen die bij de ECB werden gemeld erop gericht de impact van de pandemieschok op de stabiliteit van het financiële stelsel en op de reële economie te beperken. Zo kozen verscheidene nationale autoriteiten ervoor een deel van de kapitaalbuffers vrij te geven die ze in de voorgaande jaren hadden opgebouwd.
Zes van de zeven eurolanden die de contracyclische kapitaalbuffers hadden geactiveerd, besloten die buffers geheel of gedeeltelijk vrij te geven en eerder aangekondigde verhogingen van de buffer in te trekken. Hiermee wilden ze de banken in staat stellen het vrijgegeven kapitaal te gebruiken om de reële economie te blijven ondersteunen - door leningen aan gezinnen en ondernemingen te verstrekken - en om potentiële kredietverliezen op te vangen. Op het moment dat dit verslag werd geschreven, waren Luxemburg en Slowakije de landen van het eurogebied die nog steeds een positieve contracyclische kapitaalbuffer hadden.
Wat betreft de macroprudentiële instrumenten die op andere risico’s zijn gericht, beoordeelde de ECB beslissingen van de nationale autoriteiten over O-SII-buffers, systeemrisicobuffers en macroprudentiële maatregelen overeenkomstig artikel 458 van de Verordening Kapitaalvereisten. Als reactie op de schok als gevolg van de coronapandemie besloten een aantal landen de systeemrisicobuffers geheel of gedeeltelijk vrij te geven en de O-SII-buffers aan te passen voor banken die anders beperkingen zouden ondervinden in het gebruik van de systeemrisicobuffers, gezien de interacties tussen de twee vereisten van artikel 131 van de Richtlijn Kapitaalvereisten.
Ten slotte besloten sommige landen de invoering van aangekondigde maatregelen uit te stellen, bijvoorbeeld de invoering van O-SII-buffers en die van een aangekondigde maatregel op grond van artikel 458 van de CRR.
Samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico's
De ECB bleef analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning bieden aan het secretariaat van het Europees Comité voor Systeemrisico’s (European Systemic Risk Board - ESRB), dat verantwoordelijk is voor de dagelijkse werkzaamheden van het ESRB. Dit laatste is verantwoordelijk voor het macroprudentiële toezicht op het financieel stelsel van de EU en voor de preventie en beperking van systeemrisico’s.
Het jaar stond in het teken van de COVID-19-pandemie. In reactie op het verschuivende risicopatroon schakelde het ESRB in april en mei 2020 over naar de crisismodus en organiseerde het vaker beleidsvergaderingen. Het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) droeg actief bij tot de reactie van het ESRB op de pandemie en de voortdurende identificatie en monitoring van potentiële systeemrisico’s. Het verleende ook algemene steun aan de werkzaamheden van het ESRB. Het nam bijvoorbeeld actief deel aan ESRB-werkzaamheden die hebben geleid tot een aantal maatregelen met betrekking tot: (i) de gevolgen voor het financiële stelsel van kredietgarantieregelingen en andere fiscale maatregelen ter bescherming van de reële economie; (ii) de illiquiditeit van de markt en de gevolgen daarvan voor vermogensbeheerders en verzekeraars; (iii) de impact van procyclische afwaarderingen van obligaties op markten en entiteiten in het gehele financiële stelsel; (iv) systeembrede beperkingen op dividenduitkeringen, inkopen van eigen aandelen en andere uitkeringen; en (v) liquiditeitsrisico’s die voortvloeien uit margestortingen. Daarnaast nam het ESCB deel aan de besprekingen binnen het ESRB over beleidskwesties op langere termijn die verband houden met de EU-banksector in het licht van de COVID-19-pandemie. Die resulteerden in een overzicht van de verschillende uitdagingen waarmee beleidsmakers in de toekomst kunnen worden geconfronteerd.
Na de geleidelijke terugkeer in de zomer naar de gebruikelijke beleidscyclus, bleef de ECB samen met het ESRB-secretariaat toezicht houden op de gevolgen voor de financiële stabiliteit van de begrotingsmaatregelen ter bescherming van de reële economie als gevolg van de COVID-19-pandemie. In juni 2020 werd onder leiding van de Algemene Raad van het ESRB een deskundigengroep opgericht. Die heeft de opdracht in de hele EU regelmatig toezicht uit te oefenen op de gevolgen voor de financiële stabiliteit van de tijdelijke maatregelen die regeringen hebben genomen in reactie op de COVID-19-pandemie. Ze legt daarbij de focus op grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende implicaties.
De ECB droeg ook bij aan de verdere ontwikkeling van risicomaatstaven voor niet-banken. Ze werkte ook mee aan de vijfde editie van de EU Non-bank Financial Intermediation Risk Monitor, die een overzicht geeft van de ontwikkelingen in de niet-bancaire financiële sector en de nadruk legt op de beoordeling van potentiële risico’s voor de financiële stabiliteit.
Verder ontwikkelde en implementeerde de ECB samen met het ESRB methodes voor een impactstudie naar de manier waarop verschillende klimaatveranderingscenario’s de financiële sector in de EU zouden kunnen beïnvloeden. In juni 2020 publiceerde het ESRB een verslag waarin ook een overzicht van de verschillende methodologieën werd gegeven, net als een beoordeling van de beschikbaarheid van gegevens en een overzicht van types blootstellingen van de financiële instellingen dat moet worden geanalyseerd bij de uitvoering van de klimaatrisicoanalyse.
Bovendien nam de ECB actief deel aan de European Systemic Cyber Group, die een analytisch kader ontwikkelt om cyberrisico’s te beoordelen.
De ECB was ook voorzitter van een taskforce die een ESRB-aanbeveling moest voorbereiden om het gebruik van het systeem voor de identificatie van juridische entiteiten (Legal Entity Identifier - LEI) in de EU verder te bevorderen. De werkzaamheden werden in september 2020 met succes afgerond, met de goedkeuring van de ESRB-aanbeveling over de identificatie van juridische entiteiten.
Tot slot was de ECB voorzitter van de ESRB-taskforce voor de stresstests, die de ongunstige scenario’s voorbereidde voor de stresstests van 2021 van de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Daartoe boden verschillende Directoraten-Generaal van de ECB kritische technische en modellerende ondersteuning aan de ESRB-taskforce.
Meer gedetailleerde informatie over het ESRB is beschikbaar op de website van dat comité en in zijn Jaarverslagen.
3.3 Microprudentiële activiteiten om de soliditeit van individuele banken te waarborgen
Bulgarije en Kroatië sloten zich als eerste lidstaten buiten het eurogebied aan bij het Europese bankentoezicht
In 2020 verwelkomde het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM) twee nieuwe leden. Bulgarije en Kroatië zijn de eerste landen buiten het eurogebied die zich aansluiten bij het Europees bankentoezicht overeenkomstig het nauwe samenwerkingskader dat is bepaald in de SSM-verordening voor lidstaten buiten het eurogebied. Op basis van de besluiten van de Raad van Bestuur om een nauwe samenwerking[33] met de Bulgaarse[34] en de Kroatische[35] Nationale Bank tot stand te brengen, nam het aantal belangrijke instellingen onder rechtstreeks toezicht van de ECB toe, door de toevoeging in oktober 2020 van vijf banken in Bulgarije en acht banken in Kroatië.[36] De ECB is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de minder belangrijke instellingen en de gemeenschappelijke procedures voor alle entiteiten onder toezicht in beide landen. De Bulgaarse en Kroatische Nationale Bank hebben elk een vertegenwoordiger in de Raad van Toezicht van de ECB. Die vertegenwoordigers hebben dezelfde rechten en plichten én stemrechten als alle andere leden.
ECB-Bankentoezicht voerde een efficiëntere organisatiestructuur en meer transparantie in
In 2020 veranderde ECB-Bankentoezicht in een matuurder en transparanter organisatie. Bankspecifiek toezicht werd gereorganiseerd volgens de bedrijfsmodellen van banken en ondersteund door teams van risico- of materiedeskundigen. De tweede verdedigingslinie – de toezichtsrisicofunctie – werd ingevoerd om strategische planning uit te voeren, terwijl de functie van toezicht ter plaatse structureel onafhankelijk werd. De nieuwe organisatiestructuur verlegt de focus naar meer risicogericht toezicht, waarbij de consistentie van de toezichtresultaten wordt gewaarborgd. De reorganisatie versterkte zowel de rol van de ECB als prudente, efficiënte en transparante toezichthouder als de samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten binnen het SSM.
In een poging de transparantie te verbeteren, publiceerde de ECB voor het eerst geaggregeerde gegevens naar bedrijfsmodel en bankspecifieke informatie over de Pijler 2-vereisten (Pillar 2 requirements - P2R), en dit een jaar eerder dan vereist door de herziene Verordening Kapitaalvereisten. Door individuele P2R te publiceren, wilde de ECB licht werpen op de toestand van de Europese banken, banken helpen hun eigen positie te vergelijken met die van hun collega’s en beleggers meer transparantie bieden.
Verder lanceerde de ECB een openbare raadpleging over de concept-Gids over de toezichtbenadering van de consolidatie in de banksector. Deze gids moet de transparantie en voorspelbaarheid van toezichtacties verbeteren en kredietinstellingen helpen om prudentieel duurzame projecten op te zetten.
Het Europese bankentoezicht reageerde snel op de uitbraak van de COVID-19-crisis met een pakket maatregelen ter verlichting van het toezicht
Het coronavirus bracht de hele wereld een ongekende schok toe, maar dankzij de actieve rol van het SSM in de afgelopen jaren vatten de Europese banken deze crisis aan met veel sterkere kapitaal- en liquiditeitsposities en een veel betere activakwaliteit. De ECB reageerde snel door verscheidene maatregelen te treffen ter verlichting van het toezicht om banken in staat te stellen verliezen op te vangen en leningen te blijven verstrekken aan de reële economie. De ECB moedigde bijvoorbeeld onder toezicht staande entiteiten aan om kapitaal- en liquiditeitsbuffers volledig aan te wenden, met inbegrip van de Pijler 2-aanbeveling, en maakte de markten duidelijk dat zij banken niet zouden mogen straffen omdat ze gebruikmaken van de geboden flexibiliteit.[37] Het toezicht werd versoepeld voor de behandeling van niet-renderende leningen, in het bijzonder om banken in staat te stellen ten volle te profiteren van garanties en moratoria die door overheidsinstanties werden ingevoerd.[38] De ECB paste een pragmatische (oftewel vereenvoudigde) benadering toe voor de cyclus 2020 van de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process - SREP).[39] De nieuwe aanpak verminderde de lasten voor onder toezicht staande banken, maar bleef zorgen voor een duidelijk en nauwkeurig beeld van hun soliditeit. Bovendien werden banken op dat moment aangemoedigd om de procycliciteit af te zwakken die in hun IFRS 9-voorzieningsmodellen voor kredietverliezen is vervat en om – indien dat nog niet werd gedaan – de IFRS 9-overgangskalender te beginnen toepassen die op grond van de Verordening Kapitaalvereisten beschikbaar is.[40] De ECB verlengde ook de deadlines voor bepaalde niet-kritische toezichtsmaatregelen en gegevensverzoeken, en voor de uitvoering van verbeteracties als gevolg van inspecties ter plaatse en onderzoeken van interne modellen.
Nadat ze de kwetsbaarheid van Europese banken tijdens de eerste weken van de COVID-19-crisis had geanalyseerd, herzag de ECB een aantal van haar besluiten. Ze verlengde bijvoorbeeld haar oorspronkelijke aanbeveling aan banken over dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen tot 1 januari 2021. Later verzocht de ECB de banken om geen dividenden meer uit te keren of ze te beperken tot 30 september 2021. Om de uitvoering van het monetaire beleid te vergemakkelijken, stond de ECB de banken bovendien toe om bepaalde blootstellingen aan centrale banken uit te sluiten van de hefboomratio.[41]
Alle maatregelen ter verlichting van het toezicht werden op een efficiënte en transparante manier aan banken en het publiek meegedeeld via diverse kanalen, waaronder brieven, een dialoog met de Joint Supervisory Teams, veelgestelde vragen (in het Engels), persberichten, blogberichten en toespraken.
Aan het begin van de COVID-19-crisis bood de ECB enige operationele flexibiliteit aan de entiteiten die zich op de Brexit aan het voorbereiden waren, maar later werd de toezichtdialoog hervat en versterkt. Veel banken boekten aanzienlijke vooruitgang of waren goed op weg om hun beoogde operationele modellen na Brexit te bereiken, waarmee ze in de EU risico’s zullen kunnen verhandelen, boeken en beheren op een manier die een prudent risicobeheer en een doeltreffend toezicht inhoudt. De ECB bleef duidelijk maken dat banken moesten voorbereid zijn op alle mogelijke uitkomsten aan het einde van de overgangsperiode. Er werd ook sterk op toegezien dat de onder toezicht staande banken hun beoogde operationele modellen binnen de vooraf overeengekomen termijnen haalden. Zo zouden eventuele uitstaande brexitrisico’s op middellange termijn consequent en doeltreffend worden aangepakt.
Het Europese bankentoezicht bleef zijn instrumenten verbeteren
Ten slotte voltooide de ECB, na een openbare raadpleging, de Gids waarin wordt beschreven hoe de ECB beoordeelt of de kredietrisicomodellen van de tegenpartijen van banken aan de regelgeving voldoen. Die is relevant voor banken die een aanvraag indienen om hun interne modellen uit te breiden of aan te passen, en voor het toezicht dat de ECB op dergelijke modellen uitvoert of voor haar onderzoeken van interne modellen. De ECB publiceerde ook het Richtsnoer over de drempel voor de beoordeling van de materialiteit van achterstallige kredietverplichtingen voor minder belangrijke instellingen, dat een consistentie met de regels voor de belangrijke instellingen verzekert.[42]
Meer gedetailleerde informatie over ECB-Bankentoezicht staat op de website en in het Jaarverslag 2020 van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.
3.4 De bijdrage van de ECB aan de Europese beleidsinitiatieven
Hervormingen van de regelgeving na de globale financiële crisis zorgden voor een veerkrachtiger financiële sector
Onder meer dankzij de aanzienlijke hervormingen van de regelgeving in de tien jaar na de globale financiële crisis, was het financiële systeem goed voorbereid om weerstand te bieden tegen de schokken die veroorzaakt werden door de COVID-19-pandemie. Ondanks een substantiële vooruitgang, moeten er nog altijd belangrijke juridische en institutionele uitdagingen worden overwonnen voordat Europese banken binnen een echt geïntegreerd kader kunnen werken, wat ook in het voordeel is van gebruikers van financiële diensten. Er moeten ook verdere inspanningen worden geleverd om kapitaalmarkten te ontwikkelen, en tegelijkertijd moet het regelgevende en toezichthoudende kader voor de niet-bancaire financiële sector worden versterkt. 2020 was ook een jaar waarin de Europese Unie ongekende acties ondernam op het gebied van economisch beleid. In juli 2020 kwamen de EU-leiders overeen dat de Unie voor het eerst in haar geschiedenis gezamenlijke schulden zou uitgeven als reactie op een gemeenschappelijke economische schok. Kader 4 geeft een overzicht van de bredere respons van de EU op de crisis en de gevolgen daarvan voor de reële economie en de financiële sector.
De bankenunie voltooien
De ECB droeg bij aan het debat over de voltooiing van de bankenunie
Na de brief van de voorzitter van de High-Level Werkgroep voor een Europees depositogarantiestelsel (European Deposit Insurance Scheme - EDIS) aan de voorzitter van de Eurogroep in december 2019, bleef de ECB bijdragen aan het debat in Europese fora over de voltooiing van de bankenunie.
Op haar vergadering eind november 2020 kwam de Eurogroep tot een mijlpaalovereenkomst over het herziene Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme en de vervroegde invoering van het achtervangmechanisme voor het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
Tegen deze achtergrond bleef de ECB bijdragen tot de gezamenlijke monitoringverslagen over risicovermindering (zie de editie van mei en de editie van november), die ze samen met de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad opstelde. Het verslag van november 2020 bevatte ook aanvullende analyses van niet-renderende leningen (non-performing loans - NPL) en het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (MREL). Op basis van het verslag van november 2020 en na een positieve beoordeling over risicovermindering, stemde de Eurogroep in met de vervroegde invoering van de gemeenschappelijke achtervangregeling.
Daarnaast steunde de ECB het debat over de grensoverschrijdende integratie van bankgroepen. In dit verband deden twee ECB-functionarissen in een gezamenlijke blog concrete voorstellen om een efficiënte allocatie van liquiditeitsmiddelen binnen bankgroepen te bevorderen en tegelijkertijd waarborgen te bieden aan de gastautoriteiten.[43]
Wat betreft de herziening van het raamwerk voor crisisbeheer, ondersteunde de ECB inspanningen om ervoor te zorgen dat het raamwerk voorziet in best practices om met kleinere depositobanken om te gaan. De ECB pleitte voor een verbetering van het raamwerk voor vroegtijdige interventiemaatregelen om de praktische uitvoering ervan te vergemakkelijken.[44] De ECB benadrukte ook hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat banken die failliet zijn verklaard of waarschijnlijk failliet zullen gaan binnen een redelijke termijn de bankmarkt kunnen verlaten. De besprekingen over het beleid voor crisisbeheer zullen worden voortgezet. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Europese Commissie het kader voor crisisbeheer en depositogarantie van banken is beginnen te herzien.
Vooruitgang boeken met de kapitaalmarktenunie
De ECB riep op tot hernieuwde inspanningen om de kapitaalmarktenunie te ontwikkelen
In 2020 riep de ECB op tot hernieuwde inspanningen om vorderingen te maken met de kapitaalmarktenunie (KMU), gezien de vele uitdagingen waaraan de EU het hoofd moet bieden.[45] Het gaat hierbij onder meer over de financiering van het herstel na COVID-19, de transitie naar een koolstofarme economie, de versterking van de internationale rol van de euro en de aanpak van de gevolgen van de Brexit voor financiële diensten, zoals benadrukt in de Financial Stability Review van de ECB van november 2020.
De ECB verwelkomde het nieuwe KMU-actieplan van de Europese Commissie dat in 2020 werd gepubliceerd, en benadrukte de nood aan concrete acties en echte politieke wil en ambitie om aanzienlijke vooruitgang te kunnen boeken. De ECB legde de nadruk op een aantal beleidsprioriteiten om kapitaalmarkten te stimuleren, waaronder die om de aandelenfinanciering te verhogen om groei en innovatie te ondersteunen.[46] De prioriteiten hebben betrekking op de harmonisatie van specifieke gebieden van de insolventieregels van ondernemingen en van de behandeling van roerende voorheffing en corporate actions na de handelsfase. Vooruitgang in de richting van convergentie van het toezicht, met inbegrip van maatregelvoorstellen voor een sterkere coördinatie van het toezicht of rechtstreeks toezicht door de Europese toezichthoudende autoriteiten, zal van essentieel belang zijn voor de consistente uitvoering van het single rulebook in de hele Europese Unie. Bovendien zouden initiatieven op het gebied van financiële vorming of pensioenspaaropties de burgers helpen de vruchten van de KMU te plukken.
De ECB bleef aanzienlijk bijdragen tot de KMU door de ontwikkeling en integratie van pan-Europese financiële marktinfrastructuren te ondersteunen (zie Paragraaf 4.3).
Herziening van het prudentiële kader voor banken en niet-banken
Een solide prudentieel kader voor niet-bancaire financiële instellingen is noodzakelijk
Delen van de niet-bancaire financiële sector, waaronder geldmarktfondsen en sommige beleggingsfondsen, ondervonden tijdens de onrust op de markt in maart aanzienlijke stress. Hoewel een belangrijker rol voor de niet-bancaire financiële bemiddeling in de financiering van de economie een van de doelstellingen van de KMU is, blijft het van cruciaal belang dat op deze sector effectief toezicht wordt gehouden.
De veerkracht van de niet-bancaire financiële sector vergroten op een manier die de macroprudentiële perspectieven weerspiegelt, is noodzakelijk om de systeemrisico’s die in deze sector zouden kunnen optreden, gepast aan te pakken. Zo bleef de ECB in 2020 pleiten voor macroprudentiële regelgevingshervormingen voor de niet-bancaire financiële sector en droeg zij in ruime mate bij aan de gerelateerde technische besprekingen in Europese en internationale fora.
De ECB ondersteunde initiatieven om de veerkracht van banken te waarborgen
Voor het prudentiële kader voor de banksector steunde de ECB het voorstel van de Europese Commissie om gerichte wijzigingen aan te brengen aan de Verordening Kapitaalvereisten als reactie op de COVID-19-pandemie. De ECB vond het een aanvulling op haar verlichtende toezichtmaatregelen en gaf haar standpunt in haar juridisch advies. De ECB ondersteunde in het bijzonder wijzigingen voor de overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van IFRS 9-voorschriften op het reglementair eigen vermogen, de tijdelijke uitbreiding van de voorkeursbehandeling van niet-renderende leningen die door nationale regeringen of andere overheidsinstanties worden gegarandeerd, en het uitstel van de toepassing van de hefboomratiobuffer voor mondiaal systeemrelevante banken.
Daarnaast stelde de ECB aanpassingen voor aan het mechanisme voor de tijdelijke uitsluiting van bepaalde blootstellingen aan centrale banken van de berekening van de hefboomratio, met het oog op doeltreffender monetairbeleidsmaatregelen om de economische impact van de COVID-19-pandemie te beperken en bankleningen aan gezinnen en bedrijven te ondersteunen. Verder wees de ECB, in overeenstemming met de norm van het Bazels Comité voor Bankentoezicht, op de noodzaak van meer flexibiliteit voor de bevoegde autoriteiten wanneer ze interne modellen voor marktrisico’s beoordelen, om het voor kredietinstellingen mogelijk te houden marktliquiditeit te verstrekken en marktmakingactiviteiten uit te voeren, waardoor de reële economie wordt ondersteund.
Kader 4
De begrotingsmaatregelen van de EU als reactie op de crisis en de gevolgen voor de banksector en de Europese integratie
Impact van de crisis en waarom een Europese reactie nodig was
Door de coronaviruspandemie kwamen de Europese economieën in 2020 voor ongekende uitdagingen te staan. Gezien de omvang en het gemeenschappelijke karakter van de economische schok drong een gemeenschappelijke respons zich op. Hoewel de coronaviruspandemie alle EU-lidstaten trof, dreigde de crisis op langere termijn een fragmentatie en potentieel kostbare divergenties tussen de landen te veroorzaken, die de interne markt zouden ondermijnen met negatieve gevolgen voor alle lidstaten.
Daarom raakte de Eurogroep in april 2020 het eens over een eerste reeks maatregelen – de zogenaamde drie vangnetten – om de lidstaten te helpen de onmiddellijke gevolgen van de noodzakelijke inperkingsmaatregelen voor hun economieën aan te pakken. De crisisondersteuning bij een pandemie van het Europees Stabiliteitsmechanisme, het pan-Europees garantiefonds van de EIB-groep (Europese Investeringsbank en Europees Investeringsfonds) en het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) zijn samen goed voor € 540 miljard aan leningen en garanties ter ondersteuning van Europese overheden, bedrijven en werknemers.
Naarmate de crisis aanhield, werd het steeds duidelijker dat door de omvang en de duur van de schok verdere uitzonderlijke steun nodig zou zijn. Eind juli 2020 bereikten de staatshoofden en regeringsleiders van de EU overeenstemming over de EU-begroting en over het eenmalige herstelfonds “Next Generation EU” (NGEU) van € 750 miljard dat via gemeenschappelijke EU-leningen wordt gefinancierd. De ECB was al vroeg voorstander van een gemeenschappelijk Europees economisch antwoord op de crisis. Ze droeg, in overeenstemming met de bevoegdheden die haar door het Verdrag werden verleend, bij tot de besprekingen in de EU-fora, door tijdig informatie te verstrekken over de Europese economische vooruitzichten en de verwachte financieringsbehoeften.
Belangrijkste kenmerken van de faciliteit voor herstel en veerkracht
Het NGEU-herstelinstrument is hoofdzakelijk bedoeld voor de landen die het zwaarst door de crisis zijn getroffen. Het grootste programma van het NGEU, de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility - RRF), zal tot € 312,5 miljard aan subsidies en tot € 360 miljard aan leningen verstrekken aan EU-lidstaten om vooraf overeengekomen investeringen en hervormingen te financieren. De uitbetalingen zullen plaatsvinden wanneer vooraf overeengekomen mijlpalen en doelstellingen met succes werden behaald en de investeringen en hervormingen moeten uiterlijk eind 2026 worden uitgevoerd. Deze gefinancierde investeringen en hervormingen moeten erop gericht zijn de veerkracht, de groei en het werkgelegenheidspotentieel van de economieën te versterken door gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen die elk jaar binnen het Europees semester worden bepaald. De investeringen en hervormingen moeten ook de groene en digitale transities helpen versnellen, waarbij ten minste 37% van alle RRF-financiering wordt bestemd voor klimaatgerelateerde uitgaven en 20% voor digitaliseringsprojecten.
Ondersteuning van het herstel van de reële economie en de gevolgen voor de overheidsschuld
Begrotingssteun, zowel op nationaal niveau als op EU-niveau, is van essentieel belang geweest om de impact van de pandemie op de economie te verzachten. Hoewel een tijdelijke diepe economische krimp onvermijdelijk was als gevolg van de lockdowns, was het belangrijk om blijvende schade aan de economie tot een minimum te beperken door de productiecapaciteit en de werkgelegenheid te beschermen. De Europese begrotingsmaatregelen bevorderen een gelijk speelveld voor de ondersteuning van bedrijven en gezinnen doordat ze steun verlenen aan lidstaten die bijzonder zwaar door de crisis zijn getroffen en die al een hoge overheidsschuld hadden vóór de crisis. Het NGEU-herstelinstrument kan een aanzienlijke macro-economische steun verlenen van bijna 5% bbp van het eurogebied, als het volledig wordt benut. Naar verwachting zal ongeveer twee derde van de subsidies die binnen het NGEU aan landen van het eurogebied worden toegekend naar zes landen met een schuldquote van meer dan 100% gaan.
De Europese begrotingsmaatregelen verlichten ook de grote last die de crisis op de nationale overheidsfinanciën legt. De automatische begrotingsstabilisatoren, fiscale stimuli en liquiditeitssteunmaatregelen dragen allemaal bij tot een sterke toename van de overheidsschuld en de financieringsbehoeften. De Europese vangnetten, en in het bijzonder het ambitieuze Europese herstelplan, hielpen, samen met ondersteunende monetairbeleidsmaatregelen, de financiële markten tot rust brengen en zeer gunstige kredietvoorwaarden voor overheden in stand houden ondanks de stijging van de overheidsschuld. De begrotingsmiddelen die de EU ter beschikking heeft gesteld, kunnen wellicht ongeveer een derde van de overheidsfinancieringsbehoeften als gevolg van de crisis in eurolanden met een hoge schuldenlast dekken en hun gerapporteerde schuld tegen 2026 met gemiddeld ongeveer 6% bbp verminderen.
Besmetting van de banksector vermijden
Hoewel de uiteindelijke gevolgen van de COVID-19-crisis voor de banksector onzeker blijven, bevonden de banken in het eurogebied zich bij de COVID-19-uitbraak in een heel andere situatie dan bij de aanvang van de financiële crisis van 2008. De kapitaalmiddelen en liquiditeitsratio’s van banken in de bankenunie zijn aanzienlijk toegenomen, wat de sector veerkrachtiger maakt. Bovendien kon ECB-Bankentoezicht dankzij de beleidsinstrumenten en het bestuurkader van de bankenunie snel cruciale beleidsbeslissingen nemen, die een grote impact hadden op het vermogen van banken om potentiële verliezen te doorstaan en tegelijkertijd de reële economie te blijven steunen. Deze maatregelen omvatten beperkingen op de uitkering van dividenden en de mogelijkheid om kapitaal- en liquiditeitsbuffers te gebruiken.
In 2020 beschermde de begrotingssteun aan de reële economie de banken in hoge mate tegen verliezen. Het is van cruciaal belang dat de doeltreffendheid van deze steun gewaarborgd blijft, aangezien de maatregelen die werden getroffen als reactie op de COVID-19-crisis niet voorzien in steun voor de financiële sector. Volgens de COVID-19 Vulnerability Analysis (kwetsbaarheidanalyse) van de ECB zou de banksector over het geheel genomen over voldoende kapitaal moeten beschikken om bestand te zijn tegen de stress als gevolg van de pandemie. Tegelijkertijd moeten de autoriteiten klaarstaan om verdere maatregelen te nemen als zich een zeer ernstig scenario zou voordoen.
Belang voor de Europese integratie
Hoewel Next Generation EU (NGEU) een tijdelijk instrument is, is het potentieel om dergelijke middelen bij toekomstige crisissen te activeren al een belangrijke verandering in het beleidsinstrumentarium van de EU. Voor het eerst verstrekt Europa tijdelijk financiering door middel van gemeenschappelijke leningen om het begrotingsbeleid op nationaal niveau aan te vullen. Dit biedt de mogelijkheid om in de toekomst op soortgelijke maatregelen een beroep te doen als zich vergelijkbare extreme omstandigheden zouden voordoen.
De tijdelijke gemeenschappelijke schulduitgifte binnen het NGEU – samen met de gezamenlijke schulduitgifte die al binnen SURE wordt ondernomen – betekent ook een verdere stap in de richting van de invoering van een Europees veilig actief. Die is cruciaal voor de versterking van de rol van de euro op de mondiale financiële markten en zal helpen bij de ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie. De succesvolle uitvoering van het NGEU zou bovendien de groei en convergentie op een zinvolle manier stimuleren en zo verdere fiscale integratie in de toekomst vergemakkelijken.
4 Soepel functioneren van marktinfrastructuur en betalingsverkeer
Een van de belangrijkste taken van het Eurosysteem is het waarborgen van de soepele werking van het betalingsverkeer. Deze taak is nauw verbonden met de verantwoordelijkheden van het Eurosysteem op het gebied van monetair beleid en financiële stabiliteit. Het Eurosysteem speelt een centrale rol bij de ontwikkeling en het functioneren van, en het toezicht op de marktinfrastructuur die het vrije verkeer van betalingen, effecten en onderpand door heel Europa faciliteert. Ook fungeert het Eurosysteem als katalysator voor integratie en innovatie op de betaal- en effectenmarkt.
4.1 TARGET-diensten
De TARGET-diensten van het Eurosysteem bestaan uit drie vereveningsdiensten: TARGET2, een real-time bruto-vereveningssysteem (real-time gross settlement – RTGS) voor betalingstransacties in euro die verband houden met de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem en met interbancaire en commerciële transacties; TARGET2-Securities (T2S), een gemeenschappelijk platform voor effectenafwikkeling op Europese schaal; en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS), waarmee betaaldienstverleners hun klanten de mogelijkheid bieden om het hele jaar door 24 uur per dag in real-time geld over te maken.
Ruim 1.000 banken gebruiken TARGET2 om transacties in euro voor eigen rekening of voor die van hun klanten te initialiseren. Als bijkantoren en dochterondernemingen worden meegeteld, zijn ruim 44.000 banken in de hele wereld bereikbaar via TARGET2. In 2020 verwerkte TARGET2 gemiddeld 345.006 betalingen per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 1,8 biljoen.
In 2022 wordt TARGET2 vervangen door T2
Als gevolg van technologische ontwikkelingen, nieuwe regelgeving en veranderende gebruikersbehoeften is het betaallandschap de afgelopen tien jaar flink veranderd. Daarom is het Eurosysteem van plan TARGET2 te vervangen door T2, een nieuw systeem voor enerzijds RTGS en anderzijds centraal liquiditeitsbeheer voor alle TARGET-diensten. T2 is gebaseerd op de ISO 20022 messaging-standaard en maakt betalingen in meerdere valuta's mogelijk.
In het licht van de uitdagingen van de coronapandemie en het uitstel van de wereldwijde migratie van de messaging-standaard voor grensoverschrijdende betalingen van SWIFT naar ISO 20022, is de planning voor het Eurosysteem-project, in overleg met de Europese financiële wereld, verlengd van 2021 tot 2022. In 2020 startte de interne testfase van de software, de “Eurosysteem-acceptatietest”. Het Real Time Gross Settlement User Handbook is eind 2020 gepubliceerd.
Het T2S-platform is opgezet om het sterk gefragmenteerde effectenafwikkelingslandschap in Europa aan te pakken. Hiermee is een einde gemaakt aan complexe grensoverschrijdende afwikkelingsprocedures en de problemen die worden veroorzaakt door verschillen in afwikkelingspraktijken tussen de diverse landen.
Tegenwoordig verbindt het T2S-platform 21 centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories – CSD’s) van 20 Europese markten, waardoor effectenafwikkeling in euro’s en Deense kronen mogelijk is. In 2020 verwerkte T2S gemiddeld 687.476 transacties per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 672,53 miljard.[47] Van begin maart tot medio april leidde de onzekerheid op de markten als gevolg van de coronapandemie tot een buitengewone toename van de verwerkte volumes, met een piek van 1.088.815 transacties op 16 maart 2020.
In november 2020 werd binnen T2S een sanctiemechanisme ingevoerd om de CSD’s te ondersteunen bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van de CSD-verordening. Het testen van deze nieuwe, complexe functionaliteit zal in 2021 worden voortgezet ter voorbereiding van de inwerkingtreding van de relevante bepalingen van de verordening in februari 2022.
Bij TIPS, dat in november 2018 werd gelanceerd, waren eind 2020 negen markten in het eurogebied aangesloten, waardoor meer dan 3.800 betaaldienstaanbieders bereikbaar waren. In juli 2020 kondigde de ECB belangrijke stappen aan om het pan-Europese bereik van directe betalingen via TIPS eind 2021 te kunnen waarborgen. Bovendien hebben Sveriges Riksbank en het Eurosysteem een contract ondertekend dat de Zweedse centrale bank in staat stelt vanaf mei 2022 een nieuwe dienst voor directe betalingen (RIX-INST) aan gebruikers in Zweden aan te bieden, door gebruik te maken van de multi-valutacapaciteit die het TIPS-platform biedt. In 2020 heeft Danmarks Nationalbank zich aangemeld voor T2 en de intentie uitgesproken om zich uiterlijk in 2025 ook bij TIPS te willen aansluiten.
In 2020 is het toekomstige prijsbeleid voor T2 goedgekeurd en is het prijsbeleid voor TIPS geëvalueerd.
Er hebben zich tijdens de coronacrisis geen grote operationele incidenten voorgedaan in de marktinfrastructuren van het Eurosysteem. Wel waren er in de loop van het jaar operationele incidenten met andere oorzaken, waarbij verdere maatregelen nodig waren om herhaling te voorkomen. Na het incident in TARGET2 op 23 oktober 2020 kondigde de ECB een onafhankelijke evaluatie aan waarin ook rekening zal worden gehouden met andere incidenten die betrekking hadden op TARGET-diensten in 2020. De belangrijkste bevindingen van de evaluatie zullen met marktdeelnemers worden gedeeld en in het tweede kwartaal van 2021 openbaar worden gemaakt.
Naast TARGET2, T2S en TIPS is het Eurosysteem bezig met de ontwikkeling van een nieuwe TARGET-dienst voor onderpandbeheer: het Eurosystem Collateral Management System (ECMS). Dit gemeenschappelijke onderpandbeheersysteem met een gedeelde functionaliteit is bedoeld om de activa te beheren die als onderpand gebruikt worden bij de krediettransacties van het Eurosysteem voor alle rechtsgebieden van het eurogebied. De bestekfase van het project in 2020 afgerond. Na het besluit om de planning van het T2-project met één jaar te verlengen, is de datum voor de livegang van het project verplaatst naar november 2023. Zo is tegemoetgekomen aan de zorg van de marktdeelnemers dat de huidige ongunstige situatie hun voorbereidingen zou belemmeren.
4.2 Oversight en de rol van de centrale bank van uitgifte
Om de veiligheid en efficiëntie van financiëlemarktinfrastructuren en het betalingsverkeer te waarborgen, neemt het Eurosysteem doelstellingen op in specifieke regelingen, normen, richtlijnen en aanbevelingen voor oversight (toezicht) en voert het zijn toezichtstaken uit door informatie te verzamelen, deze informatie te beoordelen aan de hand van de toezichtsdoelstellingen en waar nodig tot veranderingen op te roepen.
Ook in 2020 hield het Eurosysteem toezicht op systeemkritische betalingssystemen (systemically important payment systems – SIPS) door doorlopend de werking van en veranderingen aan deze systemen te beoordelen en hun cyberweerbaarheid te testen. Naast TARGET2, EURO1, STEP2-T en CORE(FR) werd Mastercard Clearing Management System aangewezen als systeemkritisch betalingssysteem. De herziening van de SIPS-verordening, bedoeld om duidelijk vast te stellen op basis van welke criteria een centrale bank van het Eurosysteem kan worden aangewezen als bevoegde autoriteit om het toezicht op systeemkritische betalingssystemen uit te oefenen, ging van start met een openbare raadpleging.
Nieuw toezichtskader voor elektronische betaalinstrumenten, regelingen en systemen (PISA)
Het Eurosysteem heeft ook het toezicht op niet-systeemkritische betalingssystemen voortgezet, waaronder systemen voor directe betalingen en betalingsregelingen. Om de toezichtsbeginselen voor elektronische betaalinstrumenten, -schema’s en -regelingen op een meer gestroomlijnde, toekomstbestendige en geharmoniseerde wijze vast te kunnen stellen, heeft de ECB het voorgestelde nieuwe Eurosystem oversight framework for electronic payment instruments, schemes and arrangements (PISA) ter openbare raadpleging gepubliceerd.
In het kader van de doorlopende strijd tegen kaartfraude heeft het Eurosysteem zijn zesde toezichtsverslag over kaartfraude gepubliceerd. Uit het verslag bleek dat kaartfraude in de periode 2014-2018 nog steeds voornamelijk op afstand plaatsvond, via websites, e-mail en telefoon.
Het Eurosysteem bleef de cyberweerbaarheid van financiëlemarktinfrastructuren bevorderen, bijvoorbeeld door ondersteuning bij het opzetten van het Cyber Information and Intelligence Sharing Initiative (CIISI-EU) en bij de verdere uitbreiding en invoering van het TIBER-EU-raamwerk.
De eerste uitgebreide toezichtsbeoordeling van het T2S-platform in bedrijf werd gevolgd door een beoordeling van de vooruitgang die de systeembeheerder heeft geboekt bij het aanpakken van op bepaalde gebieden geconstateerde tekortkomingen. Daarnaast werd het sanctiemechanisme om de CSD’s in T2S te ondersteunen beoordeeld in het licht van de CSD-verordening (zie ook Paragraaf 4.1).
Met betrekking tot de operationele prestaties concentreerde het toezicht van het Eurosysteem zich in het bijzonder op incidenten die zich in 2020 in TARGET-diensten hebben voorgedaan, waarbij actief is samengewerkt met de systeembeheerder om de incidenten en de maatregelen die worden genomen om herhaling te voorkomen, zo uitgebreid mogelijk te kunnen evalueren. Het komende jaar zal de focus op operationele prestaties een van de prioriteiten van het Eurosysteem-toezicht blijven.
Tijdens de coronacrisis zijn er geen belangrijke operationele incidenten in de financiëlemarktinfrastructuur geconstateerd die verband houden met de pandemie. In de eerste helft van 2020 zijn er incidenteel problemen in de toeleveringsketens geweest in verband met derde partijen in zwaar getroffen gebieden, waren er lichte vertragingen in de dienstverlening en verliep de afwikkeling minder efficiënt op het hoogtepunt van de pandemie als gevolg van ongebruikelijk grote verwerkingsvolumes.
De pandemie en de daarmee samenhangende marktvolatiliteit hadden ook gevolgen voor betalings- en afwikkelingspatronen. De margestortingen door centrale tegenpartijen (central counterparties - CCPs) groeiden sterk. Marktpartijen die minder goed waren voorbereid op liquiditeitsbeheer in een gespannen markt hadden daardoor van tijd tot tijd te kampen met liquiditeitsproblemen.
Als centrale bank van uitgifte voor de euro draagt het Eurosysteem bij aan de vergunningverlening aan CSD's en aan de regelmatige toetsing en evaluatie van CSD’s op grond van de CSD-verordening. In 2020 was het Eurosysteem betrokken bij zes vergunningaanvragen en 12 toetsings- en evaluatieprocessen. Het Eurosysteem is momenteel de enige autoriteit die betrokken is bij de vergunningverlening aan en de beoordeling van alle CSD’s van het eurogebied, wat bijdraagt aan een consistente aanpak van deze taken en de veiligheid en efficiëntie van effectenafwikkeling waarborgt.
Als centrale bank van uitgifte voor de euro heeft het Eurosysteem zitting in colleges van toezichthouders en crisisbeheersingsgroepen met betrekking tot CCP's. De ECB is toegetreden tot het nieuwe CCP-toezichtscomité en het CCP-beleidscomité, die zijn opgericht door de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het nieuwe toezichtskader voor CCP’s in het kader van de herziene verordening betreffende de Europese marktinfrastructuur (EMIR 2), met name in het kader van de brexit. De ECB analyseerde ook het procyclische effect van marktvolatiliteit op CCP’s en hun deelnemers als input voor de lopende beleidsbesprekingen. Naar aanleiding van de vaststelling van het regelgevend EU-kader voor herstel en resolutie van CCP's is het Eurosysteem begonnen met de voorbereidingen voor zijn rol als centrale bank van uitgifte in colleges van resolutieautoriteiten. De ECB neemt hierin een coördinerende rol op zich, aangezien de herstel- en resolutieplanning voor CCP's een gecoördineerde systeemrisicobeoordeling vereist.
4.3 Innovatie en integratie in marktinfrastructuur en betalingen
De financiële sector ondergaat een aanzienlijke transformatie als gevolg van innovatie en digitalisering. Op de markt voor retailbetalingen zijn nieuwe marktspelers, nieuwe kanalen voor toegang tot betalingsdiensten en nieuwe manieren om betalingen te initiëren, verschenen. Nieuwkomers van buiten de financiële sector en/of van buiten Europa gaan de concurrentie aan met gevestigde marktdeelnemers. Hoewel wereldwijde concurrentie van cruciaal belang is om innovatie te bevorderen, kan een buitensporige afhankelijkheid van buitenlandse betaaloplossingen en -technologieën het risico met zich meebrengen dat de Europese betaalmarkt gevoeliger wordt voor externe verstoringen zoals cyberdreigingen, en minder in staat is de interne markt en de gemeenschappelijke munt te ondersteunen. Bovendien handelen mondiaal opererende betalingsdienstaanbieders niet noodzakelijkerwijs in het belang van de Europese belanghebbenden.
De strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem omvat instant payments, een pan-Europese betaaloplossing en mogelijk een digitale euro.
Om het innovatieve potentieel van digitalisering te benutten en de toenemende uitdagingen voor de Europese soevereiniteit op de betaalmarkt het hoofd te bieden, heeft het Eurosysteem een alomvattende strategie voor retailbetalingen ontwikkeld. De belangrijkste punten hierin zijn de uitrol van instant payments, de ontwikkeling van een pan-Europese betaaloplossing en het onderzoek naar de mogelijkheid van een digitale euro (zie Kader 5).
Om instant payments beschikbaar te maken voor alle burgers en bedrijven in heel Europa, is het noodzakelijk dat meer betaaldienstverleners zich gaan houden aan de SEPA Instant Credit Transfer-regeling en dat pan-Europese dekking gewaarborgd is (zie Paragraaf 4.1 over de maatregelen van het Eurosysteem om de pan-Europese beschikbaarheid van instant payments mogelijk te maken).
Het Eurosysteem ondersteunt ook maatregelen om de versnippering van eindgebruikeroplossingen voor betaalinitiatie en toonbankbetalingen (zowel elektronisch als online) tegen te gaan. De focus ligt daarbij met name op oplossingen die internationale en met name pan-Europese betalingen verbeteren en die voldoen aan vijf doelstellingen die in 2019 geformuleerd zijn: pan-Europees bereik en een naadloze klantervaring, gemak en lage kosten, veiligheid, Europese productie en governance, en wereldwijde acceptatie.
In 2020 zette de ECB ook de analyse van crypto-activa voort, gericht op de gevolgen van door de private sector uitgegeven stablecoins voor het monetair beleid, de financiële stabiliteit, de marktinfrastructuur en het betalingsverkeer, en het bankentoezicht. Naar aanleiding van deze analyse wil de ECB een alomvattende beleidsreactie ontwikkelen en implementeren die enerzijds de potentiële negatieve impact van stablecoins op het betalingsverkeer en het financiële landschap in de EU tegengaat en anderzijds solide initiatieven faciliteert die voordeel opleveren voor Europese consumenten en bedrijven. De ECB steunt de inspanningen van de internationale gemeenschap om het vaak inefficiënte en ondoorzichtige internationale betalingsverkeer sneller, goedkoper, transparanter en inclusiever te maken, zoals de G20-roadmap gepubliceerd door de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB).
Om de verdere integratie van de financiële markten in Europa te ondersteunen, bleef het Eurosysteem in 2020 de marktbrede harmonisatie op het gebied van ‘post-trade'-diensten bevorderen. In het kader van de harmonisatie van het onderpandbeheer in Europa heeft het Eurosysteem halverwege het jaar de aanpassingsplannen ontvangen van alle Europese markten die vallen onder het pan-Europese onderpandbeheersysteem (Single Collateral Management Rulebook for Europe – SCoRE). Ook is het Eurosysteem begonnen om de voorbereidingen voor naleving van de standaarden van het Single Collateral Management Rulebook for Europe (SCoRE) te monitoren en te beoordelen. De implementatiedatum voor SCoRE is in lijn met de gewijzigde planning voor het ECMS-project (zie Paragraaf 4.1) opgeschoven van november 2022 naar november 2023
In 2020 heeft de Advisory Group on Market Infrastructures for Securities and Collateral van de ECB de ondersteuning van de totstandbrenging van een kapitaalmarktunie voortgezet. De werkgroep heeft met name concrete voorstellen gedaan aan het forum op hoog niveau over de kapitaalmarktunie met ten aanzien van processen inzake bronbelasting en beheershandelingen.
Kader 5
Een digitale euro
De digitale transformatie van de financiële sector (zie Paragraaf 4.3) heeft ook invloed op betaalmiddelen. In het licht van de voortschrijdende digitalisatie zijn er diverse scenario's denkbaar waarin centrale banken zouden kunnen besluiten om een digitale valuta uit te geven als toegankelijk betaalmiddel voor alle burgers en bedrijven.
De ECB en de nationale centrale banken van het eurogebied bestuderen momenteel de economische, strategische, technologische en maatschappelijke implicaties van een digitale euro. Een digitale euro die beschikbaar is voor het grote publiek zou de digitalisering van de Europese financiële markten en de economie van de EU als geheel kunnen ondersteunen en hun strategische onafhankelijkheid kunnen versterken. De digitale euro zou contant geld als betaalmiddel kunnen aanvullen, vooral als het gebruik van contant geld nog verder afneemt. Ook zou de digitale euro een antwoord kunnen zijn op de uitgifte van betaalmiddelen door de private sector en/of digitale valuta's van andere centrale banken.
Het Eurosysteem onderzoekt de mogelijkheden, uitdagingen en ontwerpkenmerken van een digitale euro, maar heeft nog geen toezeggingen gedaan of besluiten genomen over een daadwerkelijke uitgifte. Een digitale euro zou contant geld moeten aanvullen, maar niet vervangen. Contant geld blijft beschikbaar voor iedereen die het wil gebruiken. Een digitale euro zou een eenvoudig, risicovrij en vertrouwd digitaal betaalmiddel voor burgers kunnen zijn: toegankelijk en gratis voor basisgebruik voor betalers in het hele eurogebied.
Momenteel worden de ontwerpkenmerken voor een mogelijke digitale euro onderzocht. Elk ontwerp moet niet alleen voldoen aan een aantal uitgangspunten en eisen, zoals toegankelijkheid, robuustheid, veiligheid, efficiëntie en privacy, maar ook aan de regelgeving. Een digitale euro moet zo ontworpen zijn dat ongewenste gevolgen van de uitgifte voorkomen worden. Een digitale euro zou de efficiëntie in het eurogebied moeten verbeteren en tegelijkertijd zo min mogelijk negatieve gevolgen moeten hebben voor het monetair beleid en de financiële stabiliteit of voor de dienstverlening door de bankensector. Een gestaffeld prijssysteem of limieten aan digitale eurosaldi zouden de mogelijke risico's kunnen tegengaan. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
In oktober 2020 is een openbare raadpleging over de digitale euro gestart om de standpunten van publiek en professionals te peilen en ervoor te zorgen dat alle mogelijke nieuwe vormen van geld en betalingen waarin het Eurosysteem voorziet, stevig verankerd blijven in publiek vertrouwen. Daarnaast zet het Eurosysteem de verkennende werkzaamheden voort, waaronder ook technische experimenten. In 2021 staat de beslissing over een digitaal europroject op de agenda.
5 Inspanningen ter bevordering van de werking van de markten, en aan andere instellingen verleende financiële diensten
Naar aanleiding van de coronapandemie heeft de ECB in maart en april 2020 verschillende swaplijnen met andere centrale banken opgezet om liquiditeit in de belangrijkste internationale valuta te kunnen verschaffen. In de loop van de zomer heeft de ECB vervolgens nog meer swap- en retrocessielijnen opgezet om in de behoefte aan euroliquiditeit te kunnen voorzien. Zoals vermeld in de kwartaalgegevens over valuta-interventies, gepubliceerd sinds mei 2020, heeft de ECB niet ingegrepen in de valutamarkt.
In oktober 2020 sloot de kortetermijnrente voor de euro (€STR), een instrument waarmee de ECB heeft bijgedragen aan de hervorming van rentebenchmarks, zijn eerste succesvolle jaar af. De €STR zal de euro overnight index average (EONIA) uiteindelijk volledig vervangen. Via de verschillende marktcontactgroepen heeft de ECB de dialoog met financiëlemarktdeelnemers in 2020 voortgezet. De waardevolle inzichten die hierbij zijn opgedaan, hebben de ECB geholpen om haar monetair beleid zo efficiënt en effectief mogelijk te implementeren.
Ook in 2020 bleef de ECB namens de EU verantwoordelijk voor het beheer van verschillende financiële transacties en heeft zij haar algemene coördinerende rol met betrekking tot het kader van de Reserve Management Services van het Eurosysteem voortgezet.
5.1 Markttransactie-ontwikkelingen
Liquiditeitsovereenkomsten voor euro’s en andere valuta's
Liquiditeitsovereenkomsten helpen de ECB om haar prijsstabiliteitsdoelstelling te realiseren, om tekorten aan euroliquiditeit te voorkomen en om het gebruik van de euro in mondiale transacties te ondersteunen.
Dankzij de valutaswap- en retrocessieovereenkomsten[48] van het Eurosysteem is eurofinanciering ook beschikbaar voor tegenpartijen buiten het eurogebied. Mede hierdoor kan de ECB haar prijsstabiliteitsdoelstelling realiseren, voorkomen dat eventuele tekorten aan euroliquiditeit buiten het eurogebied uitgroeien tot risico’s voor de financiële stabiliteit, en het gebruik van de euro in mondiale financiële en commerciële transacties ondersteunen.[49] De valutaswap- en retrocessie-overeenkomsten voorkomen een mogelijke aanscherping van de kredietverleningsvoorwaarden als gevolg van financiële onrust in het eurogebied of een deel daarvan en dragen zo bij aan een soepele monetairbeleidstransmissie in het eurogebied, wat uiteindelijk beter is voor de hele Europese economie en voor alle Europese burgers. Het verschaffen van vreemde valuta aan tegenpartijen in het eurogebied verlicht de druk op mondiale financieringsmarkten en verzacht zo de effecten van deze druk op de kredietverschaffing aan huishoudens en bedrijven in het eurogebied en daarbuiten.
Een belangrijke opmerking in deze context is dat valutaswap- en retrocessieovereenkomsten nadrukkelijk fungeren als een vangnet dat niet moet concurreren met of in de plaats moet komen van private financieringsmarkten die euroliquiditeit verschaffen aan niet-ingezetenen van het eurogebied. Toch kan alleen al het bestaan van een dergelijke vangnetregeling een kalmerend effect op de markten hebben en helpen om ordelijke marktomstandigheden te bewaren.
Figuur 2
Overzicht van ECB-liquiditeitsovereenkomsten
Dankzij valutaswapovereenkomsten heeft de groep grootste centrale banken toegang tot elkaars valuta's, hoewel de meeste van deze lijnen in de praktijk niet of alleen in één richting gebruikt worden. Dankzij bilaterale valutaswapovereenkomsten tussen de ECB en centrale banken van buiten het eurogebied kunnen deze laatste hun binnenlandse tegenpartijen voorzien van euroliquiditeit. Aangezien de bedragen die hiermee gemoeid zijn doorgaans aan restricties zijn gebonden, dekken de ontvangen betalingen tot op zekere hoogte de risico’s van valutaswapovereenkomsten af. Op 15 maart 2020 kondigde de ECB aan dat zij samen met de Bank of Canada, de Bank of England, de Bank of Japan, de Federal Reserve System en de Schweizerische Nationalbank wekelijkse liquiditeitsverschaffende transacties in Amerikaanse dollars zou opzetten, met een looptijd van 84 dagen (naast transacties met een looptijd van een week), en dat zij de prijs van alle transacties in Amerikaanse dollars zou verlagen. Na die aankondiging heeft de ECB transacties met looptijden van 7 en 84 dagen aangeboden, en heeft zij de frequentie van deze transacties (dagelijks, wekelijks of maandelijks) steeds aangepast aan de omstandigheden op de financiële markt.
Op 20 maart 2020 kondigde de ECB aan dat zij de bestaande bilaterale valutaswapovereenkomst met Danmarks Nationalbank zou reactiveren en zou verhogen tot € 24 miljard. In april sloot de ECB nieuwe bilaterale valutaswapovereenkomsten met de Kroatische en de Bulgaarse nationale bank, waardoor deze ieder euroliquiditeit kunnen verschaffen aan binnenlandse tegenpartijen met een maximum van € 2 miljard.
In de loop van 2020 sloot de ECB bilaterale retrocessieovereenkomsten met verschillende centrale banken buiten het eurogebied (zie Tabel 2). Op 25 juni werd EUREP opgericht, de algemene retrocessiefaciliteit van het Eurosysteem, waar een groot aantal centrale banken van buiten het eurogebied euroliquiditeit kan lenen tegen toereikend onderpand, bestaande uit in euro luidende verhandelbare schuldbewijzen uitgegeven door centrale overheden van het eurogebied en supranationale instellingen.
Tabel 2
Overzicht van bilaterale retrocessieovereenkomsten afgesloten in 2020
Bijdrage van de ECB aan de hervorming van rentebenchmarks
De ECB bleef een belangrijke rol spelen bij de hervorming van rentebenchmarks in het eurogebied. Ten eerste dankzij de kortetermijnrente voor de euro (€STR), een stabiele en betrouwbare benchmark, en ten tweede door de penvoering van de Werkgroep risicovrije euroreferentierente voor de private sector, om marktinitiatieven te katalyseren.
De €STR is ingevoerd op 2 oktober 2019. Deze kortetermijnrente is een afspiegeling van de kosten voor ongedekte eendaagse (overnight) wholesale-euroleningen van banken in het eurogebied en is volledig gebaseerd op vertrouwelijke statistische informatie over geldmarkttransacties, die op dagelijkse basis verzameld wordt op grond van de EU-Verordening houdende geldmarktstatistieken.
Een jaar na de invoering van de benchmark heeft de ECB een evaluatie van de methodologie achter de berekeningen uitgevoerd, conform Artikel 15 lid 2 van het €STR-Richtsnoer, dat stelt dat de ECB minstens eenmaal per jaar toetst of veranderingen op de onderliggende markt wijzigingen vereisen van de €STR en van de methodologie. In deze evaluatie ging de ECB na of de kortetermijnrente de onderliggende marktdynamiek op de juiste manier weerspiegelde, of deze gebaseerd was op een voldoende hoeveelheid data en of deze objectief was. De conclusie was dat de methodologie de onderliggende rente op de juiste manier berekende en daarmee een toereikende basis vormde voor het vaststellen van de kosten voor ongedekte eendaagse (overnight) leningen.
Aangezien de €STR robuust en representatief is en de EONIA per 3 januari 2022 stopt, moedigt de ECB marktpartijen aan om de nieuwe kortetermijnrente voor de euro te gebruiken voor zowel cash- als derivatenproducten. Om de overgang naar risicovrije benchmarks zoals de €STR te ondersteunen, bijvoorbeeld als uitwijkvoorziening in overeenkomsten gebaseerd op de interbancaire euro-laatprijzen (EURIBOR), besloot de ECB om gemengde gemiddelde kortetermijnrentes en een gemengde index te publiceren.[50]
De werkgroep risicovrije euroreferentierente (i) begeleidt marktpartijen in de overgang van de veelgebruikte EONIA naar de €STR en (ii) doet aanbevelingen over geschikte uitwijktarieven voor de EURIBOR. De werkgroep heeft inmiddels belangrijke input geleverd voor uitwijkplannen met een scenario waarin de EURIBOR zou ophouden te bestaan. Na twee openbare consultaties over uitwijktarieven voor de EURIBOR en EURIBOR-triggergebeurtenissen zal de werkgroep naar verwachting in het tweede kwartaal van 2021 haar aanbevelingen publiceren over de meest geschikte uitwijktarieven voor de EURIBOR per activacategorie en een aantal universeel toepasbare triggergebeurtenissen. De ECB adviseert marktpartijen om deze aanbevelingen in overweging te nemen bij het opstellen van hun uitwijkplannen.
Marktcontactgroepen
Het jaar 2020 bracht ongekende uitdagingen en onvoorziene ontwikkelingen op de financiële markten met zich mee. In deze hoogst onzekere tijden hechtte de ECB veel waarde aan het structurele overleg met financiële marktpartijen in de verschillende marktcontactgroepen. Zo kwamen de Bond Market Contact Group, de Foreign Exchange Contact Group, de Money Market Contact Group en de ECB Operations Managers Group een aantal keren op ad-hocbasis bijeen om hun visie op de ontwikkelingen op de financiële markten en het functioneren van die markten met elkaar te bespreken. De marktpartijen werden gestimuleerd om in deze besprekingen hun ideeën en zorgen openlijk te uiten, wat de ECB in staat stelde om mogelijke knelpunten in het financiële stelsel te ontdekken en de weerbaarheid ervan te toetsen, vooral tijdens de uitbraak van het COVID-19-virus in Europa in het voorjaar van 2020. De opgedane inzichten hielpen de ECB om de doelmatigheid en effectiviteit van de uitvoering van haar monetaire beleid te verbeteren.
Verslaglegging over valuta-interventies
De Raad van Bestuur van de ECB besloot in september 2019 om aanvullende gegevens over de valuta-interventies van de ECB te publiceren. Sinds mei 2020 worden deze gegevens in tabelvorm gepubliceerd op de website en in het Statistical Data Warehouse van de ECB. De gegevens worden elk kwartaal geactualiseerd, met een vertraging van één kwartaal. De informatie die in deze kwartaalstaten wordt gepubliceerd, wordt ook in samengevatte vorm op jaarbasis opgenomen in het Jaarverslag van de ECB (zie Tabel 3). Als zich in een bepaald kwartaal geen valuta-interventie heeft voorgedaan, wordt dit expliciet vermeld.
In 2020 heeft de ECB niet op de valutamarkten geïntervenieerd. Sinds de invoering van de euro heeft de ECB tweemaal geïntervenieerd op de valutamarkt, in 2000 en 2011.
Tabel 3
Valuta-interventies door de ECB
Het verslagleggingskader omvat de eenzijdig door de ECB uitgevoerde en in coördinatie met andere autoriteiten uitgevoerde valuta-interventies, en interventies tegen limietkoersen in het kader van het wisselkoersmechanisme (exchange rate mechanism – ERM II).
5.2 Beheer van krediettransacties van de EU
De ECB verwerkt betalingen voor verschillende leningenprogramma’s van de EU
De ECB beheert de krediettransacties (zowel opgenomen als verstrekte kredieten) van de EU in het kader van de faciliteit voor financiële bijstand op de middellange termijn (medium-term financial assistance facility - MTFA)[51], het Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme (EFSM)[52] en het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE)[53].
In 2020 verwerkte de ECB rentebetalingen met betrekking tot de onder de MTFA verstrekte leningen. Per 31 december 2020 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag uit van € 200 miljoen. Daarnaast verwerkte de ECB in 2020 diverse betalingen en rentebetalingen met betrekking tot de onder het EFSM verstrekte leningen. Per 31 december 2020 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 46,8 miljard. Ook verwerkte de ECB de uitbetaling van SURE-leningen aan de lidstaten in 2020. Per 31 december 2020 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag uit van € 39,5 miljard.
De ECB is ook verantwoordelijk voor het beheer van de betalingen die voortvloeien uit transacties in het kader van de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF)[54] en het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM)[55]. In 2020 verwerkte de ECB diverse rentebetalingen en vergoedingen met betrekking tot twee onder het EFSF verstrekte leningen.
Tot slot is de ECB ook verantwoordelijk voor het verwerken van alle betalingen in het kader van de kredietfaciliteitsovereenkomst voor Griekenland.[56] Per 31 december 2020 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag van € 52.193,75 miljoen uit.
5.3 Diensten van het Eurosysteem inzake reservebeheer
Een aantal centrale banken van het Eurosysteem verlenen diensten uit hoofde van het ERMS-kader
In 2020 is wederom een veelomvattende reeks financiële diensten aangeboden uit hoofde van het in 2005 ingevoerde kader voor het beheer van in euro luidende reserveactiva (Eurosystem Reserve Management Services – ERMS) toebehorend aan cliënten. Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem stelt onder geharmoniseerde voorwaarden en volgens marktstandaarden investeringsdiensten beschikbaar aan centrale banken, monetaire autoriteiten en overheidsinstanties buiten het eurogebied, en aan internationale organisaties. De ECB vervult een algemene coördinerende rol, ziet toe op het soepel functioneren van de diensten, stimuleert verbeteringen aan het ERMS-kader en verzorgt de verslaglegging voor de Raad van Bestuur van de ECB.
Eind 2020 was het aantal rekeningen van cliënten in het ERMS 260, tegen 273 eind 2019. De totale geaggregeerde aanhoudingen (met inbegrip van liquiditeiten en aangehouden effecten) die binnen het ERMS-kader werden beheerd zijn in 2020 met ongeveer 1,7% gestegen ten opzichte van 2019.
Het juridisch ERMS-kader is in 2020 geactualiseerd, om impulsen die de transparantie van rapportages te bevorderen, te versterken en om informatie in het kader van de ERMS-dienstverlening binnen het Eurosysteem te delen.
6 Meer bankbiljetten en weinig valsemunterij
De ECB en de nationale centrale banken van het eurogebied zijn verantwoordelijk voor de uitgifte van eurobankbiljetten binnen het eurogebied, voor het garanderen van de beschikbaarheid van contant geld en voor het bestendigen van het vertrouwen in de munteenheid. Ondanks de invloed van de coronapandemie op het consumptie- en betaalgedrag is het aantal eurobankbiljetten in omloop opnieuw sterk gegroeid, terwijl het aantal uit omloop genomen valse bankbiljetten naar een historisch dieptepunt is gedaald.
6.1 Onverminderd grote vraag naar eurobankbiljetten
Het aantal en de waarde van de eurobiljetten in omloop is sinds 2002 gestegen. In het algemeen is deze stijging sterker dan de economische groei.
In 2020 steeg zowel het aantal als de waarde van de eurobiljetten en -munten in omloop met ongeveer 10%. Aan het eind van het jaar waren er 26,5 miljard eurobankbiljetten in omloop, met een totale waarde van € 1.435 miljard (zie Grafieken 21 en 22). De biljetten van € 50 vertegenwoordigden bijna de helft van zowel het aantal als de waarde van alle bankbiljetten in omloop. Toen COVID-19 in medio maart 2020 officieel werd uitgeroepen tot pandemie, nam de vraag naar contant geld als voorzorgsreserve ineens zeer sterk toe. Vooral de vraag naar biljetten van € 100 en € 200 steeg fors. In de daaropvolgende maanden daalde het aantal reguliere opnames van contant geld en het aantal stortingen van contant geld door kredietinstellingen bij de nationale centrale banken als gevolg van de lockdownmaatregelen en veranderende betalingspatronen. Het volume van de chartale cyclus daalde hierdoor later in 2020 met 20% ten opzichte van 2019. Toch bleef het aantal bankbiljetten in omloop gedurende 2020 groeien, vooral vanwege toegenomen onzekerheid en de algemene neiging om bankbiljetten in tijden van crisis op te potten.
Grafiek 21
Aantal en waarde van eurobankbiljetten in omloop
Grafiek 22
Waarde van de eurobankbiljetten naar coupure
Gemeten naar waarde bevindt een aanzienlijk deel van de eurobankbiljetten zich buiten het eurogebied
Uit een recent onderzoek blijkt dat het aandeel eurobankbiljetten dat buiten het eurogebied in omloop is naar schatting tussen de 30% en 50% van de totale waarde van de eurobankbiljetten in omloop vertegenwoordigt. Het onderzoek toont aan dat deze bankbiljetten zowel als waardeopslag als voor transactiedoeleinden gebruikt worden.
De productie van eurobankbiljetten is verdeeld over verschillende nationale centrale banken in het eurogebied, die in 2020 in totaal ongeveer 5,7 miljard bankbiljetten produceerden.
Het totale aantal euromunten in omloop is in 2020 met 2% gestegen, tot 138 miljard aan het einde van het jaar. De waarde van alle munten in omloop is gestegen naar € 30 miljard, 1,4% meer dan eind 2019.
In 2020 boden kredietinstellingen 25,0 miljard eurobankbiljetten met een totale waarde van € 800 miljard aan bij de nationale centrale banken in het eurogebied. 12,0% hiervan (3,0 miljard) werd vervangen door nieuwe biljetten, om de hoge kwaliteit van de bankbiljetten in omloop op peil te houden.
6.2 Gebruik van contant geld door burgers
Onderzoek naar het gebruik van contant geld in het eurogebied
in 2019 startte de ECB haar tweede onderzoek naar de houding van consumenten ten opzichte van betaalmiddelen in het eurogebied (SPACE) om het gebruik van contante en niet-contante betaalmiddelen voor retailbetalingen nader te onderzoeken. Uit het onderzoek bleek dat 73% van deze betalingen bij verkooppunten en tussen personen onderling met contant geld werd gedaan. De contante betalingen vertegenwoordigden 48% van de totale waarde van alle transacties. De waren goed voor 41%.
Contant geld blijft ook in de toekomst belangrijk
Uit het SPACE-onderzoek bleek dat de mogelijkheid om ook in de toekomst met contant geld te kunnen betalen voor 55% van de respondenten nog steeds belangrijk tot zeer belangrijk was. Daarnaast bleek dat 34% van de respondenten contante geld achter de hand houdt voor betalingen of om te sparen.
In juli 2020 bleek uit een enquête in het eurogebied dat de coronapandemie een grote impact had gehad op het betaalgedrag van consumenten, aangezien 40% van de respondenten aangaf dat ze minder in contanten betaalden. De belangrijkste reden voor deze verschuiving in het betaalgedrag als gevolg van de pandemie lag volgens hen in de maatregelen om het gebruik van niet-contante betaalmiddelen te vergemakkelijken.
De beschikbaarheid en acceptatie van contant geld waarborgen
Het doel van de Contantgeldstrategie 2030 van het Eurosysteem is om de toegang tot en acceptatie van contant geld als betaalmiddel te waarborgen
Om het vertrouwen in de eurobankbiljetten en -munten te bewaren en de keuzevrijheid van consumenten qua betaalmiddel te waarborgen, heeft de Raad van Bestuur van de ECB in 2020 een nieuwe contantgeldstrategie goedgekeurd. De Contantgeldstrategie 2030 van het Eurosysteem stelt de prioriteiten en strategische doelstellingen voor de komende jaren vast. Het is belangrijk dat contantgelddiensten voor alle burgers en bedrijven in het eurogebied toegankelijk blijven en dat contant geld een algemeen geaccepteerd betaalmiddel blijft. Ook is het belangrijk dat de ecologische voetafdruk van eurobankbiljetten kleiner wordt en blijft de doorlopende innovatie en beveiliging van bankbiljetten van belang.
Om deze doelen te bereiken, analyseert het Eurosysteem de geografische dekking van contantgeldservicepunten van kredietinstellingen en de ontwikkeling van de standaardkosten die deze instellingen van hun klanten vragen voor het storten en opnemen van bankbiljetten en munten. De ECB en de nationale centrale banken zijn in nauw overleg getreden met de bankensector en andere belanghebbenden in de chartale cyclus over toereikende contantgelddiensten, aangezien kredietinstellingen de belangrijkste schakels blijven in het distributiesysteem van contant geld voor retailbetalingen en voor het controleren van de echtheid en kwaliteit van bankbiljetten in omloop. Na de uitbraak van de pandemie sloegen de ECB en de nationale centrale banken in nauwe samenwerking met alle belanghebbenden op het gebied van contant geld de handen ineen om de uitdagingen van de lockdowns en de verstorende effecten ervan op de nationale chartale cycli het hoofd te bieden.
De overdraagbaarheid van het coronavirus via bankbiljetten is laag
Het risico om COVID-19 op te lopen door betalingen met contant geld is bijzonder klein
Sinds de corona-uitbraak werkt de ECB nauw samen met verschillende laboratoria om de bijdrage van contant geld aan de verspreiding van het virus te onderzoeken. Daarbij is gekeken naar twee samenhangende maar verschillende aspecten: de overlevingsduur van het virus op het oppervlak van bankbiljetten en munten (overleefbaarheid) en de hoeveelheid virus die van contant geld op iemands hand kan worden overgedragen (overdraagbaarheid). De resultaten van de tests bevestigen de conclusie van vele vooraanstaande organisaties, namelijk dat het risico van virusoverdracht door het gebruik van contant geld bijzonder laag is. De hoeveelheid virus die bij betalingen met contant geld wordt overgedragen is zo laag, dat het risico op infectie minimaal is.
6.3 Aantal vervalste eurobankbiljetten op een historisch dieptepunt
In 2020 daalde het aantal onderschepte valse eurobiljetten naar het laagste niveau sinds 2003. Ongeveer 460.000 vervalste bankbiljetten werden in beslag genomen. Het aandeel vervalsingen bereikte een historisch dieptepunt van slechts 17 per miljoen in omloop zijnde bankbiljetten (zie Grafiek 23).
Grafiek 23
Aantal valse bankbiljetten per miljoen echte eurobiljetten in omloop
De 20- en 50-eurobiljetten vormen het belangrijkste doelwit van vervalsers en vormden samen tweederde van het totale aantal in 2020 in beslag genomen vervalsingen. Het biljet van € 20 heeft de positie van vaakst vervalste biljet overgenomen van dat van € 50. Het aandeel lagekwaliteitsvervalsingen is ook toegenomen. Deze vervalsingen zijn gemakkelijk te ontdekken, omdat de veiligheidskenmerken ontbreken of zeer slecht zijn nagemaakt.
De ECB adviseert het publiek om alert te blijven en de ‘voel-kijk-kantel’-test toe te passen.
Ondanks de afgenomen kwaliteit van de vervalsingen blijft de ECB het publiek adviseren op de hoede te blijven voor mogelijke fraude, te denken aan de voel-kijk-kantel-test en niet af te gaan op slechts één echtheidskenmerk. Daarnaast worden er doorlopend trainingen aangeboden voor professionele geldverwerkers, zowel in Europa als daarbuiten, en wordt actueel informatiemateriaal verspreid om de strijd van het Eurosysteem tegen valsemunterij te ondersteunen. De ECB werkt hierin samen met Europol, Interpol en de Europese Commissie.
7 Statistieken
Met hulp van de NCB's houdt de ECB zich bezig met het ontwikkelen, verzamelen, samenstellen en publiceren van allerlei statistieken en gegevens die nodig zijn voor het monetair beleid van het eurogebied, de financiële stabiliteit en andere taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en het Europees comité voor systeemrisico's (ESRB). Ook overheden, internationale organisaties, financiële marktpartijen, de media en het grote publiek gebruiken deze statistieken, die de ECB helpen om transparanter te werken.
Dit hoofdstuk gaat over manieren waarop we de rapportagelast voor banken kunnen beperken en tegelijkertijd de kwaliteit van de statistieken kunnen bewaken, over nieuwe statistieken voor het eurogebied en over de aanlevering van gegevens en statistieken tijdens de coronapandemie. Het hoofdstuk bevat ook twee kaders. In het ene kader wordt onderzocht in hoeverre de kortetermijnrente voor de euro (€STR) voldoet aan de principes ontwikkeld door de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions – IOSCO), en het andere gaat in op de herziening van internationale statistische standaarden, met ontwikkelingen die ingrijpende gevolgen hebben voor het beleid en de werkzaamheden van centrale banken.
7.1 Rapportagestrategie – lagere kosten en hogere kwaliteit
Het ESCB heeft voorstellen gedaan om de rapportagelast te verlagen en de kwaliteit van gegevens te verhogen en om de werkzaamheden te synchroniseren met die voor het IReF
In het inputrapport voor de haalbaarheidsstudie van de Europese Bankautoriteit (European Banking Authority – EBA) naar een geïntegreerd rapportagesysteem voor banken heeft de ESCB de strategie voor het verzamelen van gegevens van banken uiteengezet (zie Figuur 3), en voorstellen gedaan om de statistische, resolutiegerelateerde en prudentiële rapportagelast voor banken te verlichten, zonder daarbij afbreuk te doen aan de inhoud die belangrijk is voor de taken op het gebied van monetair beleid, resolutie en toezicht.[57]
Dit doel kan bereikt worden door:
- een gemeenschappelijk standaard-gegevenswoordenboek en een gemeenschappelijk gegevensmodel voor statistische, resolutiegerelateerde en prudentiële informatiedoeleinden;
- procedurele verbeteringen, zoals het voorkomen van dubbele gegevensuitvragen en betere informatiedeling tussen autoriteiten;
- nauwere samenwerking tussen Europese autoriteiten en tussen de autoriteiten en de bankensector, om zo tot een gemeenschappelijk gegevensmodel en intelligentere procedures te komen.
Het ESCB heeft ook voorgesteld om de werkzaamheden te synchroniseren met die voor het kader voor geïntegreerde verslaglegging (Integrated Reporting Framework – IReF)
Figuur 3
ESCB-strategie voor het verzamelen van gegevens van banken
7.2 Nieuwe en verbeterde statistieken voor het eurogebied
Ondanks de coronapandemie heeft de ECB haar plannen uitgevoerd om nieuwe statistieken beschikbaar te stellen
Op 7 april 2020 publiceerde de ECB voor het eerst betalingsbalansstatistieken en sectorrekeningen voor het eurogebied die consistent waren, zodat de twee datasets in gecombineerde vorm voor analyses gebruikt konden worden.
De effectieve wisselkoersen van de euro, de geharmoniseerde indicatoren voor concurrentievermogen en de onderliggende handelsgewichten zijn op 1 juli 2020 geactualiseerd.
In 2020 heeft de ECB nieuwe communicatiemiddelen ontwikkeld om haar gegevens en statistische producten gemakkelijker toegankelijk te maken voor het grote publiek. Zo gaf zij haar eerste interactieve digitale publicatie uit: “Statistieken uitgelicht: Geld, krediet en de rentetarieven van de centrale bank”, een combinatie van beeld, tekst en interactieve grafieken, toegankelijk geschreven in 23 EU-talen. De statistieken voor afzonderlijke landen en voor het eurogebied worden in real time geactualiseerd in deze publicatie. Op de internationale dag van de statistiek heeft Isabel Schnabel, lid van de Raad van Bestuur van de ECB, de strategische waarde van kwalitatief hoogwaardige gegevens en statistieken voor het ECB-beleid uitgelegd in een blog.
7.3 Aanlevering van gegevens en statistieken tijdens de pandemie
De ECB moest zich aanpassen om de statistieken aan te leveren die nodig waren om de coronacrisis het hoofd te bieden.
De coronapandemie heeft beleidsmakers voor ongekende uitdagingen gesteld. Zo moesten zowel hoogfrequente benaderingen voor de economische bedrijvigheid als statistische standaardindicatoren voortdurend in real time worden gemonitord om de monetaire beleidsrespons van de ECB daarop af te stemmen, en dat in een tijd van grote onzekerheid. Ook voor rapporterende instellingen en statistieksamenstellers waren de uitdagingen door de pandemie aanzienlijk en divers.
De ECB en Eurostat hebben daarom de handen ineen geslagen om de belangrijkste problemen voor de vervaardiging van betalingsbalansstatistieken in kaart te brengen, zoals de opschorting van grensonderzoeken, lagere responspercentages en vertragingen bij rechtstreeks rapporterende instellingen, met name niet-financiële vennootschappen, maar ook een lagere kwaliteit van en vertraagde toegang tot administratieve gegevens (zoals btw-aangiften) en jaarrekeningen. Ook bespraken ze een lijst met alternatieve bronnen waarmee lacunes konden worden gedicht en legden ze de basis voor meer samenwerking en partnerschappen tussen samenstellers.
Het bewaken van de bedrijfscontinuïteit in de statistieken van het ESCB en het Europees Statistisch Systeem (ESS) was daarbij cruciaal.
De samenwerking met rapporterende instellingen, de nationale centrale banken, het ESS en Eurostat was cruciaal
In april heeft de ECB een aantal rapportageverplichtingen aangepast. Ook heeft zij de nationale centrale banken en rapporterende instellingen gevraagd om binnen het bestaande juridische kader pragmatische oplossingen te zoeken om gegevensrapportage voor rapporterende instellingen beheersbaar te houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de statistische informatie op een voldoende niveau te houden.[58] Daarnaast werkte de ECB nauw samen met de nationale centrale banken, Eurostat en de nationale statistiekbureaus aan de ontwikkeling van een gezamenlijke aanpak met betrekking tot gegevensbronnen en benaderingsmethoden om zo kwaliteitsverlies en vergelijkingsproblemen tussen landen en regio's tot een minimum te beperken.
Gedetailleerde en tijdige analyses dankzij detailgegevens verzameld door de ECB
Verschillende beleidsmaatregelen om de gevolgen van de pandemie tegen te gaan die door de Raad van Bestuur van de ECB zijn goedgekeurd kwamen tot stand mede dankzij de detailgegevens verzameld door de ECB en de nationale centrale banken. De ECB heeft haar gegevensproductie aangepast om haar beleidsreactie er beter op te kunnen afstemmen, waaronder:
- de verwerking van kredietgegevens van banken die deelnemen aan gerichte langerlopende financieringstransacties
- het aanleveren van dagelijkse gegevens over de bruto-emissies, aflossingen en uitstaande bedragen aan overheidsobligaties van landen in het eurogebied om daar de programma's voor de aankoop van activa van de ECB op af te stemmen.
Kader 6
Aansluiting van de €STR op de IOSCO-principes
Door aan te sluiten bij de principes voor financiële benchmarks van de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions – IOSCO) volgt het beheersingskader voor de kortetermijnrente voor de euro (€STR) de internationale best practices.
Op 30 september 2020 publiceerde de ECB haar statement of compliance over de aansluiting van de €STR op de IOSCO-principes. De onafhankelijk vastgestelde verklaring was onderdeel van een externe audit door accountantskantoor Pricewaterhouse Coopers.
De governance-, kwaliteits- en verantwoordingsprocessen die de ECB hanteert voor de €STR volgen – waar relevant en toepasselijk – de IOSCO-principles. Dit waarborgt een effectief en transparant beheersingskader dat aansluit bij internationale best practices en dat voorziet in een integer en onafhankelijk proces om de €STR te bepalen. De verklaring geeft aan hoe de ECB de €STR beheert, bevat een zelfbeoordeling over de naleving van elk van de IOSCO-principes en beschrijft de relevante kaders en procedures.
Kader 7
Herziening van internationale statistische standaarden
Medewerkers van de ECB en de nationale centrale banken werken aan de actualisering van twee internationale handboeken over het methodologisch raamwerk voor statistieken met betrekking tot nationale rekeningen en de betalingsbalans die belangrijk zijn voor het beleid en de werkzaamheden van centrale banken.
De internationale statistische standaarden zijn een geharmoniseerde verzameling begrippen, definities, classificaties, financiëleverslagleggingsregels en gerelateerde richtlijnen die de basis vormen voor de samenstelling van officiële economische statistieken en deze geschikt maken voor beleids- analyse- en onderzoeksdoeleinden. De standaarden beschrijven welke economische stromen en posities worden opgenomen in macro-economische maatstaven zoals het bbp, schulden of de lopende rekening, en hoe deze worden vastgelegd.
Aangezien de standaarden alle economische statistiekterreinen omvatten en beschikbaar zijn voor alle gegevenssamenstellers overal ter wereld, maken ze vergelijkingen mogelijk tussen verschillende statistiekdomeinen en tussen nationale en internationale economische gebieden. De economische gegevens en statistieken die de ECB gebruikt, zijn alle gebaseerd op deze standaarden.
In maart 2020 besloten de bevoegde internationale organisaties – de Statistische Commissie van de Verenigde Naties en het IMF Committee on Balance of Payments Statistics – om twee handboeken binnen het systeem van standaarden te herzien: het System of National Accounts en het Balance of Payments and International Investment Position Manual. De herziening is nodig om geschikte statistische benaderingen te ontwikkelen voor fenomenen als globalisering, digitalisering, nieuwe vormen van financiële intermediatie en klimaatverandering. Deze ontwikkelingen zullen aanzienlijke gevolgen hebben voor het beleid en de werkzaamheden van centrale banken. De effecten ervan worden daarom ook meegenomen in de huidige evaluatie van de monetairbeleidsstrategie van de ECB.
Gezien het belang van de standaarden voor het ESCB dragen medewerkers van de ECB en van de nationale centrale banken bij aan het actualiseringsproces, in samenwerking met experts van internationale organisaties, statistiekbureaus en andere nationale autoriteiten. Naar verwachting zijn de nieuwe standaarden klaar in 2025, waarna ze geïntegreerd zullen worden in Europese statistiekregelgeving, waaronder die van de ECB.
8 Onderzoeksprioriteiten van de ECB
De coronapandemie heeft ook zijn weerslag gehad op de onderzoeksactiviteiten in 2020. Vooral het onderzoek gericht op de verfijning van instrumenten voor de realtimebeoordeling van de conjuncturele situatie en voor de beoordeling van beleidsopties kwam in een stroomversnelling. Tegelijkertijd zetten de reguliere onderzoeksnetwerken en werkgroepen hun werkzaamheden voort. De samenwerking met de academische wereld werd aanvankelijk beperkt door de pandemie, maar in de tweede helft van het jaar werden de werkzaamheden weer opgepakt.
8.1 Coronagerelateerde activiteiten
Instrumenten voor de realtimebeoordeling van economische en financiële omstandigheden werden verfijnd
Als gevolg van de coronapandemie werd er sterk ingezet op onderzoek naar de verfijning van instrumenten om economische en financiële omstandigheden te beoordelen, om de snel veranderende omstandigheden beter in real time in kaart te kunnen brengen.
Zo zijn er maandelijkse en wekelijkse indicatoren voor de economische bedrijvigheid ontwikkeld. Waar maandelijkse indicatoren al tien jaar deel uitmaken van het standaard instrumentarium voor economische prognoses, zijn er nu ook wekelijkse indicatoren ontwikkeld op basis van verschillende nieuwe gegevens, deels afkomstig uit internetbronnen (zie Kader 8).
Ook de indicatoren voor financiële spanningen zijn verder verfijnd, om de risico's op financiële fragmentatie in het eurogebied op wekelijkse basis te kunnen beoordelen. De indicatoren laten zien dat de coronapandemie aanvankelijk tot grote fragmentatie leidde, bijna tot op de niveaus die tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2008 en de schuldencrisis in het eurogebied werden gemeten.[59] Tegen het midden van september 2020 keerde de financiële fragmentatie in het eurogebied nagenoeg terug naar het niveau van voor de crisis, dankzij de voortvarende beleidsreacties en de verbeterde veerkracht die het gevolg was van de opgebouwde financiële vangnetten en doorgevoerde hervormingen van de afgelopen tien jaar.
Een nieuwe online enquête naar consumentenverwachtingen gaf inzicht in het sentiment onder huishoudens en de arbeidsmarktsituatie
De Consumer Expectations Survey (CES), een nieuwe online enquête van de ECB vormde een andere belangrijke bron van informatie. De enquête, die aan het begin van 2020 gelanceerd werd en zich nog in het pilot-stadium bevindt, biedt geregeld informatie over het sentiment onder huishoudens, hun verwachtingen, consumptie- en spaarvoornemens, en over de situatie op de arbeidsmarkt. De enquête is zeer actueel en geeft een geharmoniseerd beeld van de situatie in de verschillende landen van het eurogebied.[60]
De enquête maakte verschillen zichtbaar in de financiële zorgen van huishoudens in de verschillende landen...
De nieuwe enquête bleek zeer waardevol als instrument om de sector huishoudens te monitoren tijdens de corona-uitbraak. Zo werd hoe ernstig de financiële gevolgen van de pandemie waren. Uit de antwoorden bleek dat er verschillen waren in de financiële zorgen van huishoudens in verschillende landen (zie Grafiek 24). De huishoudens in Spanje, en in mindere mate in Italië, gaven bijvoorbeeld aan dat zij ernstigere financiële gevolgen ondervonden dan de huishoudens in Duitsland en Nederland.
Grafiek 24
Zorgen van huishoudens over de financiële gevolgen van de coronapandemie
... afhankelijk van demografische en economische kenmerken
De enquête lijkt bovendien aan te geven dat jonge huishoudens met lage inkomens en tijdelijke contracten of beperkte toegang tot financiering kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van de coronaschok. Huishoudens met grotere financiële zorgen neigen hun uitgaven meer aan te passen. Ook zouden zij minder geneigd zijn te consumeren op basis van toekomstige inkomsten die ze mogelijk zouden kunnen ontvangen in het kader van overheidssteunprogramma's. Deze uitkomsten lijken aan te geven dat er een belangrijke rol is weggelegd voor zeer gerichte en specifieke budgettaire beleidsmaatregelen om de macro-economische omstandigheden tijdens de pandemie te stabiliseren.
8.2 Onderzoeksnetwerken
Onderzoeksclusters hebben hun reguliere werkzaamheden voortgezet
De reguliere onderzoeksnetwerken hebben hun onderzoekswerkzaamheden binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) verder afgestemd en onderhielden de samenwerking met academische onderzoekers. De drie onderzoeksclusters van het ESCB op het gebied van monetair beleid, financiële stabiliteit en structurele vraagstukken in de economieën van het eurogebied organiseerden workshops over de belangrijkste onderwerpen op hun aandachtsgebied. De komende periode willen de onderzoeksclusters voorrang geven aan onderzoek naar de aanpak van uitdagingen die gepaard gaan met lage groei, lage inflatie, klimaatverandering en innovatie in de financiële technologie.
De onderzoekswerkgroep voor monetair beleid, macroprudentiële regelgeving en financiële stabiliteit heeft grote voortgang geboekt
In 2020 heeft de onderzoekswerkgroep voor monetair beleid, macroprudentiële regelgeving en financiële stabiliteit een groot aantal projecten uitgevoerd om de effectiviteit van het macroprudentieel beleid te onderzoeken. Een van de onderzoekslijnen betrof het effect van op de kredietnemer gebaseerde macroprudentiële maatregelen op ongelijkheid.[61] Enerzijds vergroten dergelijke maatregelen mogelijk de ongelijkheid doordat degenen met lagere inkomens moeilijker kunnen lenen, anderzijds kunnen ze de ongelijkheid in tijden van crisis ook verkleinen, doordat ze de impact van de crisis op kwetsbaardere groepen verzachten. Een andere groep projecten onderzocht hoe macroprudentieel beleid via het effect op de financiële stabiliteit en de evenwichtsrente van invloed is op de doorwerking van monetair beleid, en hoe monetair beleid via het effect op de risicobereidheid van financiële intermediaire instellingen van invloed is op de behoefte aan macroprudentieel beleid. Een derde onderzoekslijn richtte zich op de voordelen van gecoördineerd monetair en macroprudentieel beleid.
Het PRISMA-onderzoeksnetwerk onderzocht de frequentie van afzonderlijke prijsveranderingen en problemen met het meten van consumentenprijzen
Het Price-setting Microdata Analysis Network (PRISMA) onderzoekt het prijsstellingsgedrag van afzonderlijke bedrijven en kleinhandelaren op basis van microdata op het gebied van prijzen. In 2020 deed de groep onderzoek naar de frequentie van afzonderlijke prijsmutaties om het inflatieproces beter te kunnen begrijpen. Daarbij is het onderzoeksmateriaal dat het Inflation Persistence Network (IPN) in de eerste jaren na de laatste eeuwwisseling hierover heeft verzameld, geactualiseerd. Ook onderzocht de groep de gegevens die ten grondslag liggen aan de berekening van officiële consumptieprijsindices.
Het Household Finance and Consumption Network publiceerde de uitkomsten van de enquête van 2017
In maart 2020 publiceerde het Household Finance and Consumption Network de uitkomsten van de derde golf van de Household Finance and Consumption Survey (HFCS) van 2017. Het mediane nettovermogen van de huishoudens in het eurogebied bleef grotendeels stabiel tussen 2014 en 2017. Over het algemeen steeg het inkomen van huishoudens, waarbij de mediane inkomens een stijging van 4.1% optekenden. De concentratie van nettovermogen bij de meest vermogende huishoudens in het eurogebied bleef ongewijzigd, en de financieringsdruk op de huishoudens met de zwaarste schuldenlast nam mogelijk iets af. De gegevens zullen bijdragen aan inzicht in de verschillen in de doorwerking van het monetaire beleid en in de financieringsdruk tussen huishoudens.
CompNet onderzocht hoe Europese bedrijven tijdens de coronacrisis concurreren op de wereldmarkt
Het ESCB werkt ook samen met onafhankelijke onderzoeksnetwerken zoals het Competitiveness Research Network (CompNet), een platform voor onderzoek en beleidsanalyse met betrekking tot concurrentievermogen en productiviteit. In 2020 heeft CompNet twee virtuele conferenties georganiseerd, met de Národná banka Slovenska en de ECB. De eerste conferentie ging over duurzame ontwikkeling, bedrijfsprestaties en concurrentiebeleid in kleine open economieën. De tweede conferentie ging over de effecten van de coronapandemie voor de internationale handel en kapitaalstromen, en de gevolgen daarvan voor Europese bedrijven. CompNet heeft ook nieuwe onderzoeksresultaten met betrekking tot productiviteit gepubliceerd in het Firm Productivity Report 2020.
8.3 Conferenties en publicaties
De conferentieactiveiten kwamen in de eerste helft van 2020 tot stilstand, maar gingen daarna in een nieuwe vorm verder
De samenwerking met de academische wereld was in de eerste helft van het jaar beperkt als gevolg van de pandemie, en veel reguliere conferenties gingen niet door of werden uitgesteld. Zo werd het ECB Forum on Central Banking, dat in juni/juli zou plaatsvinden in Sintra, in plaats daarvan als online evenement georganiseerd in november. In de tweede helft van het jaar kwamen de conferentieactvititeiten weer op gang, vooral in de vorm van virtuele bijeenkomsten. Voorbeelden daarvan waren de jaarlijkse onderzoeksconferentie (ARC) en de monetairbeleidsconferentie van de ECB. Tijdens beide conferenties werden de mogelijke beleidsreacties op de coronapandemie besproken, maar ook innovatief onderzoek op het gebied van de doorwerking van monetair beleid en financiëlemarktstructuren.
De productie van onderzoekspapers leed niet onder de coronacrisis
In 2020 werden 161 papers van ECB-medewerkers gepubliceerd in de Working Paper-reeks. Daarnaast zijn er een aantal meer op beleid gerichte analyses en methodologische studies verschenen in de Occasional Paper-reeks van de ECB, de Statistics Paper-reeks en de Discussion Paper-reeks. Veel onderzoeksactiviteiten hebben ook geresulteerd in publicaties in academische tijdschriften, terwijl andere resultaten juist voor een breder publiek bestemd waren, zoals de 13 artikelen die in het Research Bulletin van de ECB werden gepubliceerd.
Kader 8
De economie in real time volgen
Economisch "nowcasten” is sinds jaar en dag een vast onderdeel van de economische analyses. De officiële kwartaalcijfers voor het bbp worden doorgaans ongeveer vier weken na kwartaaleinde gepubliceerd. In de tussentijd moeten economen de economische bedrijvigheid beoordelen aan de hand van verschillende maandelijkse indicatoren, zoals de industriële productie en conjunctuurenquêtes onder bedrijven en consumenten. Statistische methoden om de informatie uit deze indicatoren zo compact mogelijk te verwerken, spelen hierbij een belangrijke rol.
De coronapandemie versterkte de noodzaak om de economische bedrijvigheid in real time te kunnen volgen. De onderzoekers van de ECB en de nationale centrale banken hebben hun inspanningen om actuelere inschattingen van economische bedrijvigheid te ontwikkelen op basis van hoogfrequente gegevens daarom opgevoerd. De big-datarevolutie heeft het mogelijk gemaakt om naast de bestaande, maandelijkse indicatoren van economische bedrijvigheid ook wekelijkse of zelfs dagelijkse indicatoren te ontwikkelen, bijvoorbeeld met betrekking tot online betaalgegevens, verkeersgegevens (tolpoorten voor vrachtverkeer), elektriciteitsverbruik, luchtvervuiling, Google-zoekgegevens, en nog veel meer.[62]
Deze indicatoren zijn zeer waardevol gebleken voor het beoordelen van de economie tijdens de pandemie. Grafiek A laat bijvoorbeeld een wekelijkse realtimebeoordeling van de economische bedrijvigheid in het eurogebied zien samen met de kwartaalstand van het bbp, en combineert zo een wekelijkse gegevensset met traditionele, maandelijkse indicatoren. De index is genormaliseerd naar 100 in december 2019. De wekelijkse index laat zien dat de economie van het eurogebied in de eerste week van maart 2020 in een diepe recessie belandde na de invoering van lockdownmaatregelen, waarbij het dieptepunt in de laatste week van april lag, en daarna weer geleidelijk herstelde toen de maatregelen weer werden ingetrokken. In de rest van het jaar bleef de economische bedrijvigheid vervolgens stabiel.
Grafiek A
Wekelijkse tracker van de bedrijvigheid in het eurogebied en kwartaalstand bbp
9 Juridische werkzaamheden en taken
Dit hoofdstuk gaat in op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) ten aanzien van de ECB, rapporten over adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving van de verplichting de ECB te raadplegen over voorgenomen wetsvoorstellen op gebieden waarop zij bevoegd is, en het monitoren van naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang door de ECB.
9.1 Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB
Het HvJ-EU was het met de ECB eens dat de Raad van Bestuur een ruime discretionaire bevoegdheid heeft om de uitkomsten van haar beraadslagingen als vertrouwelijk te bestempelen.
Op 19 december 2019 en 21 oktober 2020 heeft het HvJ-EU in hogere voorziening arrest gewezen in twee zaken (C-442/18 P en C-396/19 P) in verband met de vertrouwelijkheid van de uitkomsten van de beraadslagingen van de Raad van Bestuur. De zaken kwamen voort uit twee verzoeken tot publieke toegang tot het besluit van de Raad van Bestuur om de toegang van een kredietinstelling (Banco Espírito Santo) tot monetairbeleidskredietinstrumenten te weigeren. De ECB had geweigerd om toegang te verlenen tot dat deel van de notulen van de Raad van Bestuur dat betrekking had op het kredietbedrag dat in het kader van monetairbeleidstransacties was verstrekt aan Banco Espírito Santo op basis van onder meer Artikel 10.4 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de Europese Centrale Bank en het eerste streepje van Artikel 4(1)(a) van Besluit ECB/2004/3. In hogere voorziening accepteerde het HvJ-EU de argumenten van de ECB en vernietigde het de betwiste delen van de uitspraken van het Gerecht. De twee arresten scheppen belangrijke precedenten voor de toegang van het publiek tot de uitkomsten van de beraadslagingen van de Raad van Bestuur. Volgens het HvJ-EU zijn de uitkomsten van de beraadslagingen van de Raad van Bestuur vertrouwelijk, net als die beraadslagingen zelf, tenzij de Raad van Bestuur heeft besloten om die uitkomsten geheel of gedeeltelijk openbaar te maken. De openbaarmaking van de uitkomsten van beraadslagingen is daarmee een exclusieve bevoegdheid van de Raad van Bestuur. Als de Raad van Bestuur weigert om documenten waarin de uitkomsten van beraadslagingen zijn vastgelegd openbaar te maken, is de verklaring van de ECB dat die documenten deel uitmaken van de notulen, afdoende. Een weigering om de uitkomsten van beraadslagingen openbaar te maken hoeft niet te voldoen aan de aanvullende voorwaarde dat de ECB moet bewijzen dat openbaarmaking het algemeen belang zou ondermijnen.
De SSM-Kaderverordening schrijft in principe niet-geanonimiseerde openbaarmaking van sanctiebesluiten voor
Op 8 juli 2020 heeft het Gerecht zijn eerste vier arresten gewezen over sanctiebesluiten van de ECB. In Zaak T-203/18 (VQ tegen ECB) heeft het Gerecht alle door de rekwirante aangevoerde middelen afgewezen. Het heeft met name geoordeeld dat de ECB het evenredigheidsbeginsel niet heeft geschonden door de sanctie op te leggen en deze openbaar te maken. Daarnaast heeft het Gerecht verduidelijkt dat sanctiebesluiten onder het rechtskader ook vóór het verstrijken van de termijn voor een beroep tot nietigverklaring in niet-geanonimiseerde vorm gepubliceerd worden. In drie andere zaken (T-576/18, T-577/18 en T-578/18) heeft het Gerecht drie sanctiebesluiten van de ECB met betrekking tot Crédit Agricole S.A. en twee dochterinstellingen alsnog gedeeltelijk vernietigd. Het Gerecht oordeelde dat de rekwiranten in overtreding waren van Artikel 26(3) van Verordening (EU) nr. 575/2013), op grond waarvan instellingen hun kapitaalinstrumenten slechts als tier 1-kernkapitaalinstrumenten mogen aanmerken nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten. Toch vernietigde het Gerecht de sancties op grond van het feit dat de aangevochten besluiten onvoldoende inzichtelijk maakten welke methode de ECB had toegepast om de hoogte van de sancties vast te stellen. De rekwiranten hebben een hogere voorziening ingesteld tegen deze arresten bij het HvJ-EU (zaken C-456/20 P, C-457/20 P en C-458/20 P).
Het HvJ-EU bevestigde de brede reikwijdte van de “ruimte om na te denken” in de ECB-regels voor openbare toegang tot documenten
Op 17 december 2020 heeft het HvJ-EU een hogere voorziening ingesteld door Fabio De Masi en Yanis Varoufakis tegen een arrest van het Gerecht in zijn geheel afgewezen (C-342/19 P). Dat arrest, van 12 maart 2019, bevestigde dat de ECB bevoegd was om haar besluit om geen publieke toegang te verlenen tot een in 2015 verkregen extern juridisch advies te baseren op de “ruimte om na te denken”-uitzondering beschreven in Artikel 4(3), eerste zin, van besluit ECB/2004/3 (2004/258/EG). Het HvJ-EU oordeelde dat deze uitzondering niet beperkt is tot documenten die gerelateerd zijn aan een specifiek besluitvormingsproces, maar verbonden is aan het principe van onafhankelijkheid van de centrale bank zoals vastgelegd in Artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het HvJ-EU overwoog dat de ECB de doelstellingen van haar taken effectief moet kunnen nastreven door de onafhankelijke uitoefening van de specifieke bevoegdheden die daarvoor op basis van het Verdrag en de Statuten van het ESCB aan haar zijn toegekend. Daarnaast bevestigde het HvJ-EU dat een document onder verschillende van de in Besluit ECB/2004/3 genoemde uitzonderingen kan vallen, en dat de uitzondering met betrekking tot het juridisch advies onder Artikel 4(2), tweede streepje, geen voorrang heeft boven de relatief brede uitzondering met betrekking tot de “ruimte om na te denken". Het HvJ-EU verduidelijkte tot slot dat de ECB, om gebruik te kunnen maken van de “ruimte om na te denken"-uitzondering, niet gehouden is om vast te stellen dat de openbaarmaking van een document het besluitvormingsproces ernstig zou ondermijnen.
Het HvJ-EU verklaarde dat Slovenië de onschendbaarheid van de ECB-archieven heeft geschonden door documenten in beslag te nemen in de gebouwen van de Banka Slovenije
Op 17 december 2020 heeft het HvJ-EU (Grote kamer) in het kader van een door de Europese Commissie tegen Slovenië ingestelde niet-nakomingsprocedure (C-316/19) verklaard dat Slovenië, door in juli 2016 documenten in verband met de uitvoering van de taken van het ESCB en van het Eurosysteem eenzijdig in beslag te nemen in de gebouwen van de Banka Slovenije, de uit de artikelen 2 en 22 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten voortvloeiende verplichting tot eerbiediging van de onschendbaarheid van de archieven van de Unie, niet is nagekomen. De ECB opereert in een zeer geïntegreerd systeem, en volgens de interpretatie van het HvJ-EU omvatten de archieven van de Europese Unie daarom alle documenten die door de ECB of de nationale centrale banken zijn opgesteld, verwerkt of overgedragen in het kader van de uitvoering van de taken van het ESCB en het Eurosysteem, ongeacht of deze documenten zich in de gebouwen van de ECB of van de nationale centrale banken bevinden. Dat betekent dat nationale autoriteiten dergelijke documenten niet in beslag mogen nemen in de gebouwen van nationale centrale banken zonder dat zij dit vooraf hebben afgestemd met de ECB. Het HvJ-EU oordeelde daarnaast dat Slovenië, door niet volledig met de ECB te willen samenwerken om de onwettige gevolgen van de schending teniet te doen, haar verplichting tot loyale samenwerking niet is nagekomen.
9.2 Adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving
Krachtens Artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende het functioneren van de Europese Unie moet de ECB worden geraadpleegd over communautaire of nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Alle adviezen van de ECB worden gepubliceerd op EUR-Lex. Adviezen van de ECB over communautaire wetsvoorstellen worden ook gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. In 2020 heeft de ECB zes adviezen uitgebracht over EU-wetsvoorstellen en 31 adviezen over nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.
Duidelijke en belangrijke gevallen van niet-raadpleging
Er zijn vijf gevallen opgetekend waarin de verplichting tot raadpleging van de ECB met betrekking tot wetgevingsvoorstellen niet werd nageleefd.[63] Het ging hierbij in vier gevallen om nationale wetsvoorstellen en in één geval om een Europees wetsvoorstel. Vier gevallen betreffen duidelijke en belangrijke gevallen van niet-raadpleging. Twee van deze gevallen gaan over Sloveense wetgeving met betrekking tot opgeschorte betalingen op leningen en liquiditeitsmaatregelen voor de Sloveense economie naar aanleiding van de coronapandemie. Deze gevallen worden aangemerkt als duidelijk en belangrijk vanwege hun mogelijke impact op de nationale centrale bank, op de kapitaal- en liquiditeitspositie van Sloveense kredietinstellingen, op de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem en op de naleving van het verbod op monetaire financiering onder Artikel 123 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Een ander geval betrof een Italiaans wetsvoorstel voor een vergoedingsmechanisme voor aankopen met elektronische betaalmiddelen, en werd aangemerkt als duidelijk en belangrijk vanwege het effect ervan op betaalmiddelen, en op contant geld in het bijzonder. Bij het Europese wetsvoorstel betrof het de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak. Dit werd aangemerkt als duidelijk en belangrijk vanwege de mogelijke gevolgen voor de ECB en de nationale centrale banken in verband met het beheer van de SURE-leningen. De ECB heeft alle begrip voor de hoge mate van urgentie waarmee het wetgevingsproces diende te worden afgerond n beide Sloveense gevallen en het EU-geval van SURE, gezien de noodsituatie die de pandemie teweegbracht. Daarbij was er in het laatste geval de noodzaak om SURE in het kader van de drie door de Eurogroep overeengekomen vangnetten snel operationeel te maken.
De ECB heeft adviezen uitgebracht over voorgenomen communautaire wetgeving
De ECB heeft adviezen uitgebracht over voorstellen van de EU betreffende wijzigingen aan de prudentiële- en securitisatiekaders naar aanleiding van de coronapandemie, en een eigen advies over het beheer van SURE-leningen door de ECB en de nationale centrale banken. De ECB heeft een advies uitgebracht over een EU-voorstel over de vrijstelling van bepaalde valutabenchmarks van derde landen en de aanwijzing van vervangende benchmarks voor bepaalde benchmarks die beëindigd worden. Ook heeft de ECB advies uitgebracht over een EU-voorstel over de CFA-frank en de Comorese frank en over de benoeming van een nieuw lid van de Directie van de ECB.
De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen
De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake nationale centrale banken, bijvoorbeeld over een voorgestelde veelomvattende hervorming van de Sveriges Riksbank, over de institutionele en financiële onafhankelijkheid van de Hrvatska narodna banka, over wijzigingen in de benoemingscriteria voor de President en de leden van de Raad van Bestuur van de Banco de Portugal en in de benoemingsprocedure voor de leden van de besluitvormende organen van De Nederlandsche Bank, over hervorming van de Raad van Toezicht van de Eesti Pank en de Algemene Raad van de Sveriges Riksbank, over de nauwe samenwerking van de ECB met respectievelijk de Hrvatska narodna banka en de Bulgaarse nationale bank in het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, over de rol van de Eesti Pank in defensiesituaties en de vrijstelling van de leden van de Raad van de Latvijas Banka van militaire dienstplicht, over de rol van de Hrvatska narodna banka in de berekening van de nationale referentierente voor de gemiddelde kosten van financiering voor de Kroatische bankensector, over de rol van de Central Bank of Ireland als de houder van registers voor begunstigden van bepaalde financiële entiteiten, over de rol van de Banco de España in het toezicht op de naleving door virtuele valuta-aanbieders van registratievereisten in verband met de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, over de rol van de Bank of Greece in het waarborgen van de naleving van bepaalde vereisten voortvloeiend uit de Single Euro Payments Area (SEPA), over de rol van De Nederlandsche Bank in het Nederlandse Financieel Stabiliteitscomité, over de verlening van noodliquiditeitssteun aan niet-bancaire instellingen door de Lietuvos bankas, over de verlening van kortetermijnliquiditeit aan het Bank Deposit Guarantee Fund door de Banca Naţională a României, over het recht van curatoren van kredietinstellingen om tegoeden op rekeningen bij de Latvijas Banka aan te houden, en over de financiering door de Bank of Greece, de Banca d’Italia, de Central Bank of Malta en de Oesterreichische Nationalbank van de verplichtingen van hun respectievelijke lidstaten jegens het Internationaal Monetair Fonds.
De ECB heeft adviezen uitgebracht over de nationale wetsvoorstellen met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, bijvoorbeeld een advies over de nauwe samenwerking tussen de ECB en Hrvatska narodna banka in het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, twee adviezen over de nauwe samenwerking met de Bulgarska Narodna Banka en een advies over de kapitaalbehandeling van participatiecertificaten uitgegeven door een kredietinstelling in Luxemburg.
De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen met betrekking tot betaalmiddelen, bijvoorbeeld over beperkingen op postbetalingen in België, over het waarborgen van een minimaal toereikend niveau van contantgelddiensten in Hongarije en Zweden en over een beperking van contante betalingen aan professionals in Denemarken.
De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake bancaire en financiële regelgeving en financiële stabiliteit, bijvoorbeeld over de staatssteun voor het depositogarantiestelsel in Luxemburg, over de afsch over het identificeren en rapporteren door financiële instellingen van de toewijzing van op spaarrekeningen gestorte bedragen in België en over maatregelen die macroprudentiële risico's van woningleningen in Duitsland beperken.
De ECB heeft een advies uitgebracht over een Bulgaars wetsvoorstel met betrekking tot de officiële wisselkoers van de Bulgaarse lev in het Europees wisselkoersarrangement II (ERM II).
De ECB heeft een advies uitgebracht over een Oostenrijks wetsvoorstel over statistische betalingsbalansrapportages.
9.3 Naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang
Overeenkomstig Artikel 271(d) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de ECB de taak toe te zien op de naleving, door de nationale centrale banken van de EU (NCB’s), van de verbodsbepalingen voortvloeiend uit de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag en uit Verordeningen (EG) Nr. 3603/93 en Nr. 3604/93 van de Raad. Artikel 123 verbiedt de ECB en de NCB’s voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten aan overheden en instellingen of organen van de EU te verlenen, net als van hen rechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel 124 verbiedt alle niet op overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maatregelen waardoor overheden en instellingen of organen van de EU bevoorrechte toegang tot financiële instellingen zouden krijgen. Naast de Raad van Bestuur van de ECB ziet de Europese Commissie erop toe of de lidstaten de bovengenoemde bepalingen naleven.
De ECB controleert ook de aankopen die de centrale banken van de EU op de secundaire markt verrichten van schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de binnenlandse publieke sector, de publieke sector van andere lidstaten en door instellingen en organen van de EU. Krachtens de overwegingen van Verordening (EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op de secundaire markt niet worden gebruikt om het doel van Artikel 123 van het Verdrag te ontwijken. Dergelijke aankopen mogen geen vorm van indirecte monetaire financiering van de publieke sector worden.
De verbodsbepalingen van de artikelen 123 en 124 van het Verdrag werden in het algemeen nageleefd
De controle van de ECB voor 2020 bevestigde dat de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag in het algemeen werden nageleefd.
Uit de controle kwam naar voren dat de meeste NCB’s in 2020 beschikten over een rentevergoedingsbeleid voor overheidsdeposito’s dat volledig in overeenstemming was met de plafonds die gelden voor rentevergoedingen. Enkele NCB’s moeten er echter voor zorgen dat de vergoeding op overheidsdeposito’s niet hoger is dan het plafond.
De ECB zal de betrokkenheid van Magyar Nemzeti Bank bij de Budapest Stock Exchange op de voet blijven volgen, aangezien de aankoop van een meerderheidsbelang in de Budapest Stock Exchange door Magyar Nemzeti Bank in november 2015 nog altijd kan worden beschouwd als reden tot bezorgdheid over monetaire financiering.
De vermindering van de activa die verband houden met de Irish Bank Resolution Corporation door de Central Bank of Ireland in 2020, door middel van verkopen van langlopende obligaties met variabele rente, is een stap in de richting van de noodzakelijke volledige afstoting van deze activa. Een voortgezette verkoop in een gepast tempo zou de aanhoudende ernstige bezorgdheid over monetaire financiering verder wegnemen.
10 De ECB binnen de EU en in een internationale context
De ECB bleef in 2020 een intensieve dialoog voeren met Europese en internationale partners. Ze besteedde veel aandacht aan communicatie in het kader van haar verantwoordingsplicht aan het Europees Parlement, om de ongekende maatregelen toe te lichten die naar aanleiding van de COVID-19-pandemie werden genomen. De ECB nam constructief deel aan de G20-besprekingen en droeg actief bij aan de gesprekken bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), met name over de gevolgen van de pandemie. Zij bleef ook samenwerken met de centrale banken van de opkomende markteconomieën.
10.1 De verantwoordingsplicht van de ECB
Onafhankelijkheid en verantwoording zijn elkaars noodzakelijke tegenhanger
De ECB kon tijdens de COVID-19-pandemie een krachtige beleidsreactie geven, mede omdat ze in volledige onafhankelijkheid kan optreden. Die werd de ECB verleend via een democratisch proces en stelt haar in staat om haar taken vrij van politieke kortetermijndruk uit te voeren.[64] Onafhankelijkheid vergt op haar beurt effectieve verantwoordingsmechanismen die ervoor moeten zorgen dat de ECB haar mandaat uitvoert. De ECB streefde er voortdurend naar doeltreffende verantwoordingspraktijken te waarborgen en haar acties uit te leggen aan de burgers in heel Europa en hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement. Deze praktijken zijn dus verder ontwikkeld dan de vereisten uit artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ze worden bovendien aangevuld met rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Toen de ECB bij het uitbreken van de pandemie ongekende maatregelen nam, hield de President van de ECB een ad-hocgedachtewisseling met vertegenwoordigers van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (Committee on Economic and Monetary Affairs - ECON). Die gedachtewisselingen waren een aanvulling op de vier reguliere hoorzittingen van dezelfde commissie in 2020, waarin de President ook expliciet de belangrijkste criteria voor het waarborgen van doeltreffende verantwoordingspraktijken besprak. De ECB en het Europees Parlement zijn overeengekomen nauwer samen te werken naar aanleiding van de strategische evaluatie van de ECB.
De President van de ECB nam ook deel aan het plenaire debat over het Jaarverslag 2019 van de ECB in februari 2020 en de Vice-President presenteerde het Jaarverslag 2019 van de ECB in mei 2020 aan ECON. In dat verband heeft de ECB haar feedback op de input van het Europees Parlement gepubliceerd als onderdeel van de resolutie van het Europees Parlement over het Jaarverslag 2018. Naast de reguliere hoorzittingen nam Fabio Panetta, Directielid van de ECB, in februari 2020 deel aan de Europese Parlementaire Week om de verdieping en verbreding van de Economische en Monetaire Unie te bespreken en aan gedachtewisselingen met ECON over de internationale rol van de euro in juli 2020 en over een digitale euro in oktober 2020. De ECB beantwoordde ook 48 schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement in 2020, dat is een aanzienlijke toename ten opzichte van het voorgaande jaar.
Uit de laatste Eurobarometer-peilingen blijkt dat 75% van de respondenten in het eurogebied voorstander is van de euro en 40% de ECB vertrouwt.[65] Uit deze resultaten blijkt dat het vertrouwen in de ECB nog steeds kwetsbaar is voor economische resultaten – mogelijk ook voor die waarover zij geen controle heeft – en ook dat de ECB een constructieve dialoog moet blijven aangaan met het Europees Parlement en de burgers om haar besluiten uit te leggen en naar hun bezorgdheden te luisteren.
10.2 Internationale betrekkingen
G20
De ECB nam constructief deel aan de G20-initiatieven die erop gericht waren adequaat te reageren op de COVID-19-crisis.
Met de komst van de COVID-19-pandemie heeft de G20 een alomvattend actieplan goedgekeurd met noodmaatregelen om de economische gevolgen van de crisis te verzachten, het mondiale financiële systeem te vrijwaren en arme economieën te ondersteunen. Samen met de Club van Parijs keurde ze ook een betalingsmoratorium (Debt Service Suspension Initiative - DSSI) voor de armste landen goed en een gemeenschappelijk kader voor schuldbehandeling in aanvulling op het DSSI. De werkzaamheden op het gebied van infrastructuur en financiële integratie werden ook geïntensiveerd naar aanleiding van de nieuwe uitdagingen die de crisis met zich meebrengt. In verband met vraagstukken inzake de financiële sector en in samenwerking met de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board - FSB) bracht de G20 een verslag uit over de gevolgen voor de financiële stabiliteit van de procycliciteit van ratingbureaus en een stappenplan om de mondiale grensoverschrijdende betalingsregelingen te verbeteren. De G20 heeft ook besprekingen gevoerd over mondiale stablecoins, waarover verdere werkzaamheden zullen volgen in 2021. Het overleg over digitale belastingen zal in 2021 worden voortgezet.
Beleidskwesties in verband met het IMF en de internationale financiële architectuur
Het IMF reageerde snel op de crisis met analysewerk en noodleningen
De ECB bleef een actieve rol spelen bij de besprekingen over het internationale monetaire en financiële stelsel bij het IMF en in andere fora, en droeg zo haar visie bij aan de gemeenschappelijke standpunten van de landen van de Europese Unie of van het eurogebied. Deze besprekingen waren sterk toegespitst op de gevolgen van de COVID-19-pandemie.
Het IMF speelde een centrale rol in de reactie van de internationale gemeenschap op de crisis, niet het minst met zijn analyses van de economische en financiële situatie. Het nam ook snel een reeks maatregelen. Zo bood het noodfinanciering aan een nooit eerder vertoond aantal landen, verleende het nieuwe flexibele kredietlijnen, schuldverlichting aan de armste lidstaten, en voerde het een nieuw kredietinstrument in, de kortetermijnliquiditeitslijn. De crisiskredietverlening vond plaats binnen de bestaande IMF-kredietverleningscapaciteit van ongeveer $ 1 miljard. Deze kredietverleningscapaciteit wordt gehandhaafd voor de komende jaren dankzij de verdubbeling van de New Arrangements to Borrow van het IMF, die op 1 januari 2021 van kracht werd, en een nieuwe reeks bilaterale kredietovereenkomsten. De vraag naar IMF-middelen moet echter op de voet worden gevolgd. De ECB is voorstander van een IMF dat over adequate middelen beschikt en een centrale rol speelt in het mondiale financiële vangnet.
Gezien de gevolgen van de pandemie voor de schuldpositie in veel landen heeft het IMF zijn werkagenda met betrekking tot de schulden aanzienlijk geïntensiveerd. Het bracht een bespreking op gang over de verbetering van de internationale architectuur voor het oplossen van schuldencrises en kondigde plannen aan om zijn eigen beleid inzake overheidsschuld verder te evalueren. Het IMF zette ook zijn vijfjaarlijkse uitgebreide evaluatie van het toezicht voort, een proces waarbij de toezichtsprioriteiten voor de periode 2020-2025 worden vastgesteld, alsook de herziening van het Financial Sector Assessment Program. In dat verband droeg een verslag van het Comité voor internationale betrekkingen van het Europees Stelsel van Centrale Banken bij aan het internationale debat en bood het aanbevelingen om de impact van de FSAP-oefeningen te versterken.
Internationale samenwerking tussen centrale banken en opkomende markteconomieën
De ECB bleef samenwerken met de centrale banken van de opkomende markteconomieën
Ondanks de ongekende situatie zette de ECB haar samenwerking met de centrale banken van buiten de EU voort, met name via de bestaande bilaterale memoranda van overeenstemming met belangrijke Afrikaanse, Aziatische en Latijns-Amerikaanse centrale banken en via haar gestructureerde samenwerking met regionale centrale banken en het IMF. Dit weerspiegelt de wereldwijde belangstelling voor het beleid, de standpunten, analytische kaders en werkprocessen van de ECB. De besprekingen op het niveau van zowel de experten als de beleidsmakers hadden betrekking op het beleid en de kerntaken van de ECB, en op technische aangelegenheden en governancekwesties. Met name thema’s in verband met COVID-19, klimaatverandering en digitalisering vanuit centralebankperspectief kregen grote belangstelling. Bovendien bleef de ECB als EU-instelling bijdragen aan het uitbreidingsproces van de EU door gerichte besprekingen te voeren met centrale banken van landen van de westelijke Balkan die naar een toetreding tot de EU toewerken.
Kader 9
ERM II-ontwikkelingen
Op 10 juli 2020 werden de Bulgaarse lev en de Kroatische kuna opgenomen in het wisselkoersmechanisme (ERM II) tegen hun toenmalige wisselkoersniveaus. Bij de opneming van de valuta’s werd de procedure gevolgd die is uiteengezet in de Resolutie van de Europese Raad van 16 juni 1997, waarbij ook rekening werd gehouden met fundamentele factoren zoals de totstandkoming van de bankenunie. Voordat de Bulgaarse en Kroatische autoriteiten een aanvraag voor deelname aan het ERM II indienden, voerden zij een aantal voorafgaande beleidsverbintenissen uit. De ECB en de Europese Commissie monitorden en beoordeelden de uitvoering, elk op hun respectieve bevoegdheidsgebieden, namelijk het bankentoezicht en het macroprudentieel beleid voor de ECB en het structuurbeleid voor de Europese Commissie. In overeenstemming met eerdere praktijken hebben Bulgarije en Kroatië bij de toetreding tot het ERM II aanvullende beleidstoezeggingen gedaan om een duurzaam convergentietraject naar het eurogebied te waarborgen.[66] Parallel aan de toetreding tot het ERM II gingen de twee centrale banken een nauwe samenwerking op toezichtsgebied aan met de ECB.[67] Toetreden tot het ERM II is een van de voorwaarden waaraan een land moet voldoen om de euro te kunnen invoeren. De valuta moet gedurende ten minste twee jaar zonder grote spanningen aan ERM II deelnemen, in het bijzonder zonder devaluatie ten opzichte van de euro. Na een beoordeling van de mate waarin aan alle convergentiecriteria is voldaan, moet de toetreding tot het eurogebied worden bevestigd door een besluit van de Raad van de Europese Unie overeenkomstig de toepasselijke Verdragsbepalingen.[68]
11 Een betere communicatie en een groter bereik
„Goede communicatie vormt het fundament van de geloofwaardigheid van de ECB en versterkt onze legitimiteit in de ogen van de mensen die we dienen.”
ECB-president Christine Lagarde
Van alle gevolgen van de coronapandemie was een van de ingrijpendste de ongekende onzekerheid, niet alleen voor de economie en de samenleving als geheel maar ook voor elk individu, die tot angst en vaak tot verwarring leidde. In dergelijke omstandigheden is het cruciaal dat overheidsinstanties betrouwbaar, objectief, tijdig en helder communiceren zodat ze essentiële informatie geven en vertrouwen wekken. De ECB heeft in 2020 dan ook haar communicatie en bereik bijgestuurd en geïntensiveerd. Ze verschafte de markten en het grote publiek tijdige en gemakkelijk toegankelijke informatie over haar beoordeling van de economische vooruitzichten en de beleidsmaatregelen. Belangrijker nog is dat de ECB veel aandacht besteedde aan het uitleggen van de redenering achter haar maatregelen, de beoogde impact en de concrete voordelen voor de mensen, bedrijven, banken en overheden in het eurogebied.
11.1 Communicatie tijdens de pandemie
De ECB paste haar communicatiestrategie aan de beperkingen door de pandemie aan en communiceerde hoofdzakelijk online
De pandemie daagde de ECB uit nieuwe manieren te vinden om verschillende doelgroepen te bereiken. Door middel van innovatieve communicatievormen kon ze haar sterke focus op communicatie handhaven en hield ze haar doelgroepen goed geïnformeerd. De ECB zorgde ervoor dat de technische details van haar maatregelen goed werden begrepen door de financiële markten en deskundigen en reageerde snel op eventuele vragen. Gemakkelijk toegankelijke informatie over de maatregelen van de ECB werd gepubliceerd op de daartoe in het leven geroepen coronawebpagina.
Een belangrijk onderdeel van de nieuwe communicatiestrategie bestond erin de fysieke bijeenkomsten te vervangen door online evenementen, seminaries en lezingen. Aangezien de leden van de Directie na het uitbreken van de pandemie minder speeches gaven, breidde de ECB haar communicatietoolbox uit met de ECB blog. In de blog wordt dieper ingegaan op recente beleidsbeslissingen en trends in verband met de economie van het eurogebied en daarbuiten. Alle artikels worden geschreven door ECB-beleidsmakers. In 2020 werden 19 blogartikels gepubliceerd. In vele daarvan lag de focus op de reactie van de ECB op de crisis. De in 2019 ingevoerde ECB Podcast is een ander belangrijk kanaal dat wordt gebruikt om het grote publiek te bereiken. De ECB bood in 2020 negen afleveringen aan over allerlei onderwerpen waaronder de gevolgen van de pandemie voor de ECB en haar beleid en werkzaamheden, de rol van centrale banken in de strijd tegen klimaatverandering en de mogelijkheid van een digitale euro.
Ook het ECB Forum on Central Banking vond in 2020 online plaats en ging over de rol van centrale banken in een veranderende wereld. Het nieuwe format, met een studio-opstelling, interactieve elementen en een livestream, trok meer kijkers en leidde tot een grotere betrokkenheid op socialemediakanalen. Met name de toespraak van de president over het monetair beleid in de crisissituatie als gevolg van de pandemie trok veel aandacht. Net als in de voorgaande jaren verbreedde de Young economists’ competition de toegang tot het Forum en verhoogde het de belangstelling onder jongeren.
Het bezoekerscentrum van de ECB, dat gewoonlijk druk bezocht wordt door schoolkinderen en universiteitsstudenten die meer te weten willen komen over de ECB en haar beleid, moest fysieke bezoeken opschorten. Ondertussen heeft de ECB het bezoekerscentrum online toegankelijk gemaakt met een virtuele rondleiding. Een virtualrealityheadset maakt de rondleiding nog specialer en meeslepender.
Digitale kanalen speelden een centrale rol in de communicatie tijdens de pandemie. Door het onlineaanbod uit te breiden en veel actiever te communiceren op de socialemediakanalen van de ECB, van de president en van andere leden van de Directie, breidde de ECB haar bereik uit en nam de betrokkenheid van haar volgers toe. Het aantal interacties op sociale media bedroeg 2,8 miljoen. Speciale onlineformats, zoals een dialoog op het European Youth Event, bleken vooral voor jongere doelgroepen aantrekkelijk. Tijdens dit evenement in mei 2020, dat samen met het Europees Parlement werd georganiseerd, beantwoordde president Christine Lagarde de vragen van jonge Europeanen in verband met hun bezorgdheden over hun loopbaan, de toekomst van Europa, digitalisering en klimaatverandering. Daarnaast hebben de inspanningen van de ECB om samen te werken met ervaren organisaties of influencers, zoals Finanzfluss, een YouTube-kanaal over financiële geletterdheid, de ECB geholpen om zich verder in te zetten voor jongere doelgroepen en te reageren op hun bezorgdheden.
11.2 Communicatie als tweerichtingsproces: de ECB luistert
De ECB luistert om ervoor te zorgen dat wat wij doen overeenstemt met wat de Europese burgers begrijpen en verwachten
Als onderdeel van haar strategische evaluatie evalueert de ECB haar communicatie. De doelstellingen, strategie en beleidsbeslissingen van de ECB moeten breed worden begrepen en de steun hebben van de belanghebbenden. Daarom besloot de ECB niet alleen technische deskundigen en analisten aan te spreken, maar ook het grotere publiek. Ze had zich tot doel gesteld te luisteren naar de verwachtingen van de Europese burgers, beter te begrijpen wat hun economische bezorgdheden en behoeften zijn, en hoe de ECB daaraan kan tegemoetkomen.
Het allereerste ECB Listens event werd gepresenteerd door president Christine Lagarde en hoofdeconomoom Philip R. Lane in oktober 2020. Dit virtuele evenement bracht 22 vertegenwoordigers van 18 maatschappelijke organisaties bijeen, die actief zijn in negen verschillende sectoren, die onder meer verband houden met milieuvraagstukken, duurzaamheid, sociaal welzijn, bedrijfsleven, religie, cultuur en transparantie.
De deelnemers namen op afstand deel aan het gesprek in zeven verschillende landen. Het event was opgebouwd rond twee sessies: een sessie over de impact van het monetair beleid en de communicatie van de ECB en een sessie over de mondiale uitdagingen waar we voor staan. De discussies waren open en rechtuit.
Soortgelijke evenementen die door nationale centrale banken in de landen van het eurogebied werden georganiseerd, boden verder inzicht in de bezorgdheden en verwachtingen van mensen uit alle hoeken van het eurogebied.
Om ideeën en meningen van een breed scala aan belanghebbenden te verkrijgen, opende de ECB ook een online portaal ‘De ECB luistert’ om beter te begrijpen hoe de burgers tegen economische onderwerpen aankijken en wat ze van de ECB verwachten. In 2020 werden bijna 4.000 opmerkingen over de monetairbeleidsstrategie van de ECB ingediend via het portaal.
De opmerkingen en de input van het portaal en de luistersessie ‘De ECB luistert’ en van de luistersessies die de nationale centrale banken hebben georganiseerd, zullen worden meegenomen in de beraadslagingen over de strategische evaluatie in 2021.
Daarnaast lanceerde de ECB een reeks webinars met maatschappelijke organisaties. Het eerste vond in september 2020 plaats en ging over de impact van COVID-19 op de economie van het eurogebied en de beleidsreactie van de ECB.
12 Organisatorische veerkracht en bestuur
De ECB wil haar medewerkers inspireren, ontwikkelen en betrokken houden. Ondanks de extra uitdagingen als gevolg van de COVID-19-pandemie, bleef de ECB in 2020 getalenteerde mensen aantrekken en behouden en hun continue groei ondersteunen, en boekte zij verdere vooruitgang in tal van initiatieven en processen voor haar medewerkers. ECB-medewerkers leggen uit hoe zij de bijzondere omstandigheden hebben ervaren en met welke uitdagingen zij kampten in 2020 in de Paragraaf „Maak kennis met onze mensen”.
De ECB streeft vastberaden het hoogste niveau van integriteit en bestuursnormen na. Met de invoering van een verbeterd klokkenluiderkader in 2020 zet ze haar inzet voor haar gedeelde waarden kracht bij en moedigt ze haar medewerkers aan om in het volste vertrouwen vrijuit te spreken.
12.1 Mensen laten excelleren in buitengewone omstandigheden
Mensen staan centraal in hoe de ECB presteert
De COVID-19-pandemie stelde de ECB voor nieuwe uitdagingen. In 2020 bestond haar topprioriteit erin de gezondheid en veiligheid van haar medewerkers te waarborgen, en hielp ze hen tegelijk een evenwicht te vinden tussen hun professionele en persoonlijke verantwoordelijkheden en stelde ze hen in staat naar beste vermogen te werken.
De ECB nam tal van voorzorgsmaatregelen om haar medewerkers te beschermen en ervoor te zorgen dat ze haar mandaat kon blijven uitvoeren. Toen de pandemie uitbrak, verzocht de ECB haar medewerkers op afstand te werken, met uitzondering van diegenen die kritieke taken in de gebouwen van de ECB moeten uitvoeren. Ze plaatste ook een aantal personeelsleden over naar kritieke functies die extra ondersteuning nodig hadden.
De ECB paste haar werkomgeving, regels en beleid voortdurend aan om het welzijn van haar medewerkers te vergroten, hun professionele groei te bevorderen en bij te dragen aan een inclusieve omgeving, in het bijzonder in uitzonderlijke omstandigheden als de COVID-19-crisis. Voorbeelden hiervan zijn regelmatige communicatie en bewustmaking binnen de organisatie, meer emotionele ondersteuning via medische en psychologische begeleiding, flexibele werktijden en kinderopvang. De ECB heeft ook bepaalde contracten die afliepen tijdelijk verlengd. Nieuwe medewerkers van de ECB werden voornamelijk op afstand geïntegreerd.
In 2020 zette de ECB verder in op loopbaanontwikkeling. In januari 2020 werd een nieuw loopbaankader ingevoerd, dat het voor medewerkers gemakkelijker maakt om van functie te veranderen binnen de organisatie, hetzij horizontaal, hetzij door bevordering naar een hoger niveau. De ECB bood haar medewerkers ook mogelijkheden voor professionele ontwikkeling op afstand, zoals opleidingssessies en onlinecursussen. Om leiderschapscapaciteiten te ontwikkelen, die een sleutelrol spelen in het peoplemanagement bij de ECB, investeerde zij in coaching op afstand en begeleiding voor managers en teamcoördinatoren over hoe om te gaan met de COVID-19-crisis en het leiden van virtuele of hybride teams (virtueel en ter plaatse). Er werden ook tips en beste praktijken van andere organisaties gedeeld met de medewerkers, en er werd een speciale locatie gecreëerd op de interne platforms van de ECB waar medewerkers en managers van gedachten konden wisselen en vragen konden stellen.
De ECB stelt alles in het werk om een werkplek te bieden die bijdraagt aan openheid, respect, diversiteit en inclusie en zette haar werkzaamheden op deze gebieden in 2020 voort. Ze bevorderde inclusief gedrag onder haar medewerkers, en dat was cruciaal in een werkomgeving die overwegend virtueel werd. Wat het evenwicht tussen mannen en vrouwen betreft, nam de ECB in 2020 een nieuwe strategie aan, waarin nieuwe genderdoelstellingen werden vastgelegd en een reeks begeleidende maatregelen die moeten bijdragen aan de genderdiversiteit. Voor het eerst hebben deze doelstellingen betrekking op zowel aanwervings- en bevorderingsbeslissingen als op het totale aandeel vrouwelijke medewerkers bij de ECB.
Figuur 4
Doelstellingen voor de indienstneming, bevordering en het totale aandeel vrouwelijke medewerkers bij de ECB
Ondanks de COVID-19-pandemie heeft de ECB de bewustmaking op het vlak van diversiteit en integratie voortgezet. Met de steun van haar werknemersnetwerken besteedde ze aandacht aan een aantal belangrijke gebeurtenissen op dit gebied, zoals de Internationale dag voor de herdenking van de slachtoffers van de Holocaust, de Internationale Vrouwendag, de Internationale dag tegen homofobie, bifobie, interfobie en transfobie (International Day against Homophobia, Biphobia, Interphobia and Transphobia – IDAHOBIT), de Internationale Dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie en de Internationale dag van personen met een handicap. In 2020 verwelkomde de ECB ook een nieuw werknemersnetwerk, namelijk Parents Network, met als missie de organisatie bewuster te maken van thema’s in verband met ouderschap en inspiratie te geven voor een organisatiecultuur, beleid en voor diensten die de belangen en behoeften van huidige en toekomstige ouders zo goed mogelijk dienen.
Om het welzijn van haar medewerkers te monitoren en inzicht te krijgen in hun behoeften en bezorgdheden in de huidige buitengewone omstandigheden, besloot de ECB regelmatig een peiling te doen binnen de organisatie. Deze peilingen zullen worden herhaald zolang de COVID-19-pandemie duurt en zullen de ECB in staat stellen passende maatregelen te nemen om haar medewerkers te ondersteunen, hun welzijn en betrokkenheid op peil te houden en bij te dragen aan een inclusieve werkcultuur.
12.2 Maak kennis met onze mensen
Massimo Antolini, adviseur, Directoraat-Generaal Informatiesystemen
Ik werk in de sectie End User Services, waar we laptops en telefoons leveren en beheren, en tools voor instant messaging, samenwerking en videoconferenties ter beschikking stellen van de hele ECB. Op die manier zorgen we ervoor dat onze collega’s hun werk kunnen doen en met elkaar in contact kunnen blijven, waar ze zich ook fysiek bevinden. We assisteren ook de Directieleden en hun team bij alles wat met IT te maken heeft.
Samen met andere teams binnen de afdeling Infrastructuur en Operationele diensten bieden wij toegang op afstand tot alle IT-diensten van de ECB. Dankzij toegang op afstand konden de ECB-collega’s van thuis werken van bij de start van de COVID-19-pandemie, en liepen ze minder risico om besmet te worden in onze gebouwen. Technologie kan natuurlijk niet alle voordelen van fysieke aanwezigheid en rechtstreekse contacten vervangen, maar ze hielp ons voor bedrijfscontinuïteit te zorgen en organisatorisch veerkrachtig te blijven van bij de start van de coronabeperkingen.
Voor collega’s die nog steeds ter plaatse kwamen werken, hebben we ook verschillende vergaderzalen uitgerust met verbeterde videoconferentieapparatuur en stonden we altijd klaar om onze gebruikers support te bieden. Die inspanningen hebben al hun vruchten afgeworpen: zowel de medewerkers als de Directieleden hebben nieuwe vaardigheden ontwikkeld en hebben zich deze moderne infrastructuur eigen gemaakt voor virtuele vergaderingen en tal van persevenementen en interinstitutionele video-evenementen. Doordat er veel reistijd wegviel, konden nog meer evenementen worden georganiseerd en was de ECB nog nooit zo toegankelijk en beschikbaar voor het publiek als in deze periode.
Shani Kopolo, stagiaire, Directoraat-Generaal Human Resources
Ik ben onlangs afgestudeerd als master in internationaal humanresourcesmanagement aan de Universiteit van Edinburgh. Ik kom uit Finland en Zambia en ben opgegroeid in Wenen, waar ik naar een internationale school ging. Nadat ik met zo veel verschillende culturen had kennisgemaakt, wilde ik heel graag bij de ECB werken. Als stagiaire in het team Working Culture van de afdeling Talent Management werk ik aan projecten die onder andere verband houden met diversiteit en inclusie. Met onze initiatieven willen we ervoor zorgen dat de ECB een werkplek is waar elke collega zich gewaardeerd, gerespecteerd, opgenomen en geëmpowerd voelt om zich volledig te kunnen ontplooien op het werk. Dat is altijd belangrijk, maar de COVID-19-pandemie zette dat nog meer in de verf, en dat heb ik persoonlijk ondervonden. In dienst treden bij de ECB in volle pandemie maakte het voor mij een uitdaging om mijn plaats te vinden in mijn team, hulp te vragen en te leren hoe alles in zijn werk gaat, aangezien de gebruikelijke persoonlijke interactie gewoonweg niet mogelijk was. Gelukkig kon ik videobellen met mijn collega’s in plaats van e-mailen. Dat maakte het een stuk makkelijker om me in te werken. Mijn team heeft er ook alles aan gedaan om mij erbij te betrekken, en dat toonde voor mij aan dat ons werk aan inclusiviteit bij het werken op afstand cruciaal is voor het welzijn van werknemers in uitzonderlijke tijden als de COVID-19-pandemie.
Julia Körding, hoofddeskundige Financiële risico’s, Directoraat Risicobeheer
Na een PhD en postdoc in zuivere wiskunde trad ik in 2006 in dienst bij de ECB, omdat ik aansluiting wilde zoeken bij de echte wereld en het leven van mensen wilde verbeteren. Mijn dagelijkse motivatie komt voort uit de doelstelling van de ECB om te werken in het belang van alle mensen in Europa. Begin 2020 werkte ik in het Directoraat-generaal Secretariaat, waar ik de vergaderingen van de Raad van Bestuur en de voorbereiding van het ECB-Jaarverslag 2019 coördineerde. Toen er meer ondersteuning nodig was voor de reactie van de ECB op de COVID-19-pandemie, ben ik in april 2020 nogal plots overgestapt naar het directoraat Risicobeheer. Met mijn wiskundige achtergrond hielp ik het team bij het beoordelen van nieuwe kredietbeoordelingsbronnen en het bedenken van passende risicobeperkende maatregelen. Het doel hiervan is de banken in staat te stellen meer leningen aan te bieden als onderpand voor monetairbeleidstransacties en op die manier de financiering van de reële economie te vrijwaren. Maandenlang heb ik mijn nieuwe collega’s uitsluitend online gesproken. Complexe technische vraagstukken bespreken van thuis achter het laptopscherm was niet altijd gemakkelijk, maar de samenwerking met een geweldig team gaf zeer veel voldoening. Ik ben er trots op dat ik een kleine rol heb gespeeld bij het verlichten van de impact van de pandemie op mensen in het hele eurogebied.
Belén Pérez Esteve, hoofddeskundige Public Outreach, Directoraat-generaal Communicatie
Om haar mandaat van prijsstabiliteit te kunnen vervullen, moet de ECB niet alleen door de marktspelers, maar ook door de Europese burgers worden begrepen. Dat is nog meer het geval in extreme omstandigheden zoals de coronapandemie. Binnen het team Externe betrokkenheid help ik de ECB aan het grote publiek uit te leggen wat ze doet door initiatieven te organiseren voor jonge Europeanen. Aangezien jongeren tot degenen behoren die het zwaarst getroffen zijn door de economische gevolgen van de pandemie, hebben we in 2020 hard gewerkt om online alternatieven met impact aan te bieden voor de geplande fysieke evenementen, en innovatieve formats op maat van deze doelgroep. Een van die evenementen die uiteindelijk online plaatsvonden als gevolg van de pandemie was een onlinedialoog voor het European Youth Event met president Christine Lagarde, waar deelnemers hun vragen rechtstreeks aan haar konden stellen. Ons team organiseerde ook verschillende interviews voor Finanzfluss, een YouTube-kanaal over financiële geletterdheid, en een socialemediacampagne met het European Youth Forum om de stemmen van jonge Europeanen te laten horen in de strategische evaluatie van de ECB. Bijblijven met de communicatietrends en de voorkeuren van de doelgroepen in dit digitale tijdperk en in volle pandemie is uitdagend, maar geeft zeer veel voldoening als mensen zich daardoor meer bewust worden van wat we doen en we nieuwe doelgroepen bereiken.
Olivier Strube, hoofddeskundige Uitgifte van bankbiljetten, Directoraat Bankbiljetten
Ik ben verantwoordelijk voor de planning van de levering van eurobankbiljetten, in de eerste plaats van de negen drukkerijen waar ze worden geproduceerd, aan de 19 NCB’s, die ze toegankelijk maken voor de burgers. Ik maak het maandelijkse leveringsschema voor een bepaald jaar voor alle NCB’s doorgaans enkele maanden van tevoren op basis van de verwachte cashvraag en gebruik optimalisatiesoftware om vraag en aanbod efficiënt af te stemmen. We werden geconfronteerd met een onverwacht hoge vraag naar bankbiljetten in maart 2020, vóór de eerste lockdown, en daarna met de gedeeltelijke en/of volledige sluiting van drukkerijen en cashcentra die de bankbiljetten selecteren die geschikt zijn om opnieuw in omloop te worden gebracht. Dat leidde tot een onverwachte vermindering van de bankbiljettenvoorraad. Door deze zeldzame combinatie van een vraag- en aanbodschok moest ik het leveringsschema volledig herzien en meer dan 20 ad-hoczendingen van bankbiljetten uit onze strategische bankbiljettenreserves organiseren naar overal in Europa. Ik moest de voorraden en de leveringen van bankbiljetten nauwlettend volgen en samenwerken met de nationale centrale banken om ervoor te zorgen dat er in geen enkel land van het eurogebied een tekort aan bankbiljetten ontstond. We konden daarbij terugvallen op een intern ontwikkelde applicatie waarmee we projecties van verschillende vraag- en aanbodscenario’s kunnen maken. Ik heb een echte Europese mentaliteit ervaren, aangezien alle 19 NCB’s elkaar pragmatisch bijstonden in deze moeilijke periode om ervoor te zorgen dat iedere burger waar en wanneer nodig toegang had tot cash geld.
Anne van der Graaf, deelnemer aan het Graduate Programme, Directoraat-Generaal Markttransacties
In mijn tweede jaar als deelnemer aan het Graduate Programme trad ik in dienst bij de sectie Euro Area Bond Markets en mijn belangrijkste taak is om NCB’s te helpen bij het aankopen van bedrijfsobligaties als onderdeel van het programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme - APP) en het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme - PEPP). Ik draag er rechtstreeks toe bij dat bedrijven ook in deze extreme omstandigheden als gevolg van de coronapandemie nog steeds gunstige financieringsvoorwaarden kunnen vinden. Ik heb het geluk dat ik persoonlijke ervaring heb kunnen opdoen in de trading room van de ECB. Naarmate er meer beperkingen kwamen op het aantal mensen dat op kantoor mocht werken, veranderde mijn werkdag sterk als gevolg van de coronapandemie en moest ik de obligatiemarkten van het eurogebied van thuis monitoren. De anders zo gezellige logeerkamer van mijn appartement werd mijn thuiskantoor met het drumstel van mijn flatgenoot als origineel kantoormeubilair.
Stefan Wredenborg, senior teamleider en secretaris van het Comité voor financiële stabiliteit, Directoraat-Generaal Macroprudentieel Beleid en Financiële Stabiliteit
Een belangrijke vorm van samenwerking tussen de ECB en de nationale centrale banken en toezichthoudende autoriteiten is via comitéstructuren. Een daarvan is het Comité voor financiële stabiliteit, dat als gevolg van de pandemie in 2020 zijn werkzaamheden heeft opgedreven. Er waren meer virtuele vergaderingen om de ontwikkelingen op het gebied van financiële stabiliteit en macroprudentieel beleid te bespreken. Ik werd de nieuwe secretaris van het Comité in 2020 en moest meteen vol aan de bak in mijn nieuwe rol. De vlotte overdracht door mijn voorganger, uitstekende collega’s in het secretariaatsteam, en begeleiding van de Voorzitter van het Comité maakten dat mogelijk.
Het was een uitdagend jaar, ook voor de leden, omdat we allemaal moesten wennen aan nieuwe manieren om samen te werken, en ondertussen een grotere werklast moesten dragen. Ik denk dat we dit hebben bereikt dankzij een zeer goede samenwerking, uitstekende analyses door deskundigen bij de nationale autoriteiten en bij de ECB, en de support van onze IT-diensten, die ons hebben geholpen om te gaan met de nieuwe virtuele realiteit. Het klinkt misschien tegenstrijdig maar ik vind dat we als Comité dichter naar elkaar zijn toegegroeid het afgelopen jaar, ook al hebben we elkaar niet in levenden lijve ontmoet. Leden van het Comité uit alle EU-landen zien in hun thuiskantoor tijdens de virtuele vergaderingen in plaats van rond een grote tafel, gaf het gevoel dat we inderdaad samen door deze uitdagende periode moeten. Toch misten we het allemaal om elkaar nu en dan in levenden lijve te kunnen zien en informeel te kunnen bijpraten tijdens de pauzes van vergaderingen!
12.3 Versterking van de integriteit en de bestuursnormen
En verbeterd klokkenluiderkader en -beleid beschermt de integriteit van de ECB, draagt bij aan goed bestuur en stelt medewerkers in staat in vertrouwen vrijuit te spreken
Met als doel de integriteit van de ECB te beschermen en bij te dragen aan goed bestuur, werd in 2020 een verbeterd intern klokkenluiderkader en -beleid ingevoerd. Het nieuwe kader omvat een interne tool waarmee mogelijke schendingen van professionele verplichtingen, ongepast gedrag of andere onregelmatigheden eenvoudig, veilig en anoniem kunnen worden gemeld, en waarmee klokkenluiders en getuigen bescherming tegen vergelding kunnen vragen, in lijn met de modernste normen. Bovendien werd het toepassingsgebied van het beleid uitgebreid tot alle hooggeplaatste ECB-functionarissen. Het klokkenluiderkader vormt een aanvulling op het bestaande meldpunt voor schendingen van de ECB, dat in de eerste plaats wordt gebruikt voor externe meldingen over aangelegenheden op het gebied van het bankentoezicht.
Binnen de ECB werden nieuwe initiatieven en communicatiecampagnes uitgewerkt om de medewerkers op de hoogte te houden van de ethische regels en bepalingen, en alle nieuw aangeworven personeelsleden worden verplicht het e-learningprogramma „Ethisch zijn” te volgen. Het Bureau Naleving en Governance reageerde in 2020 op meer dan 1.900 vragen over een breed scala aan onderwerpen. De vragen waren gelijkmatig verdeeld over centralebank- en toezichtsmedewerkers. Bijna 60% ervan had betrekking op persoonlijke financiële transacties van de medewerkers, gevolgd door vragen over externe activiteiten en belangenconflicten (zie Grafiek 25). De compliancecontroles die in samenwerking met een externe dienstverlener werden uitgevoerd bevestigden dat de ECB-medewerkers en de leden van de hoge organen van de ECB de regels voor persoonlijke financiële transacties over het algemeen naleven.
Grafiek 25
Overzicht van de in 2020 ontvangen vragen van medewerkers van de ECB
Op het niveau van het Eurosysteem en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme werd de samenwerking met de nationale centrale banken en de nationale bevoegde autoriteiten voortgezet via de Ethics and Compliance Officers’ Task Force (ECTF) en toegespitst op de afstemming en samenhang van de ethische richtsnoeren die bij de verschillende instellingen gelden.
Op internationaal niveau werd de ECB toegelaten tot het Ethics Network of Multilateral Organizations (ENMO), een forum dat werd opgericht om informatie en ervaring uit te wisselen, samenwerking te vergemakkelijken op het gebied van integriteitskwesties van gemeenschappelijk belang en bij te dragen aan praktijknormen. Haar lidmaatschap van het ENMO illustreert de inzet van de ECB voor ethische kwesties en goed bestuur.
In overeenstemming met de Gedragscode voor hoge ambtenaren van de Europese Centrale Bank, beoordeelde het Ethisch Comité van de ECB de belangenverklaringen die de leden van de Directie, de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht indienden voor publicatie op de websites van de ECB. In de loop van 2020 bracht het Ethisch Comité een groter aantal adviezen uit, waarvan de meeste betrekking hadden op activiteiten op persoonlijke titel en op activiteiten na uitdiensttreding.
Met het doel de transparantie verder te vergroten besloot de Raad van Bestuur de adviezen van het Ethisch Comité aan de huidige en toekomstige leden van de Directie van de ECB, de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht over belangenconflicten en winstgevende activiteiten na uitdiensttreding te publiceren op de website van de ECB.
In 2020 reageerde de ECB op 67 verzoeken om toegang tot ECB-documenten van EU-burgers en gaf ze ruim 190 documenten vrij (waarvan sommige gedeeltelijk).
Het Auditcomité[69] van de ECB voerde de driejaarlijkse herziening van haar mandaat uit en voerde aanvullende bepalingen in om tegemoet te komen aan oproepen van het Europees Parlement en niet-gouvernementele organisaties om de onafhankelijkheid van haar leden verder te versterken en te waarborgen. Het Auditcomité adviseert de Raad van Bestuur over de belangrijkste aspecten van corporate governance bij de ECB, zowel in verband met haar centralebank- als haar toezichtstak, en in het Eurosysteem. Het werd regelmatig op de hoogte gebracht van de maatregelen en initiatieven van de ECB om de financiële en operationele risico’s van de COVID-19-pandemie aan te pakken en bleef aandringen op de tijdige uitvoering van open auditaanbevelingen.
Jaarstukken
https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/annual-accounts/html/ecb.annualaccounts2020~0508aea2f9.nl.htmlDe geconsolideerde balans van het Eurosysteem per 31 december 2020
https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/balance/html/ecb.eurosystembalancesheet2020~0da47a656b.nl.htmlStatistisch deel (alleen beschikbaar in het Engels)
https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/annrep/ecb.ar_annex2020_statistical_section~ae79ac8ab8.en.pdf© Europese Centrale Bank, 2021
Adres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoonnummer +49 69 1344 0
Website www.ecb.europa.eu
Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.
De afsluitingsdatum voor de gegevens in dit verslag was 25 februari 2021 (uitzonderingen worden uitdrukkelijk vermeld).
Voor specifieke terminologie en afkortingen wordt verwezen naar het ECB glossary (alleen beschikbaar in het Engels).
HTML ISBN 978-92-899-4641-4, ISSN 1725-2911, doi:10.2866/120827, QB-AA-21-001-NL-Q
- Aan het eind van 2020 werd een medische oplossing voor de pandemie voorzien, met grootschalige vaccinatie vanaf medio 2021.
- De bespreking in Paragraaf 1.2 is gebaseerd op gegevens uit de tweede prognose van Eurostat, die op 9 maart 2021 is gepubliceerd.
- Zie het Kader “De langetermijneffecten van de pandemie: inzichten uit een enquête onder toonaangevende bedrijven” in het Economisch Bulletin, nummer 8, ECB, 2020.
- Zie het Kader “A preliminary assessment of the impact of the COVID-19 pandemic on the euro area labour market”, Economic Bulletin, Issue 5, ECB, 2020.
- Zie Kader 2 van het artikel “The impact of COVID-19 on potential output in the euro area”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2020.
- De begrotingskoers weerspiegelt de richting en omvang van de stimulans die uitgaat van het begrotingsbeleid op de economie, naast de automatische reactie van de overheidsfinanciën op de conjunctuur. Deze koers wordt hier gemeten als de mutatie van het voor de conjunctuur gecorrigeerde primaire saldo verminderd met de overheidssteun aan de financiële sector. Zie voor meer informatie over het begrip ‘begrotingskoers binnen het eurogebied’ het artikel “The euro area fiscal stance”, Economisch Bulletin, nummer 4, ECB, 2016.
- Zie de Autumn 2020 Economic Forecast van de Europese Commissie.
- Zie het artikel “The initial fiscal policy responses of euro area countries to the COVID-19 crisis”, Economic Bulletin, Issue 1, ECB, 2021.
- Zie de Autumn 2020 Economic Forecast van de Europese Commissie.
- De bespreking in Paragraaf 1.4 is gebaseerd op gegevens uit de tweede prognose van Eurostat, die op 9 maart 2021 is gepubliceerd.
- De factoren achter deze tijdelijke piek in de voedselprijzen worden uitgebreid besproken in het Kader “Recent developments in euro area food prices”, Economic Bulletin, Issue 5, ECB, 2020.
- Zie voor een uiteenzetting over de problemen bij het meten van consumptieprijzen tijdens de pandemie het Kader “Consumption patterns and inflation measurement issues during the COVID-19 pandemic”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2020.
- Zie voor meer informatie het Kader “Regelingen voor werktijdverkorting en de impact ervan op de lonen en op het beschikbaar inkomen”, Economisch Bulletin, nummer 4, ECB, 2020, en het Kader Beoordeling van de loondynamiek tijdens de COVID-19-pandemie: bieden cijfers over contractlonen uitkomst?”, Economisch Bulletin, nummer 8, ECB, 2020.
- Meer informatie over de toezichtsmaatregelen die werden genomen om de kapitaalvereisten en de operationele vereisten voor de banken te versoepelen, is te vinden in Paragraaf 3.3 en in het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2020.
- De Raad van Bestuur kondigde ook aan dat de toekomstige uitfasering van de PEPP-portefeuille in ieder geval zo zou worden gestuurd dat de passende monetairbeleidskoers niet wordt doorkruist. Die herinvesteringsstrategie voor het PEPP zou het risico van een ongerechtvaardigde verkrapping van de financiële voorwaarden temperen.
- Het Eurosysteem verstrekte ook liquiditeit als vangnet, eerst in maart via aanvullende LTRO’s en vervolgens in april door van start te gaan met een reeks van zeven langerlopende herfinancieringstransacties in verband met de pandemie (pandemic emergency longer-term refinancing operations - PELTRO’s).
- Het Eurosysteem streeft een marktneutrale portefeuillesamenstelling na, door in alle landen effecten met alle in aanmerking komende looptijden aan te kopen, op een wijze die de samenstelling van de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied weerspiegelt.
- Zie “Securities lending of holdings under the asset purchase programme (APP) and the pandemic emergency purchase programme (PEPP)” op de website van de ECB voor meer informatie over effectenleningen in het kader van de verschillende programma’s voor de aankoop van activa.
- De ECB publiceert voor het PSPP op maandbasis het geaggregeerde maandgemiddelde van de uitgeleende effecten voor het Eurosysteem en het geaggregeerde gemiddelde bedrag per maand van de als onderpand ontvangen contanten.
- Zie “The financial risk management of the Eurosystem’s monetary policy operations”, ECB, juli 2015.
- Zie ook de pagina “Asset purchase programmes” op de website van de ECB.
- Effecten op onderpand van activa moeten over ten minste twee door een EKBI verstrekte kredietratings beschikken.
- Zie artikel 138, lid 3 b), van het Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91, 2.4.2015, p. 3).
- De emittentenlimiet is het maximale aandeel van de uitstaande effecten van een emittent dat het Eurosysteem mag aanhouden.
- Zie het artikel “De op stabiliteit gerichte monetaire-beleidsstrategie van het Eurosysteem”, Maandbericht, ECB, januari 1999, en het artikel “Het resultaat van de evaluatie door de ECB van haar monetaire-beleidsstrategie”, Maandbericht, ECB, juni 2003.
- Zie Parker M., “The impact of disasters on inflation”, Working Paper Series, Nr. 1982, ECB, november 2016.
- Zie De Haas R. en Popov A., “Finance and carbon emissions”, Working Paper Series, Nr. 2318, ECB, september 2019.
- Zie Benmir G., Jaccard I. en Vermandel G., “Green asset pricing”, Working Paper Series, Nr. 2477, ECB, oktober 2020.
- Zie Agnoletti M., Manganelli S. en Piras F., “COVID-19 and rural landscape: the case of Italy”, Working Paper Series, Nr. 2478, ECB, oktober 2020.
- Zie “Financial Stability Review”, ECB, november 2020.
- Zie “Financial Stability Review”, ECB, november 2020.
- Zie, bijvoorbeeld, “COVID-19 Vulnerability Analysis”, ECB-Bankentoezicht, 28 juli 2020, en Budnik K. et al., “Banking euro area stress test model”, Working Paper Series, Nr. 2469, ECB, september 2020.
- Na de verzoeken tot nauwe samenwerking met de ECB, werd in 2019 de allesomvattende beoordeling van Bulgaarse banken uitgevoerd en in 2020 de zeer uitgebreide beoordeling van Kroatische banken.
- Zie “ECB establishes close cooperation with Bulgaria’s central bank”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 10 juli 2020.
- Zie “ECB establishes close cooperation with Croatia’s central bank”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 10 juli 2020.
- Zie “ECB lists Bulgarian and Croatian banks it will directly supervise as of October 2020”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 11 september 2020.
- Zie “ECB Banking Supervision provides temporary capital and operational relief in reaction to coronavirus”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 12 maart 2020.
- Zie “ECB Banking Supervision provides further flexibility to banks in reaction to coronavirus”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 20 maart 2020.
- Zie McCaul E., “A pragmatic SREP delivers appropriate supervision for the crisis”, The Supervision Blog, ECB-Bankentoezicht, 12 mei 2020.
- Zie “ECB Banking Supervision provides further flexibility to banks in reaction to coronavirus”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 20 maart 2020.
- Zie “ECB allows temporary relief in banks’ leverage ratio after declaring exceptional circumstances due to pandemic”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 17 september 2020. De Verordening Kapitaalvereisten, zoals gewijzigd door de “quick fix” ervan, geeft bankentoezichthouders de toelating om, na raadpleging van de betrokken centrale bank, banken toe te staan blootstellingen aan centrale banken uit te sluiten van hun hefboomratio.
- Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (OJ L 176, 27.6.2013, p. 1), en in het bijzonder artikel 178(2).
- Zie Enria A. en Fernandez-Bollo E., “Fostering the cross-border integration of banking groups in the banking union” The Supervision Blog, ECB-Bankentoezicht, 9 oktober 2020.
- Zie Advies van de Europese Centrale Bank van 8 november 2017 betreffende herzieningen van het crisisbeheerkader van de Unie (CON/2017/47) (OJ C 34, 31.1.2018, p. 17).
- Zie bijvoorbeeld de Guindos L., Panetta F. en Schnabel I., “Europe needs a fully fledged capital markets union – now more than ever”, The ECB Blog, ECB, 2 september 2020.
- Zie “Financiële integratie en structuur in het eurogebied”, ECB, maart 2020.
- Met ingang van januari 2020 is een nieuw statistisch kader voor T2S vastgesteld. Zie het Kader “Changes in the T2S statistical framework” in het T2S Annual Report 2019 voor een overzicht van de belangrijkste veranderingen en de effecten daarvan op de T2S-indicatoren.
- Retrocessieovereenkomsten zijn overeenkomsten waarin de kredietverlenende centrale bank een andere centrale bank toegang geeft tot financiering in de eigen valuta, en activa in die valuta accepteert als onderpand voor de terugbetaling door de lenende centrale bank.
- Zie ook Panetta, F. en Schnabel, I., “The provision of euro liquidity through the ECB’s swap and repo operations”, The ECB Blog, ECB, 19 augustus 2020.
- Zie “ECB starts publishing compounded euro short-term rate (€STR) average rates on 15 April 2021”, persbericht, ECB, 18 maart 2021.
- Overeenkomstig Artikel 141, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikelen 17, 21.2, 43 en 46.1 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 9 van Verordening van de Raad (EG) Nr. 332/2002 van 18 februari 2002.
- Overeenkomstig Artikel 122, lid 2, en Artikel 132, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 8 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 407/2010 van 11 mei 2010.
- Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 10 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 2020/672 van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak.
- Overeenkomstig Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 3, lid 5, van de EFSF-Kaderovereenkomst).
- Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 5.12.1 van de algemene voorwaarden voor overeenkomsten inzake financiële bijstand in het kader van het ESM).
- In de context van de overeenkomst inzake de kredietfaciliteit tussen de lidstaten die de euro als munt hebben (behalve Griekenland en Duitsland) en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (handelend in het algemeen belang, onderworpen aan de instructies en met de waarborg van de Federale Republiek Duitsland) als kredietgevers en de Helleense Republiek als kredietnemer en de Bank of Greece als agent voor de kredietnemer, en overeenkomstig Artikelen 17 en 21.2 van de Statuten van het ESCB en Artikel 2 van Besluit ECB/2010/4 van 10 mei 2010.
- Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hebben de EBA op grond van Artikel 430c van de Verordening Kapitaalvereisten gemandateerd om een haalbaarheidsstudie uit te voeren, met het verzoek om de input van het ESCB hierin te betrekken.
- Zie de ECB-berichtgeving hierover: ECB communication to reporting agents on the collection of statistical information in the context of COVID-19, ECB, 15 april 2020, en ECB communication to reporting agents on the extension of deadlines for the reporting of statistical information in the context of COVID-19, ECB, 29 april 2020.
- Zie het artikel European financial integration during the COVID-19 crisis in het Economic Bulletin, nummer 7, ECB, 2020.
- De enquête wordt op maandelijkse basis uitgezet, momenteel in de zes grootste eurolanden onder ongeveer 2.000 respondenten in Duitsland, Spanje, Frankrijk en Italië en 1.000 respondenten in België en Nederland.
- Voorbeelden van op de kredietnemer gebaseerde maatregelen zijn beperkingen van bijvoorbeeld de loan-to-value-ratio en de loan-to-income-ratio.
- Zie bijvoorbeeld de online ECB-workshop “Tracking the economy with high frequency data”, 16 oktober 2020; Eraslan, S. en Götz, T., “An unconventional weekly economic activity index for Germany”, Technical Paper Series, No 2, Deutsche Bundesbank, 2020 en Delle Monache, D., Emiliozzi, S. en Nobili, A., “Tracking economic growth during the COVID-19: a weekly indicator for Italy”, Note COVID-19, Banca d’Italia, 27 januari 2021.
- Niet-naleving omvat onder meer: (i) gevallen waarin een nationale overheid heeft nagelaten de ECB te raadplegen met betrekking tot voorgenomen wettelijke bepalingen op haar werkterrein; en (ii) gevallen waarin een nationale overheid de ECB formeel heeft geraadpleegd maar haar niet voldoende tijd heeft gegund de voorgenomen bepalingen te toetsen en tot een oordeel te komen voordat deze bepalingen in werking traden.
- Zie Dall’Orto Mas, R., Vonessen, B., Fehlker, C. en Arnold, K., “The case for central bank independence: a review of key issues in the international debate”, Occasional Paper Series, No 248, oktober 2020.
- Voor een bespreking van de toestand, ontwikkeling en sociaal-demografische uitsplitsing van het vertrouwen van de burgers in de ECB en hun steun voor de euro, zie "Citizens’ attitudes towards the ECB, the euro, and Economic and Monetary Union” Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2020.
- Zie de communiqués over het ERM II op de website van de ECB (Bulgarije en Kroatië) en de schriftelijke aanvragen van die landen met de lijsten met toezeggingen die aan de toetreding voorafgaan en erop volgen (Bulgarije en Kroatië).
- Zie voor meer informatie Paragraaf 4.1 van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden voor 2020.
- Zie voor meer informatie “The European exchange rate mechanism (ERM II) as a preparatory phase on the path towards euro adoption – the cases of Bulgaria and Croatia”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2020.
- In februari 2020 nam Yannis Stournaras de verantwoordelijkheden van voorzitter van het Auditcomité op.